Zijn 5 beste backingbands
Putain, putain, c’était magnifique!
Le plus beau heeft in de loop van zijn carrière kunnen rekenen om een aantal van les plus merveilleux backing bands die een frontman zich wensen kan. Wij zetten de – naar onze bescheiden mening – vijf beste en belangrijkste op een rijtje.
1. T.C. Matic
Een keuze die vermoedelijk weinig boze lezersbrieven gaat opleveren. De groep die aanspraak kan maken op de titel van ‘Beste Belgische groep aller tijden’. Putain, putain, c’était magnifique: Rudy Cloet op drums, Ferre Baelen op bas, Serge Feys op toetsen, Jean-Marie Aerts op gitaar, en le blus beau au micro. Vier platen maakten ze samen (voor de laatste, ‘Yé-Yé’, werd Baelen vervangen door Nederlander Michael Peet), en live was T.C. Matic zes jaar lang een pletwals. Een toen het gedaan was, was het ook echt gedaan. Geen reünie, nooit. Ondanks de vele geruchten, aanbiedingen en smeekbedes. Het was goed geweest. Heel goed.
2. The Subrovniks
Rudy Cloet zat terug achter de drums toen Arno in 1994 voor de opnames van ‘Water’ The Subrovniks in zijn rug verzamelde. François Garny, een jazzbassist die onder andere ook bij Adamo, Philip Catherine, Joe Satriani en Ginger Baker speelde, vervoegde na zijn intrede op ‘Idiot Savants’ van een jaar eerder voltijds de groep. Ook toetsenman en accordeonist Ad Caminotto werd permanent toegevoegd, maar de belangrijkste nieuwe verschijning was Geoffrey Burton, een jonge gitarist uit Gent die ook op banjo en mandoline uitstekend uit de voeten kon, en gedurende vele jaren zowel in de studio als op het podium de rechterhand van Arno zou blijven. ‘Water’ was geen meesterwerk, maar The Subrovniks zorgden ervoor dat Arno in de jaren negentig zijn derde en vierde adem vond. The Subrovniks zouden slechts één plaat blijven bestaan onder die wat gekke naam, maar bleven wel integraal aan zet voor opvolger ‘À la Française’ uit 1995.
3. De ‘Charlatan’-band
Arno mocht na het heengaan van T.C. Matic dan wel solo gaan, Jean-Marie Aerts en Serge Feys bleven aan boord voor de opnames van zijn solodebuut ‘Arno’ uit 1986, en zouden samen met Rudy Cloet nog jarenlang losvast deel uitmaken van zijn backingbands. Na het gematigde succes van zijn debuut besloot Arno om voor opvolger ‘Charlatan’ in zee te gaan met Holger Czukay van Can, die zijn collega en Can-gitarist Michael Karoli meebracht om een oogje in het zeil te houden. Jean-Marie Aerts bleef op zijn plaats, maar met Alain Goutier op bas, Jean-Pierre Onraedt op drums, en Czukay op toetsen en Franse hoorn, zorgde dat extra stukje krautrock-pedigree voor wellicht de beste soloplaat in het oeuvre van Arno.
4. Charles and the With Trash European Blues Connection
In 1998 besloot Arno om nog eens loos te gaan op een plaat die een mix was van eigen songs (‘No Job No Rock’, ‘Cry Like a Man’, ‘Americans’) en covers (‘Death of a Clown’ van Ray Davies, ‘Commit a Crime’ van Chester Burnett, ‘You Gotta Move’ van Mississippi Fred McDowell). De gelijknamige plaat was meer dan degelijk, live speelden ze – Geoffrey Burton op gitaar, Alan Gevaert (later dEUS) op bas en Herman Cambré op drums - in de Velinx in Tongeren het beste concert wat ik ooit van Arno zag. Zelfs het intromuziekje herinner ik mij nog: ‘To Bring You My Love’ van PJ Harvey.
5. Freckleface
Bezwaarlijk één van de beste, maar wel de belangrijkste omdat het de groep was waarin Arno zijn eerste voorzichtige stappen als frontman zette. Freckleface werd in 1970 opgericht door bassist-zanger Paul Vandecasteele, die na een paar maanden vier groepsleden alweer zag vertrekken, en besloot om Oostendenaar en mondharmonicaspeler Arno Hintjes erbij te halen. Hintjens bracht zijn vriend en gitarist Paul Decoutere uit Blankenberge mee, Jean Lamoot nam plaats achter de drums. De groep bracht slechts één plaat uit, ‘Freckleface’ (1972), live opgenomen in één namiddag in de kantine van het Sint-Barbaracollege in Gent. Arno zingt twee van vijf songs - ‘Trouble in Mind’ en ‘Hold My Hand’ – maar maakt weinig indruk, mede doordat de technici die werden ingehuurd gelouterd waren in het opnemen van… kinderkoren. Van de duizend exemplaren die van ‘Freckleface’ werden gedrukt, worden er maar een paar honderd verkocht. Een bui die de groep al had zien hangen, want nog voor de release wordt Freckleface al ontmanteld. Enkele maanden later nemen Arno en Paul Decoutere ‘Trouble in Mind’ opnieuw op als Tjens Couter, en de rest is, was, en zal voor altijd geschiedenis blijven.