2 jaar later: de crash van Germanwings-copiloot Andreas Lubitz door de ogen van de bergbewoners
Seyne-les-Alpes is een dorp in de Zuid-Franse Alpen. 1.260 meter hoog, 1.446 inwoners. Na schapenboeren en veehouders, skiërs en kampeerders zijn er nieuwe mensen opgedoken: nabestaanden. Want op 24 maart 2015 was het nabij Seyne dat copiloot Andreas Lubitz een Airbus met 149 inzittenden tegen een bergwand deed crashen. ‘Met mijn 4x4 was ik één van de eersten op die plek, en wat ik daar zag...’
'Het gedrag van de journalisten was haast schokkender dan de ramp zelf'
undefined
Om 19 uur zijn de bergen voorbij Gap donkere zwijgende koppen in de avond. Het laatste licht zijn m’n koplampen. De opgelapte asfaltweg wringt zich 15 kilometer in bochten tussen de rotswand en de stenen borstwering boven het ravijn, en dan ben ik in de vallei van Seyne.
Het huis van de chambre d’hôte is hoog en oud. De kamer heeft een kinderslee als klerenhanger. Na mijn aankomst kan ik meteen aan tafel met Marc, Karine en hun twee kinderen.
Het was een overrompeling, zeggen ze. Er waren honderden gendarmes. En politie, Rode Kruis, brandweer, civiele bescherming, en zeker zevenhonderd journalisten. Aanvankelijk was er veel solidariteit, tientallen bewoners en eigenaars van vakantiewoningen wilden hun huis openstellen voor de nabestaanden. Zij ook, maar na twee dagen hadden ze hun aanbod weer ingetrokken. ‘We konden die mensen geen rust garanderen. Voortdurend kwamen journalisten aankloppen om te vragen of er familieleden logeerden.’ In het hele dorp werden de mensen lastiggevallen, het leek of er ‘een jacht’ was geopend. Algauw zocht Lufthansa (de moedermaatschappij van Germanwings, red.) hier geen logies meer, maar in plaatsen op 30, 40 kilometer van Seyne.’
undefined
'Er waren alleen maar kleine wrakstukken, geen brokstuk was groter dan een tafel.'
undefined
Uiteengespat
Een koude ochtendzon boven de bergen. Het heeft gevroren en er staat een strakke mistral. Seyne was het zenuw- en crisiscentrum: hier werden de familieleden eerst opgevangen, hier werden scholen en vakantiekolonies vrijgemaakt voor de hulpdiensten, hier gebeurde de identificatie van de stoffelijke overschotten. Maar het echte dorp van de crash ligt verderop, langs de D900. Het zijn dunbevolkte kilometers met een enkel gehucht waar de sneeuw al weken is blijven liggen omdat de straten zo donker en smal zijn. En dan is er Le Vernet, het dorp aan de voet van het ‘rampmassief’.
Richard Bernard (66) is één van de 140 inwoners. Zijn jachthonden blaffen naar de vreemdeling. De vroegere schapenboer en veldwachter woont hier afgelegen, met een moestuin waar in het voorjaar nog een jonge wolf opdook. Hij wijst de hooggelegen alpenweiden aan waar in de zomer koeien en schapen grazen, daarachter zag hij die dag rook opstijgen. ‘Met mijn 4x4 was ik één van de eersten op die plek, en wat ik daar zag…’ Hij kan niet verder praten, schudt het hoofd als om de herinnering af te schudden.
Het dorp wist niks van een crash, men dacht aan een brand, maar ‘plots scheerde een Mirage van de luchtmacht over, dus moest het ernstig zijn.’ Later bleek die de lucht in te zijn gestuurd omdat de copiloot het radiocontact had verbroken. ‘Men vreesde een aanslag op een nabije kerncentrale, die Mirage moest dat ‘vijandige vliegtuig’ onderscheppen en eventueel neerschieten.’
‘Ik heb wat mensen opgetrommeld en met twee 4x4’s en één quad zijn we vertrokken.’ Er waren plaatselijke gendarmes mee, die hadden geen geschikt vervoermiddel om op slechte boswegen over sneeuw en ijs te rijden.
