null Beeld

48 uur in het spoor van de probleemjongeren van Yes We Can, deel 2

Bij Yes We Can Clinics in de Belgische Ardennen krijgen hoofdzakelijk Nederlandse jongeren met verslavingen en gedragsproblemen in tien weken een nieuw leven. Onze Man flikte het in 48 uur, en sprak onder anderen met ervaringsdeskundige David Ketteridge, die de jongeren in de kliniek met hun problemen confronteert: ‘Het klinkt raar, maar ik ben dankbaar voor mijn verslaving.’

Brecht Decaestecker


Lees ook: deel 1 van deze reportage

'Mijn verslaving heeft van mij een beter mens gemaakt'

Het is woensdagmiddag. Twee busjes komen het terrein van Yes We Can Clinics opgereden. Negen jongeren stappen uit. Vijf van hen hebben een zonnebril op hun neus. Drie hebben de kap van hun sweater over hun hoofd getrokken. Sommigen hebben een paar uur geleden nog gebruikt, terwijl het nog kon. De kans is groot dat er nog cannabis, cocaïne of alcohol in hun bagage gesmokkeld zit. Voor noodsituaties. In een oud pand zullen ze met 75 andere jongeren tien weken behandeld worden. Zonder televisie, games, laptop, smartphone en internet. En zonder drank en drugs. Zodra ze uit het busje stappen, begint hun herstel. Cold turkey.

Derek van Enk, hoofd kliniek van Yes We Can, staat de jongens en meisjes buiten op te wachten en vertelt hun meteen zijn verhaal. Hoe hij zelf zwaar verslaafd is geraakt aan de drugs. ‘Ik begon met weed,’ zegt hij, ‘maar ik was anders dan mijn vrienden. Zij rookten af en toe een jointje, bij mij moest meteen alles op. Later probeerde ik xtc. Mijn vrienden slikten er eentje per maand, ik sloeg meteen de hele zak achterover. Daarna was het de beurt aan cocaïne. Man, wat voelde dat goed. Mijn vrienden snoven af en toe een lijntje, maar ik bleef maar snuiven. Elke dag meer en meer.’

Op het gezicht van een paar jongeren verschijnt een glimlach. Herkenning. ‘Ik ben ook naar klinieken geweest,’ zegt Derek. ‘Nergens kregen ze me klein. Ik ken alle trucs. Ik heb ook alcohol in mijn shampoofles gegoten of cocaïne achter mijn ballen gekleefd.’ Nog een paar jongens moeten lachen. ‘Het is nu het moment om af te geven wat nog in je aars hangt: een paar knopjes weed, een zakje coke, een hele Xbox.’ Niemand kan zijn lach nog inhouden.


CLINIC CLOWN

Bij Yes We Can Clinics noemen ze Derek de clinic clown, een geuzennaam die hij koestert. Als oprichter Jan Willem Poot de Steve Jobs van Yes We Can is – het creatieve wonderkind dat tot elke prijs zijn droom wil realiseren – dan is Derek van Enk de Tim Cook: diegene die de keet runt en ervoor zorgt dat iedereen weet wat van hem of haar verwacht wordt, en wanneer.

undefined

null Beeld

undefined

'De jongere moet het uiteindelijk zelf doen, maar hier weet hij dat hij er niet alleen voor staat.'

Derek is geboren en getogen in Amsterdam. Tijdens een wandeling in de tuin van de kliniek vertelt hij zijn verhaal. Hoe hij als student in cafés ging werken en achter de bar de vrolijke Frans uithing. Ondertussen sloeg hij shotjes sterkedrank achterover en jaagde hij cocaïne door zijn neus. Al snel raakte hij verslaafd. ‘Het was heel heftig,’ zegt hij. ‘Ik ben acht jaar van mijn leven verloren.’ Uiteindelijk kickte hij af en leerde hij zijn huidige vrouw kennen. Zijn vrouw werkte in een bedrijf dat outdooractiviteiten organiseerde in de Ardennen. Hij mocht er aan de slag, onderaan de ladder, en klom op tot directeur. Het bedrijf was een concurrent van het bedrijf dat Jan Willem Poot in die dagen had uitgebouwd. Zo leerden ze elkaar kennen.

