Concert★★★1/2
Sylvie Kreusch in de AB Club: funkier than a mosquito's tweeter
Het was een kutjaar voor Sylvie Kreusch. Na meer dan vijf jaar liep haar relatie met Balthazar-frontman Maarten Devoldere op de klippen. Warhaus, hun muzikale liefdeskind, ligt even in brokken. Maar nu heeft Kreusch een nieuwe solo-ep, en kan ze weer doen waar ze zo onnavolgbaar goed in is: pronken op het podium.
Sylvie Kreusch is geen kaarsje in de wind. Gebroken hart of niet, ze danste gisteravond. En ze deed dat zoals ze dat bij Warhaus en haar jeugdgroep Soldier’s Heart daarvoor deed: schurken tegen het statief, haar schouders laten deinen op de drums, door de knieën gaan bij een uitlopende klinker, sidderen onder de sax. Een hele set lang had haar lichaam de aangrijpingskracht van een zoemend, knipperend neonbord. Sylvie was een spektakel.
Een mens zou vergeten dat er ook muziek was, en een achtkoppige (!) band. De tamboerijn van Falk Schrauwen en de koortsige sax van Mattias De Craene joegen de eerste twee tracks tot diep in de voodoosfeer waarin Kreusch zich inmiddels zo natuurlijk beweegt. Je hoorde Afrikaanse invloeden, het tempo zwiepte als een Django Reinhardt-instrumental.
Meteen daarna was het een eerste keer ráák. ‘Landed on this planet / All I do is dance’, zong Kreusch in ‘Please to Devon’, en het klonk nog zoveel aanstekelijker dan op haar nieuwe ep Bada Bing! Bada Boom! De vier achtergrondzangeressen - met Eefje de Visser en Tsar B, quoi - deden van kreetjes en handclaps, de djembés en bongo’s sloegen funkier than a mosquito’s tweeter. De voodoo queen zelf maakte intussen aapachtige bewegingen met haar armen. Het was weird. En in ons boekje staat weird gelijk aan goed.
‘Where are my girls?’, vroeg Kreusch, nadat drummer Simon Segers de exotisch rinkelende popsong ’Flaunt It, Try It’ had aangetikt. Drie danseressen verschenen op de planken. Aan hun witte gewaden en bezeten lichamen te oordelen was dat om de term witching hour van oren en poten te voorzien. De track zelf, opnieuw met die Afrikaanse percussie en aangevuld met pronte ha!’s en damn!’s van de backing vocals, klonk als weinig anders in de Belpop. Hier was dat een compliment. En intussen wenste je dat iemand een extra paar ogen op je hoofd had geschroefd. Want geen filmster of mannequin kan pronken zoals deze Kreusch dat kon. Tot ze alles even fijntjes en in ongegeneerd Antwerps doorprikte: ‘Ligt mijn haar nog goed?’
Het was niet altijd vuurwerk. Een paar keer verdween De Craene met zijn sax van het podium, waarna de gitaar een prominentere plaats opeiste. Op zulke momenten dreigde de set te stranden op alledaagse pop. Waar de songs daarnet nog met zweet en rode wijn bespat leken, begon je nu gewoon refreinen en bruggetjes te zien. Het was alsof iemand de dimlichten geleidelijk aan het opendraaien was.
Maar Kreusch maakte het weer donker. Ze legde alles stil voor een a cappellaversie van ‘Wild Love’, waarin haar recente breuk met Maarten Devoldere nagalmde: ‘The deeper you go in / The more and more and more I try’. En ze sloot af met het mooie ‘Belle’, een ballad die schipperde tussen de zwart-witromantiek van Françoise Hardy en de rauwe emoties van Lana Del Rey. Als Kreusch de tribale ritmes ooit besluit te verlaten, dan heeft ze hier een spoor om verder te verkennen.
Het hoogtepunt van de set? ‘Come Around’. Een nieuw nummer, en nog helemaal groen achter de oren. Maar hoe Kreusch kreunde op het woord ‘soul’. En hoe De Craene kreunde op zijn sax. De openingsscène van Mulholland Drive had ook zo’n scheve sax. En weet je wat: er zijn slechtere films dan Mulholland Drive.