Richard is jager en kent de bergen als z’n broekzak. Hij wist dat ze naar de Col de Mariaud moesten, daar waren helikopters geland. Op die col moesten ze hun voertuigen achterlaten en via een besneeuwd slingerpad afdalen naar de rivier: ‘In dat water dreef kerosine en er hingen lichaamsdelen tot in de bomen.’
Ze zochten naar het vliegtuig, ze wilden op zoek naar overlevenden, maar zagen geen romp of cabine: ‘Alleen maar kleine wrakstukken, geen brokstuk was groter dan deze eettafel. Het vliegtuig is uiteengespat tegen de bergwand, en de resten zijn naar beneden gestort. Er viel niemand meer te redden.’
Eén man uit de equipe had heimelijk enkele macabere foto’s genomen. Hij werd de volgende dag gearresteerd en ondervraagd, en ook bij een jager uit een ander dorp werd een huiszoeking uitgevoerd; hun beider fotomateriaal werd in beslag genomen. ‘Ik had ook een smartphone, maar geen énkel moment heb ik aan fotograferen gedacht; het was te gruwelijk.’
undefined
undefined
'Jonge, goedkope Roemeense 'witpakken' kwamen de met metaal en kerosine vervuilde aarde afgraven. Lufthansa had ze uit een land laten komen waar minder persaandacht was.'
LOCKERBIE
Camping Lou Passavous wordt al elf jaar uitgebaat door het Nederlandse koppel Ed en Astrid van der Beek. Hun camping was nog gesloten, maar de burgemeester van Le Vernet kwam hen opzoeken met de vraag of ze wilden tolken voor de familie van het éne Nederlandse slachtoffer. En zo kwamen zij twee dagen na de crash in de afgebakende zone van de nabestaanden terecht.
Ed «De journalisten werden op een afstand gehouden met hekken, en het zicht op de nabestaanden werd afgeblokt door een rij autobussen van de gendarmerie. Per bus van veertig inzittenden werden de families gebrieft. Ik zie ons daar nog staan, iedereen gebogen in stilte. Tot ineens een familielid van een Venezolaans slachtoffer uit de rij brak en op de grond stortte. Die man woelde in het gras, trok stenen los, legde ze op elkaar, en maar roepen en snikken. Vreselijk, om te moeten toekijken op dat immense verdriet.»
Nog altijd houden ze contact met de familie van de 20-jarige Iris Claassen, het slachtoffer uit het Nederlandse Deurne. Zo mailden ze foto’s van de rampplek om te laten zien hoe de berg eruitziet in de winter.
Astrid «Door ons lijkt die sterfplek van hun dierbare nu minder veraf en abstract. Door ons hebben ze een soort nabijheid.»
In de eerste maanden regelde Lufthansa het familiebezoek, meestal werden de nabestaanden aangevoerd in geblindeerde busjes. ‘Nu komen ze ook op eigen houtje. We hebben al een Spaanse familie op de camping gehad.’
Astrid en Ed zagen het aantal gasten niet afnemen, ‘maar bij de dorpsbewoners leeft de angst dat men Seyne en Le Vernet alleen nog met die ramp gaat associëren en niet met bergen en natuur. Wat begrijpelijk is. Bij Lockerbie denk je ook niet aan de natuur in Zuid-Schotland.’
Ze vertellen over de Roemeense interimarbeiders die nog maanden bezig waren met het schoonmaken en depollueren van de site. In de eerste weken hadden gendarmes en brandweerlui de wrakstukken en lichaamsresten geborgen. Wat dan nog restte aan metaal en door kerosine vervuilde aarde werd afgegraven. Het kwam in laadzakken terecht en werd door heli’s weggevlogen om elders getrieerd te worden: ‘Zes weken lang lag het dorp onder helikoptergeraas.’
Later hoor ik dat de jonge Roemeense ‘witpakken’ hun verblijf niet uit mochten en ook dagelijks gefouilleerd werden als ze terugkwamen van de plek. De Oost-Europese ‘afgravers’ waren niet alleen goedkoop, Lufthansa had ze ook bewust uit een land laten komen waar minder persaandacht was.
undefined
undefined
'Op 13 november 2015 zaten 1.200 inwoners van Seyne en Le Vernet in het Stade de France. Het dorp dat van een ramp kwam, was opnieuw in een tragedie beland.'