Derek van Enk «Toen Jan Willem met Yes We Can Clinics begon, vroeg hij of ik een beetje wilde helpen met het regelen van activiteiten en zo. Het werd alsmaar meer, op den duur zat ik er bijna elke dag. Ik werd zo hard geraakt door de verhalen van de jongeren en door de manier waarop ze begeleid werden, dat ik elke avond ergens in een hoekje zat te huilen.»


Woestijngezinnen

Het is dinsdagochtend. In een cirkel zitten vijftien jongeren klaar voor hun groepsgespek. De leiding is in handen van David Ketteridge, een Antwerpenaar die in de kliniek als counselor werkt. De counselors hier zijn ervaringsdeskundigen: verslaafden in herstel of met een zware geschiedenis die de nodige opleidingen hebben gevolgd om dit soort confronterende sessies in goede banen te leiden.

David wijst naar Yannick en zegt: ‘Jij hebt een brief geschreven. Lees die eens voor.’ Het is een brief aan een dierbare, vier jaar geleden gestorven aan een aandoening. ‘Kiara, ik schaam me zo voor wat ik sindsdien heb gedaan,’ leest Yannick. ‘Voor hoe ik mijn hele leven verkloot heb. Ik heb mijn ouders zoveel pijn gedaan. Ik heb mijn broer mishandeld. Ik heb mensen bedreigd. Ik heb overvallen gepleegd om aan geld te raken en ondertussen bleef ik maar cocaïne snuiven. Jij kon dat allemaal zien, maar je kon er niets aan doen. Daar heb ik zoveel spijt van.’

Er komen tranen op de wangen van Yannick. Bijna alle fellows krijgen het moeilijk, maar David blijft bikkelhard. ‘Je vertelt dat hier allemaal omdat je aandacht en bevestiging zoekt. Je wilt graag gezien worden.’

David vraagt aan de rest van de groep om recht te staan en met de rug naar Yannick gericht van hem weg te stappen. Als iedereen tegen de muur staat, draaien we ons om. Yannick huilt tranen met tuiten. ‘Hoe voelt dit?’ vraagt David. ‘Kut!’ roept Yannick. We gaan weer zitten. ‘Dit is waar jij niet tegen kunt, hè,’ zegt David. ‘Verlaten worden.’ Yannick knikt.

Voor de jongeren de kliniek binnenkomen, wordt aan verschillende mensen in hun omgeving gevraagd een confronterende brief te schrijven. In de loop van hun verblijf krijgen ze die te lezen. David overhandigt Lena de brief van haar moeder en vraagt om hem voor te lezen. Uit de brief blijkt dat ze verkracht is geweest en dat ze een abortus achter de rug heeft. Het is de eerste keer dat de andere groepsleden dit horen. Het nog langer opkroppen kan nu niet meer. ‘Maar het is allemaal mijn schuld,’ snikt Lena. ‘Ik was zwanger van mijn vriend toen hij het uitmaakte. Daar kon ik niet over. Ik ben thuis weggelopen en ben gaan stappen met een vriendin. Ik heb me compleet lazarus gedronken en toen ben ik verkracht. Ik had gewoon thuis moeten blijven, zoals mijn moeder mij gevraagd had.’

David vraagt Lena of ze van plaats wil wisselen met Tommy. Het is al zeker de vijfde keer dat hij Tommy, die een jaar of 15 is, vraagt om met iemand te wisselen. Elke keer staat de jongen op en doet wat hem gevraagd wordt.

‘Jij laat hier iedereen over je heen lopen, Tommy’, zegt David. Wout, een jongen die aan zijn laatste dag in de kliniek bezig is en de volgende ochtend naar huis mag, pakt hem verder aan: ‘Ik heb hier in die tien weken nooit zo’n softie als jij gezien.’ Het meisje naast Tommy zegt: ‘Jij bent een vlag die gewoon meewappert met de wind.’

Mijn binnenste schreeuwt het uit: ‘Laat die jongen met rust!’ Maar het is nodig dat Tommy een keer goed wordt aangepakt, zegt David na de groepssessie. Hij heeft na acht weken nog altijd niet getoond dat hij bereid is zijn gedrag aan te passen. Als hij zo naar huis moet, hervalt hij meteen. Er moet dringend een klik komen.

