ColumnSpinal Serge
Serge Simonart: ‘Ik heb een gezond libido, maar tegen Bill Wyman kon ik niet op’
Elke week buigt Serge Simonart, Humo’s eminentste popkenner ten westen van Clement Peerens, zich over muziek van vroeger en nu
Na twee jaar heeft de pandemie hele stadsbeelden verteerd: overal zijn winkels en restaurants over de kop gegaan. In Londen stelde ik onlangs vast dat het restaurant Sticky Fingers niet meer bestaat. Dat was twintig jaar lang de veredelde burgertent van bassist Bill Wyman, die na zijn vertrek bij The Rolling Stones zijn zeeën van vrije tijd verdeelde over drie passies: vrouwen, archeologie en eten. Bill heeft misschien wel duizenden fans aan zijn degen geregen.
Ik heb Bill een keer of acht ontmoet. Eerst in zijn villa in Saint-Paul-de-Vence, later in Nice en Parijs en in zijn informele fingerfoodrestaurant, waar het eten vet was maar de door hemzelf uitgekozen diensters jong en knap waren. Een joviale, boeiende, genereuze maar ook wat rare man, die Bill Wyman. Zou u ontslag nemen uit de grootste rockgroep aller tijden? Keith Richards verklaarde ooit dat ‘niemand de Stones verlaat tenzij in een houten kist’ maar Bill had geen zin meer in eindeloos touren en had ook alle vrouwen al een keer gehad. Die van Keith en Mick en Brian en Ronnie inbegrepen.
Ik zie hem nog zo voor me, zijn grijzende haar steevast bruin geverfd. Hoe hij met twinkelende ogen een anekdote vertelde, waarbij zijn blik telkens als een dienster onze tafel passeerde afdwaalde naar anatomie die interessanter was en meer potentieel bood dan mijn ogen. Af en toe kwamen fans zijn handtekening vragen. Die gaf hij met de glimlach en een stevige handdruk aan de jongens, en met zijn telefoonnummer aan de meisjes. Want Sticky Fingers was natuurlijk een honey trap, een middel om een doel te bereiken. Ik heb een gezond libido, maar tegen Bill kon ik niet op.
Eén keer passeerden twéé meisjes. Blonde. Zweedse. Broederlijk delen kwam niet in hem op. Hij verdween met de twee en twee minuten later serveerde een dienster me nog een fajita en een margarita: ‘Van het huis, met de complimenten van Bill.’ Nooit werd het begrip ‘troostprijs’ zo genadeloos op mijn ziel gekerfd als die dag.
Nu Bill Sticky Fingers heeft verkocht, neem ik aan dat de impotentie heeft toegeslagen en het lokaas geen functie meer heeft. Het pand in Phillimore Gardens, aan de rand van de poepchique wijk Holland Park, wordt nu ingenomen door een middelmatig Japans restaurant dat Flesh & Buns heet. De uitbater bespeelt geen enkel instrument. Zelfs niet de clitoris, wed ik. Alles gaat teloor.