Stade de France
En dan kwam de dertiende november in Parijs. Twaalfhonderd inwoners van Seyne, Le Vernet en omgeving waren daar tijdens de aanslagen…
Ed «Het was een geste van Lufthansa. Om de verbroedering tussen de twee landen te beklemtonen mochten we de match Frankrijk - Duitsland bijwonen. Met bussen tot Lyon, dan met de tgv naar Parijs voor een receptie, toespraken en een diner, en daarna naar het Stade de France. Tijdens die match was er die enorme explosie, we voelden die luchtverplaatsing! In het stadion hebben ze meteen alle mobiele telefoonverkeer geblokkeerd opdat niemand van de aanslagen zou weten en om paniek te voorkomen. Wij dus gezellig staan juichen, tachtigduizend toeschouwers die van niks wisten!»
Pas na de match, bij het verlaten van het stadion, zagen ze zwaarbewapende agenten en kregen ze alarmerende telefoontjes van familie. De groep raakte ook uiteengeslagen ‘toen van elders honderden mensen in paniek naar het stadion kwamen gerend, je moest meerennen of je werd onder de voet gelopen’. Pas om halftwee ’s nachts zaten ze weer in de bus. Verslagen. Het dorp dat van een ramp kwam, was opnieuw in een tragedie beland.
undefined
undefined
'De gendarmes moesten als alpinisten lichaamsresten bij elkaar zoeken. Ze verdienen een medaille!'
CLASSICO
De koude mistral jaagt stofstormen over het bleke gras, we wandelen het korte eind tot aan de gedenksteen. ‘Sommigen brengen hier aarde naartoe van thuis, andere nabestaanden nemen hier als souvenir bergstenen of plantjes mee.’
Op 24 maart worden voor de herdenking zeshonderd nabestaanden verwacht, en honderden professionele en vrijwillige hulpverleners. Astrid wijst het basisschooltje aan waar een jaar geleden nog acht kinderen zaten, nu is het een permanent kantoor van Lufthansa. Tegen de houten wand zit een live webcam, zodat nabestaanden wereldwijd het bergmassief en de Col de Mariaud kunnen zien.
undefined
'In ons dorp werd er bij elk huis aangeklopt, alsof de jacht op de nabestaanden geopend was'
Er is een vlag voor de achttien nationaliteiten van de slachtoffers (onder wie 72 Duitsers, 51 Spanjaarden en ook een Belg) en er is een rouwkapel. Een kleine chalet met kaarsen, rouwlinten en tien tafels vol foto’s van vooral jonge mensen. Foto’s op huwelijken en fuiven, foto’s aan zee, foto’s bij de kerstboom, foto’s op een caféterras. Elk gezicht vrolijk. Nergens is er verdriet. Zo zijn de doden vereeuwigd. Poserend voor het leven.
Le Vernet is een klein dorp, en haast zo stil en roerloos als de bergen erboven. De donkere 17de-eeuwse kerk ruikt naar kaarsenvlam en de doden liggen hier nog in een kring om de toren. Bij dat kerkhof ligt een extra grasveld, met vijf betonnen tombes. Vier tombes zijn anoniem, daarin zijn de drieduizend lichaamsdelen bijgezet die men nog vond nadat er genoeg lichaamsresten waren verzameld om het DNA-profiel van de 150 inzittenden vast te stellen. De vijfde tombe is het graf van Milad Hojjatoleslami, de Iraanse sportreporter die in Barcelona de classico tegen Real Madrid had bijgewoond, en ook de enige van de vlucht Barcelona-Düsseldorf die hier begraven is. De bloemstukken hebben hun eigen stilte, de plasticfolie krakend in de wind.
undefined
undefined
'De gedenksteen in Le Vernet. Vlakbij is ook een webcam, zodat nabestaanden wereldwijd het bergmassief kunnen zien. 'Ze willen in de buurt zijn.'