Dat geldt ook voor Kasper, de jongen die na de groepssessie zijn levensverhaal moet vertellen. Dat moeten alle jongeren op een bepaald moment doen, en de avonden voordien proberen ze dat op papier te zetten. Kasper vertelt dat hij zijn vader nooit gekend heeft, hij was niet eens bij de bevalling. Hij had verschillende stiefvaders, van wie sommigen hem sloegen. Eén van hen, met wie hij wel een echte vaderband had, bleek later zijn moeder te mishandelen. Tussen zijn 6 en 10 jaar was hij veilig bij zijn oma en opa, maar toen kreeg zijn moeder ruzie met hen en verbood ze Kasper alle contact. Op zijn 12de leerde hij op straat oudere jongens kennen. Die lieten hem cocaïne snuiven. Ze lieten hem ook overvallen plegen. De bijzondere jeugdzorg stuurde hem naar Yes We Can Clinics.

Na afloop van zijn verhaal geeft de hele groep hem schouderklopjes, omdat hij de moed had om dat allemaal op te schrijven en te vertellen. Maar op het formulier waarop ze zijn gedrag moeten beoordelen, zetten ze ook allemaal een kruisje bij: ‘Toont te weinig bereidwilligheid om te veranderen.’

Tommy en Kasper zijn ettertjes, merk ik die avond. Achterin de zaal vallen ze voortdurend andere fellows lastig. Het soort jongens dat je als leraar meteen op de gang zet als ze in je klas zitten. En na de tiende keer stuur je ze van school.

‘Het zijn géén ettertjes,’ vertelt behandelaar Natasja Twellaar. ‘Ze komen uit woestijngezinnen. Er is thuis niets: geen liefde, geen warmte, geen geborgenheid. Dus kan er ook niets bloeien. De ouders hebben nooit tegen hun kinderen gezegd dat ze hen graag zien, dat ze trots op hen zijn, dat ze blij zijn dat ze er zijn. Niemand wil ze bij zich. Leraars willen hen niet in de klas. Bij de sportclub zijn ze niet meer welkom. Ze worden de snelweg opgestuurd en daar gaan ze op zoek naar een toevluchtsoord. Iets dat hen uit hun pijn en eenzaamheid verlost: drugs, gokken, games. Wij proberen hen van die snelweg te halen en in hun hoofd en hart een grindpaadje aan te leggen.’

undefined

'Telkens als ik van de kliniek thuiskom, is mijn vader zo blij dat hij dat wil vieren. Dan drinken we een pilsje, en nog één, en nog één'


10 jaar clean

Het heeft David Ketteridge ook jaren gekost om de klik te maken die hij nu van Tommy verlangt.

David Ketteridge «Ik groeide op als oudste kind in een normaal ogend gezin,’ vertelt hij. ‘Vader werkte hard, moeder was thuis. Mijn zusje werd geboren toen ik 2 was. Ik werd snel als druk bestempeld, vooral op school. In vier jaar tijd werd ik vier keer van school gestuurd, maar ik was wel altijd geslaagd, waardoor mijn ouders dachten dat het wel goed kwam. Op mijn 18de ging ik marketing studeren. Toen ging de wereld open. Ik ging nooit naar de les, altijd naar het café. Ik dronk veel en experimenteerde met softdrugs, wat niet echt mijn ding was. Een jaar later kreeg ik telefoon van mijn vader, die zei dat ik naar huis moest komen. Hij was ziek: hij had een tumor zo groot als een appelsien, volledig uitgezaaid, en had nog vier à zes maanden te leven. Daar zat hij, mijn held, in een rolstoel. Op 1 november 1997 is hij gestorven. Ik zat aan zijn sterfbed. Daarna begon ik veel uit te gaan. Op nieuwjaarsavond zeiden de jongens van het voetbal dat ze drugs bij hadden. Ik heb toen mijn eerste lijn cocaïne gesnoven. Ik herinner me nog dat ik me toen heel stoer voelde. Ik werd nieuwsgierig en begon te experimenteren. Eerst één keer per week, maar altijd maar meer en meer. Na een jaar gebruikte ik elke dag.»

HUMO Wanneer heb je besloten om af te kicken?

