CD★★★☆☆
Op zijn nieuwe soloplaat klinkt Lindsey Buckingham als een opgefokte veertiger
Ik hou van Neil Finn, maar zonder de man die hij verving op Werchter Boutique 2019 was Fleetwood Mac nooit meer dan een flauwe afspiegeling van het origineel. Omgekeerd doet de zevende, titelloze soloplaat van die man, Lindsey Buckingham dus, onvermijdelijk denken aan Fleetwood Mac: de backing vocals klinken vaagweg als Stevie Nicks of Christine McVie, de ritmes van ‘Scream’ en ‘On the Wrong Side’ herinneren aan de klassieke dubbelaar ‘Tusk’ uit 1979, en Buckinghams favoriete gitaar (waarvan het timbre het midden houdt tussen elektrisch en akoestisch) is ook hier alomtegenwoordig. De zanger mag dan 71 zijn en een openhartoperatie achter de rug hebben, hij klinkt bijwijlen als een opgefokte veertiger. Bijdetijds is ‘Lindsey Buckingham’ daarom nog niet: songs als ‘Blind Love’ en ‘Time’ doen meer denken aan pakweg Roy Orbison.
Kortom, een goeie maar op geen enkel moment buitengewone plaat. Hoe kan het dat iemand die ooit de ene wereldhit na de andere schreef nu al dertig jaar geen enkele écht memorabele song meer afscheidt? Het blijft me intrigeren.