Verdwaalde journalisten
Op de middag eet ik in Café du Moulin. Werkmannen bestellen er hun menu du jour en kijken nooit meer naar de bergen door het raam. Ze volgen het paardenrennen op tv. Naast dat scherm een everzwijnenkop met een dwaze rode hoed op zijn zwarte oren. Patron Jean-Jacques heeft een boek te koop: ‘Retour au Vernet – Mon village après le crash’. Het is geschreven door Nicolas Balique, journalist en broer van de burgemeester.
Balique was als één van de eersten met een camera ter plaatse, dat relaas van zijn ‘speurtocht’ is in het boek te lezen. Ook gaat het over het opvangwerk in de dorpen, de burgemeester die vijf uur bezig was met het opstellen van de 150 overlijdensaktes, en de overrompeling door de media, ‘met alle voertuigen en schijnwerpers leek Seyne op een internationale luchthaven’. De opdringerigheid van sommige journalisten beschrijft hij ook: ‘Met tientallen liepen ze door het dorp; als één bewoner in een microfoon sprak, werd hij nadien overvallen door een horde.’ Tegelijk werd verwoed aan deuren geklopt, niet alleen om nabestaanden, maar ook om wifi te vinden. Die vond men in de wachtzaal van de dokter: ‘Ze zaten ongevraagd op de vloer, de laptop op hun knieën, zich niks aantrekkend van de onthutste patiënten.’
Intussen gingen anderen op zoek naar de rampplek, goed wetend dat die hermetisch was afgesloten. Bewoners werd gevraagd om te gidsen, wat ze weigerden, en dan werd gepoogd om een quad ‘of zelfs een tractor’ te huren. Anderen trokken zwarte kleding aan en gingen ’s nachts met een gps onderweg. ‘Onvertrouwd met het nachtelijke terrein, raakten enkele journalisten verdwaald op de steile berghellingen, ze moesten door de gendarmerie worden ontzet.’
Balique citeert ook kwade bewoners: ‘Waarom laat Lufthansa zo’n gek toe in de cockpit? Waarom heeft hij zich niet opgehangen aan een boom?’
undefined
undefined
'Christelle Bartoli ving acht maanden nabestaanden en bergingswerkers op in de gîte L'Inattendu: 'Toen kon ik het psychisch niet meer aan. Ik heb m'n pension verkocht.'
PERIMETER TEGEN WOLVEN
Nicolas Balique sprak ook met Christelle Bartoli, de uitbaatster van de gîte d’étape in Le Vernet die zowel pers, Lufthansa, gendarmes, nabestaanden als Roemeense schoonmakers heeft gelogeerd. Ooit koos ze voor dat pension de naam L’Inattendu (!), nu woont ze niet meer in Le Vernet: alles is verkocht ‘vanwege te veel stress’. Ik bel haar op een adres ver van de rampplek.
Christelle Bartoli «Ik ben acht maanden ter plaatse gebleven. Onze gîte d’étape was helemaal ingenomen door bergingswerkers en veiligheidsdiensten. Tezelfdertijd kwamen hier ook families, omdat ik vlakbij een rouwkapel had ingericht. Zo is mijn naam rondgegaan in Duitsland en Spanje. Na maart heb ik bijna elk weekend bezoek gehad van nabestaanden, er waren zelfs weken dat ik élke dag families en vrienden van de slachtoffers zag.»
In de zomer kreeg ze meermaals ramptoeristen aan de deur.
Bartoli «Die me vlakaf vroegen of ik geen stukjes van het vliegtuig verkocht! Sommige vakantiegangers waren op weg naar het zuiden en hadden honderden kilometers omweg gemaakt: of ik hen de weg naar de rampplek kon tonen. Die ‘wandelaars’ zijn altijd opgepakt, eerst door de gendarmes, later door de privébewakers van Securitas die Lufthansa had ingehuurd. Geharde types: ex-militairen die in het Midden-Oosten hadden gevochten, ex-bodyguards, zelfs ex-soldaten van het vreemdelingenlegioen. Ook ’s nachts hielden ze alle beweging in het oog, met infraroodkijkers.»
undefined
'Ik kreeg meermaals ramptoeristen aan de deur die me vroegen of ik geen stukjes van het vliegtuig verkocht'
Mensen van de plek weghouden lukte, met dieren ging dat moeilijker.