Ketteridge «Op mijn 20ste werd ik voor het eerst opgenomen. Toen ik dacht dat ik afgekickt was, vertrok ik uit die instelling. Ik herviel. Ik ging weer binnen. Maakte het traject weer af. Maar ik herviel weer. En altijd weer. En ik herviel altijd harder dan de keer ervoor. Zes jaar later wilde ik nog slechts één ding: zelfmoord plegen. Het ging niet meer, echt niet. Ik had bijna geen familie meer. Ik had meer dan 20.000 euro schulden. Mijn zus werd zwanger en wilde mij als peter van haar kindje, maar zei: ‘Als je niet clean wordt, dan gaat dat niet lukken.’ Ik heb toen een afscheidsbrief geschreven en massa’s pillen in één keer geslikt. Ik dacht: ‘Laat het maar gebeuren.’ Maar het gebeurde niet.»

undefined

null Beeld

undefined

'Ik schaam me diep voor de manier waarop we in de Belgische instellingen met sommige probleem­jongeren omgaan.' Huispsychiater Karel Van der Auwera

HUMO En toen?

Ketteridge «Ik besefte dat ik hulp nodig had en heb iemand gebeld die ik vertrouwde. Hij zei: ‘Wat wil je er zelf aan doen?’ Ik antwoordde: ‘Alles!’ Hij stelde me voor om naar een 12-stappenmeeting (een herstelprogramma van de Anonieme Verslaafden, red.) te gaan. Daar viel voor het eerst in mijn leven mijn rugzak van mijn schouders. Ik hoorde andere jongens en meisjes hun verhaal vertellen en kreeg hoop. Voordien had ik alleen maar met psychologen en hulpverleners gepraat, nooit met ex-verslaafden. Ik dacht: ‘Als zij het kunnen, dan kan ik het ook.’ Ik leek een oplossing gevonden te hebben, maar in mijn euforie ging ik nog meer gebruiken. Een paar maanden later was ik nog dieper gezakt: nog meer drugs, nog meer schulden, nog meer problemen. Uiteindelijk heb ik me laten opnemen in een Belgische instelling. De tien weken die ik daar ben gebleven, zijn mijn redding geweest. Ik kreeg er structuur: slapen, ontbijt, middagmaal, sport... Ik heb er met een begeleider ook over de Anonieme Verslaafden gesproken. Hij zei: ‘Als je door die deur stapt, kijk dan niet meer om en ga ervoor.’ Ik ben naar buiten gestapt, ben naar meetings beginnen te gaan en ik ben nooit meer hervallen. Deze zomer ben ik tien jaar clean. Vandaag wil en hoef ik niet meer te gebruiken, maar ik blijf me ervan bewust dat ik maar één drankje of lijntje verwijderd ben van totale chaos. Als ik één keer gebruik, ben ik alles kwijt. Daarom werk ik nog elke dag aan mijn herstel. Dat geef ik de fellows ook mee.»

HUMO Hoe ben je bij Yes We Can Clinics beland?

Ketteridge «Ik wilde iets doen voor het herstel van anderen. In België is dat moeilijk. Je hebt de juiste diploma’s nodig en alles wat ik heb, is levenservaring. Op een dag zei een Nederlandse jongen me op een meeting: ‘Yes We Can, dat zou iets voor jou zijn.’ Ik solliciteerde om coach te worden, maar ze wilden me als counselor. Hiervoor had ik altijd marketingjobs met een stevig salaris en een mooie auto, maar nu mag ik doen wat mijn hart me ingeeft. Na twee dagen meedraaien belde ik mijn vrouw en zei: ‘Dit is het.’ Ik doe het nu acht maanden en ik heb het geld nog geen moment gemist.»

HUMO Waarom?

Ketteridge «Het klinkt raar, maar ik ben dankbaar voor mijn verslaving. Daardoor ben ik hier. Ze heeft van mij een beter mens gemaakt. Als ik zie wat ik vandaag kan en mag doen, dan ben ik trots. Als ik zie welke papa ik voor mijn dochter kan zijn: dat is fenomenaal. Ik ben het levende bewijs dat het kan, maar ook dat het een blijvend proces is, met vallen en opstaan.»

undefined

'Ik werd zo hard geraakt door de verhalen van de jongeren, dat ik elke avond ergens in een hoekje zat te huilen'


Jonathan Jacob

Ook huispsychiater Karel Van der Auwera is een Vlaming. Eén dag per week werkt hij in Eindhoven, waar hij aanwezig is bij de intakes. Drie en een halve dag verblijft hij in de kliniek in de Ardennen. Daar praat hij met alle fellows en stelt hij indien nodig de medische diagnose: psychose, depressie, angststoornis... Hij bepaalt ook of een fellow extra medicatie nodig heeft. Het liefst zo weinig mogelijk.

Karel Van der Auwera «Ik heb jaren als psychiater bij justitie gewerkt. Dan vraag je je voortdurend af: ‘Mijn werk, doet dat er eigenlijk iets toe?’ Je schrijft iemand pillen voor, maar neemt de levenskwaliteit van de patiënt daardoor toe? Nadat ik mijn contract had opgezegd, kreeg ik telefoon van iemand van Yes We Can. Ik ging op gesprek en ontdekte een heel andere manier van behandelen dan ik gewoon was. Zodra ik in de kliniek kwam, had ik een wow-ervaring. Dat je in zo’n korte tijd echt letterlijk het effect voor je ogen ziet: dat is fenomenaal. Dat bestaat nergens anders. Je ziet de jongeren week na week progressie maken. Na tien weken is een jongere gewoonlijk helemaal veranderd.»

HUMO Is het niet vreemd dat je dit in België met Nederlandse jongeren moet doen?

Van der Auwera «Ik zou graag willen dat dit voor Belgische jongeren kon. Ik wéét hoe het er bij ons in de psychiatrie aan toegaat. Heel vaak is dat een paternalistisch model: ik ben de dokter die weet wat jij nodig hebt, jij moet slikken en zwijgen. Als ze niet slikken, worden ze soms in de isoleercel gegooid. Wat er met Jonathan Jacob is gebeurd, is uitvoerig in de media gekomen, maar dat gebeurt heel vaak. Geregeld is het bij Belgische instellingen een draaideur: iemand die uit een instelling ontslaan wordt, is er een paar weken later al terug. Soms zelfs dezelfde dag nog.»

HUMO Is het zo erg?

Van der Auwera «Ik schaam me diep voor sommige van de dingen die we daar met mensen gedaan hebben. Maar ik ben erin opgeleid, dus op dat moment weet je niet beter. Pas hier heb ik ontdekt dat het ook anders kan.»

HUMO Waarom kan het dan niet in België?

Van der Auwera «België is nog te conservatief. Het zou impliceren dat psychiaters van hun troon moeten komen om te luisteren naar coaches en counselors, want hier bij Yes We Can hebben de ervaringsdeskundigen evenveel te zeggen als de behandelaars. Ik hoor soms dat er een nieuwe generatie psychiaters opstaat die het anders wil en die niet langer iedereen pillen wil geven, dus wie weet. Maar het is alleszins niet zo bij de generatie die voor of met mij is afgestudeerd.»

Niet alleen Karel Van der Auwera droomt ervan meer Belgische jongeren bij Yes We Can Clinics te krijgen, maar ook oprichter Jan Willem Poot. Momenteel is hij in gesprek met de dienst Jongerenwelzijn, om te kijken of het kan: de behandeling terugbetaald krijgen.

Jan Willem Poot «We bestaan ruim vijf jaar. We zijn gestart met 20 personeelsleden, nu zijn we met 150. We begonnen met 20 jongeren, nu kunnen we er 85 tegelijk behandelen. We behandelen 450 jongeren per jaar, maar we hebben continu een wachtlijst van 150. En we hebben 1.500 aanmeldingen per jaar. Dat betekent dat we voortdurend moeten screenen: die heeft het het meest nodig, dus die pakken we eerst. Het probleem is dat het bij die anderen uiteindelijk ook zo heftig wordt. We behandelen ze liever als het nog niet zover is. Daarom zou ik graag uitbreiden.»

undefined

null Beeld

undefined

'Derek van Enk: 'Ik ben zelf acht jaar van mijn leven aan verslavingen verloren.'

HUMO Komt er een tweede kliniek?

Poot «Ja, volgend jaar openen we een nieuwe kliniek in Nederland. Daardoor zal de wachttijd van 4 maanden naar 1 maand teruggebracht worden. Als jongeren met deze problematiek zo lang moeten wachten, dan speel je met levens.»