Bartoli «Vanwege de lichaamsresten moest de bewaking ook wolven, vossen en everzwijnen op een afstand houden. Die dieren valt niks te verwijten, hun instinct zegt dat daar voedsel is. Er zijn zeker ook arenden, gieren en kraaien geweest, die heeft men niet altijd kunnen wegjagen; bij hun nesten zijn kleine stukjes mensenbot teruggevonden, zo is de natuur.»
Op 1 december heeft ze de zaak verkocht. Vanwege de zware psychische belasting.
Bartoli «Acht maanden lang heb ik alleen maar eten gemaakt, kamers verschoond en nabestaanden opgevangen die op alle uren van de dag konden binnenvallen. Ik zag m’n kinderen niet meer, ik zag ons huis in de Lubéron niet meer, ik zag alleen nog mensen die met de ramp te maken hadden. Zelfs de bergen zag ik niet meer, ik zat constant tussen de muren van mijn gîte.
»Mijn man en kinderen moesten mij komen bezoeken, ik kon daar niet weg. Ik wou die mensen en die plek niet in de steek laten. Tot het te veel werd.»
Al die maanden had ze geen psychische bijstand: ‘j’avais pas le temps,’ zegt ze flegmatiek, ‘met werk van vier uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds’. Nu gaat ze elke week naar de psycholoog en nu begrijpt ze hoe ze geprangd zat tussen twee extremen: ‘Aan de ene kant waren er de bergers en de schoonmakers die een spreekverbod hadden, maar die soms toch hun hart luchtten over wat ze allemaal vonden op de site, de lichaamsresten, de persoonlijke bezittingen. En tegelijk zag ik nabestaanden die met liefde over hun dierbare spraken, die – vaak met foto’s – iemand beschreven, zodat het leek alsof ik die persoon al jaren kende. Dat slingeren tussen liefde en leven versus die lugubere beelden, dat viel niet te rijmen. Het blijkt moeilijker te dragen dan ik me kon voorstellen.’
Massagraf
‘Je zou beter deze voormiddag gaan,’ belt Richard Bernard, ‘straks gaat het weer omslaan’. Hij heeft kunnen regelen dat ik met de auto naar de Col de Mariaud mag rijden, een grindweg die normaal voorbehouden is aan voertuigen van boeren en gemeentediensten. Vanop die kam van 1.580 meter kan ik verder te voet, langs een verharde piste die door Lufthansa is aangelegd voor de berging.
Ik stap over oude sneeuw, de ijskorst breekt en maakt lawaai tussen de stille bomen. Dat hier een luchtcorridor is, zie ik boven m’n hoofd. Zo veel vliegtuigen die hun weg vervolgen, met witte condenssporen boven het blauw van de Alpen. Soms dwarsen de contrails elkaar, met een groot kruis in de azurenlucht.
Ik denk aan de copiloot en die ‘geluidloze minuten’ in de cockpit. Hij ging van 11.500 naar 1.600 meter in acht minuten. Tijdens die ‘landing’ reageerde hij niet en was ‘alleen zijn rustige ademhaling te horen in zijn zuurstofmasker’. Vanwaar die kalmte? Vanwege z’n medicatie? Vanwege het weldra verlost zijn uit zijn psychisch lijden? Of het zich eventjes sterker voelen dan die machtige luchtvaartmaatschappij: de ultieme gezagvoerder te zijn die kon beslissen over zo veel leven en dood?
Eén wandelaarster heeft het toestel als laatste gezien. Ze was bij een bosrand, hoorde plots naderende motoren, zag een schaduwflits en keek omhoog tegen de neus, de vleugels, de buik en het ingetrokken landingsgestel van de Airbus. Toen verdween het enorme toestel over de kam, acht seconden later was er ‘geen explosie’, alleen een zwarte paddenstoelwolk.
Na een halfuur sta ik aan de voet van het trechtervormige dal: een plek die ooit alleen bekend was bij ervaren bergwandelaars en jagers op moeflons (soort wilde schapen, red.). Hier is het vliegtuig 200 meter hoger tegen de bergwand gevlogen, pal in dat sombere steengruis. Van de crash is geen spoor meer. Toch is deze site nog altijd afgesloten met hekken en lange stukken betonijzer. Er hebben al tal van families gestaan, er zijn bloemen en kaarsen. Een beek voert het smeltwater van de winter weg. In de pijnbomen kwetteren de koolmezen. Opgewekte vogels bij dat massagraf, het is niet anders, het is bijna lente.
undefined
undefined
'De mensen begrijpen dat er pers komt als Merkel, Hollande en de Spaanse premier arriveren, maar zo’n circus hadden ze zich nooit kunnen voorstellen.'
Point noir
’s Namiddags is het donker, met sneeuw en regenvlagen. Ik rij kilometers door aanpalende valleien, ruw en soms onherbergzaam terrein. Het toerisme is er bescheiden, eerder familiaal van aard, Seyne en Le Vernet zijn geen trekpleisters, ze liggen veeleer weggedoken tussen grotere centra als Gap, Digne en Barcelonette. In de omgeving is er nog altijd veel plattelandsvlucht. Het kanton Seyne telt slechts acht inwoners per vierkante kilometer. Je kan hier sterven, maar soms ook niet blijven leven.
’s Avonds begeef ik me in het dorp, m’n voetstappen klinkend tegen de ingeslapen gevels. Gilbert Mathieu woont nog altijd boven de slagerij van z’n vader. Hij is bediende in de verhuur van vakantiewoningen, ex-rallypiloot, mountainbiker én lokale correspondent van Seyne voor het dagblad La Provence.
Gilbert Mathieu «In de media zeggen ze dat onze inwoners bedrukt en geschokt zijn, maar ik ken eigenlijk niemand die zo reageert. De ramp heeft de mensen natuurlijk beroerd, maar het is buiten hun gezichtsveld gebeurd. Haast veel meer zijn ze geschokt door het gedrag van sommige journalisten, dát hebben ze wel degelijk gezien.
»Vooral tv-reporters hebben geld geboden om naar de plek te worden gebracht, dat ging van enkele duizenden tot 10.000 euro. Ik heb journalisten zien vechten omdat de ene de andere voor de voeten liep toen ze met z’n tweeën naar een zogezegde ooggetuige spurtten. Ik was beschaamd om mij ook journalist te noemen.
undefined
De nasleep van de ramp ging ook gepaard ‘met allerlei verspilling’.
Mathieu «Twee maanden lang had Lufthansa hier een immense logistiek klaarstaan. Elke dag konden nabestaanden arriveren. Dus elke dag werden bussen, escortemotards van de gendarmerie, psychologen en catering klaargehouden. De gemeentekeuken kookte elke dag 20 extra maaltijden; kwam er niemand, dan werd alles weggegooid. Nog altijd staat er een gemeentehangar vol palletten met flesjes water, ooit door Lufthansa aangevoerd. Die verspilling choqueert, want bergbewoners zijn van nature zuinig en sober.
»Dat een Duitse maatschappij hier een permanent kantoor heeft, en gemeentelokalen huurt voor de volgende vier jaar, veroorzaakt ook ongenoegen. Men vreest dat Lufthansa het dorp wil uitbouwen tot een pelgrimsoord, en daar is men niet van gediend. Wij willen geen point noir zijn.»
Te veel medailles
De volgende dag zoek ik Richard Bernard weer op. Ik heb gehoord dat hij een halfjaar na de crash ‘uit protest’ ontslag nam uit de gemeenteraad. De concrete aanleiding was in september, zegt hij. De burgemeesters van de omliggende dorpen waren uitgenodigd voor een medaille-overhandiging in Berlijn – een tweedaags ceremonieprogramma met Angela Merkel en de Duitse bondspresident – en zonder de gemeenteraad te kennen, had de burgemeester een kliekje van intimi gevormd om mee naar Berlijn te gaan. En dat was de druppel te veel. ‘Niet dat ik afgunstig was op die medaille of dat reisje, je m’en fous, maar ik vind het niet kunnen dat er vriendjespolitiek ontstaat door een ramp.’