Zwanger

Het is woensdagochtend, halftwaalf. Alle jongeren moeten aansluiten bij een groep. Eén van de groepen behandelt het thema ‘verslaving’. Ik zit in een cirkel tussen vijftien jongeren. De leiding van het gesprek is in handen van Iris, behandelaar, maar er zijn ook twee ervaringsdeskundigen aanwezig: Michel en Frank. Zij hebben jaren geleden een zware verslaving achter zich gelaten.

Lucas is bang om naar huis te gaan, vertelt hij. Hij kampt met een zware alcohol- en cocaïneverslaving. Zijn vader drinkt graag een pilsje en begrijpt niet dat je aan alcohol verslaafd kunt zijn. ‘Ik ben al verschillende keren afgekickt,’ zegt Lucas. ‘Telkens als ik thuiskom, is mijn vader zo blij dat hij dat wil vieren. Dan drinken we een biertje, en nog één, en nog één. Daarna ga ik op stap en ga ik weer gebruiken.’

Naast Lucas zit Mats. Hij is nog maar één week in de kliniek en heeft nog niets over zichzelf verteld. Michel sleurt het eruit. Zijn vriendin blijkt zwanger. Mats had zich al bij Yes We Can aangemeld voor ze het hem vertelde, maar nu weet hij het zeker: hij wil echt clean worden. Michel vraagt hem hoe zijn leven er vroeger uitzag. ‘Ik ging pas rond zes uur ’s morgens slapen,’ vertelt Mats. ‘In de namiddag werd ik wakker, en dan moest ik drugs hebben. Ik deed echt alles om eraan te geraken. Ik wil die shit niet meer. Ik wil er echt vanaf nu.’ Michel zegt: ‘Jij hebt veel om voor te vechten, man.’

undefined

'Wat er met Jonathan Jacob is gebeurd, komt in België heel vaak voor'


Tattoo

De moeilijkste weken voor alle fellows zijn zonder twijfel de elfde en de twaalfde, wanneer ze de Ardennen achter de rug hebben en opnieuw in de maatschappij terechtkomen. Dat blijkt ook een week later tijdens een groepsgesprek in de buurt van Eindhoven. Daar vindt de nazorg plaats, een programma van drie maanden waarbij de jongeren onder andere geholpen worden met het zoeken naar een school of een job. Begeleiders tonen hen bijvoorbeeld hoe ze een cv moeten opstellen en oefenen sollicitatiegesprekken.

In de groep zit ook Wout, die ik een week eerder met een immense glimlach de kliniek heb zien verlaten, klaar om de strijd aan te gaan. Vandaag is hij zwijgzaam. ‘Het is heavy,’ vertelt hij. Ik zie ook Jolien, nog altijd even vrolijk als toen ze vorige week mocht vertrekken, maar tegelijk ook heel zenuwachtig. ‘Volgende week is het mijn verjaardag, samen met die van mijn vader,’ vertelt ze. ‘We geven een feestje thuis en ik weet dat er veel gedronken zal worden.’ Vorig weekend was ze ook op een feestje met veel drank. ‘Ik ben toen weggelopen, maar ik kan toch moeilijk op mijn eigen feestje weglopen?’ Henk, een andere jongen, reageert verrast. ‘Je kunt toch vragen dat er geen alcohol geschonken wordt? Een mooier geschenk kunnen de mensen je toch niet geven?’

Het verhaal van Henk is heftig. Zijn moeder is terminaal ziek en werd mishandeld en met de dood bedreigd door zijn stiefvader tijdens Henks laatste weekend in de Ardennen. ‘Ik dacht: ik kom thuis en alles zal veranderd zijn,’ vertelt hij. ‘Maar er was niets veranderd. Ik zat meteen weer in de rauwe realiteit. Daar moest ik mee leren omgaan, en tot nu toe lukt het.’

Zijn doel is – behalve een school en een bijbaantje vinden – een tattoo ontwerpen en op zijn arm laten zetten: ‘Er staat een hand op, die voor hoop staat. Het logo van Yes We Can zit erin verwerkt. En een kruisje voor geloof. Als ik dan ergens tegenaan loop, dan heb ik die tattoo als steun. Dat gaat nooit meer weg.’

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234