Bernard «Dat uitdelen van medailles aan de burgemeesters, politiechefs en kerkelijke autoriteiten houdt niet op. Geen enkel land, geen enkele instantie wil achterblijven, en zo krijg je een opbod van reisjes en recepties. Dat heet dan dank aan de bevolking, maar ik zie dat als aandacht zoeken op de rug van de slachtoffers.»
Zo zijn bergbewoners niet, zegt Bernard. Die zijn wars van pronkzucht, die lopen niet te koop met wat ze doen.
Bernard «Ik ben weken in de weer geweest na die ramp. De perimeter afsluiten, verbodsborden plaatsen, toiletten installeren voor de hulpdiensten en de pers, hulpverleners rondbrengen met de auto, alles op eigen kosten. Ik doe dat uit hulpvaardigheid, uit medeleven, ik doe dat niet voor een medaille of om op tv te komen.»
Daarom is hij ook niet meegegaan naar die match in Parijs.
Bernard «Ik ken er genoeg die niks geholpen hebben en die toch dat reisje hebben gemaakt. Ze zegden dat ‘het meegenomen was, dat ze graag voetbal keken, en dat ze dan ook eens in Parijs konden gaan shoppen’. Ik was gedegouteerd. Wat heeft dat nog met een ramp, met een herdenking, met 150 doden te maken?
»Lufthansa doet het niet voor niks. Die hebben hier nog grote plannen en projecten, en natuurlijk willen die goodwill en volgzaamheid kweken bij de bevolking.»
Richard zal me zeggen wie wél een medaille verdient: de gendarmes van het PGHM (Peloton de Gendarmerie de Haute Montagne), de brandweerlui en de helikopterpiloten.
Bernard «Dat waren de hulpverleners van het eerste uur. Zij hebben die verhakkelde lichaamsdelen van de berg gehaald. Zij hebben weken in die lijkengeur gewerkt. Je hoort dan ‘dat ze toch maar hun werk hebben gedaan’. Maar er is een groot verschil tussen drie doden uit een verhakkelde auto halen op de weg, of met stijgijzers en klimtouwen van die berg afdalen om menselijke resten tussen sneeuw en steenslag vandaan te halen. Dat was alpinistenwerk, dát was heldhaftig. Meer dan een maand zijn ze daar bezig geweest. Ik heb met hun chef gesproken. Die zei dat hij enkel ervaren gendarmes liet werken, gasten die al wat gezien hadden in hun loopbaan, en dan nog moest hij die ploegen om de 48 uur vervangen omdat het psychisch veel te zwaar was. Kwam daarbij dat ze in de spartaanse slaapzaaltjes van een vakantiekolonie moesten overnachten, dus ja, dat gaf al aan hoe weinig aandacht er was voor de zwaarte van hun job.»
Als het dus over dank en erkenning gaat, dan begrijpt hij niet waarom in de media ‘zo weinig gepraat wordt over hen’. Hij weet ook dat sommigen er posttraumatische stressstoornissen aan hebben overgehouden: ‘Ze zijn enkel de eerste twee maanden bijgestaan door psychologen, daarna viel die bijstand weg. Ze zitten in een lastig parket. Ze hebben zwijgplicht, ze mogen met niemand van de buitenwereld spreken over wat ze gezien hebben, ze moeten het allemaal zelf of onder collega’s verteren.’
undefined
'Lufthansa had 1.200 dorpsbewoners in Parijs uitgenodigd. Op 13 november. In het Stade de France'
Jacht en pluk
Bergen zijn stoïcijnse stenen. Die houden geen littekens over. Mensen wel. Ook Richard kreeg een weerslag: ‘De eerste twee maanden was ik in de weer met die hulpverlening, en voelde ik niets. Maar toen het stiller werd in mei-juni, kreeg ik krampen in m’n hartstreek, ik kon nog amper ademen.’ Aan z’n hart was er niks, de benauwdheid was een symptoom van posttraumatische stress. Hij heeft maar een halfuur bij die crashsite gestaan en toch blijft dat beeld dag en nacht opspelen. ‘Hoe moet het dan met die gendarmes die daar dágen hebben gestaan?!’
We drinken een likeur op basis van genépi, alsemkruid dat hij op 2.500 meter hoogte moet gaan zoeken. En dat hij nog dubt over de harteloze en egoïstische reacties die hij hoorde. Streekbewoners die klaagden dat de col daarboven was afgesloten, dat ze niet meer konden wandelen, paddenstoelen plukken en jagen ‘zoals tevoren’. Hij is zelf voorzitter van de jagers, maar daarvan was hij geschrokken. ‘Je wilt toch niet dat nabestaanden daar ineens honden en geweren zien; dat is toch stuitend op die plek?’
Dorpsbewoners die over het wekenlange helikopterlawaai klaagden, had hij uitgedaagd: of ze misschien liever het geschreeuw hadden gehoord van de passagiers die wisten dat ze te pletter zouden slaan? ‘En dan zwijgen ze wel.’
Hij zou haast wensen dat ze ook dat massagraf gezien hadden, ‘dan zouden ze anders praten’. Hij vertelt van Spanjaarden en andere buitenlanders die plots op z’n erf staan. Die hebben in een krant zijn naam gelezen, en dat is genoeg om hem te komen opzoeken. Eén Spanjaard kon niks zeggen, kon hem alleen in de armen sluiten: ‘Die mensen zoeken een contact. Voor hen ben ik een houvast. Want ik woon vlak bij hun dode, zij voelen zich toch zo veraf.’
’s Avonds zakt de temperatuur en valt er sneeuw. Het dorp is nog stiller en gedempter dan anders.
De nachtelijke snelweg naar huis is een uren durende landingsbaan.
Wie was co-piloot Andreas Lubitz?
Andreas Lubitz (27) volgde vanaf zijn 14de een zweefvliegopleiding: het was z’n droom om piloot te worden. Die pilotenopleiding begon in 2008, maar in 2009 moest hij ze meerdere maanden onderbreken vanwege een zware depressie en suïcidale neigingen. Hij haalde z’n diploma en de artsen die hem in 2013 voor z’n indiensttreding bij Lufthansa/Germanwings onderzochten, besloten dat die zwaarmoedige periode achter de rug was.
In december 2014 zou Lubitz echter opnieuw ernstig depressief worden. Twee weken voor de crash schrijft hij z’n psychiater dat hij de dosis van z’n antidepressivum zelf verhoogd heeft: hij voelt zich ‘toenemend onrustig’ en zegt ‘maar twee uur per nacht’ te slapen. Hij had een ziektebriefje om die week in maart niet te vliegen, maar dat lag ongebruikt op zijn appartement, samen met nog andere verscheurde ziektebriefjes.
In de vijf jaar voor zijn dood consulteerde hij, aldus Bild Zeitung, 41 artsen, ‘voor echte of ingebeelde ziektes’. Zo vreesde hij slechtziend te worden (‘Ik kan aan niks anders denken dan aan m’n verminderend gezichtsvermogen’). In de weken voor z’n daad zou hij op het internet naar zelfdodende medicatiecocktails gezocht hebben, en ook naar vochtafdrijvende pillen (‘plaspillen’). Mogelijk deed hij die in een drank van zijn piloot: de man moest na het opstijgen naar het toilet, en zo kon Lubitz zichzelf in de cockpit opsluiten.
Volgens Zuid-Franse bronnen kende Lubitz de Alpen waar hij neerstortte vanaf zijn jeugd. Het gezin bracht meerdere vakanties door in Sisteron, en ook daar nam hij zweefvlieglessen.
De Morgen-journalist Douglas De Coninck bracht zopas een boek uit waarin hij frappante gelijkenissen aanhaalt tussen Lubitz en de chauffeur van het busongeval in Sierre (13 maart 2012, 28 doden). Beiden hadden last van depressies, beiden vreesden dat het binnenkort gedaan was met hun job, beiden namen een antidepressivum dat bij sommigen tot zelfmoordneigingen zou leiden, en beiden ‘stevenden berekend op de klap af, zonder oog voor hun passagiers’.