'72 dagen in de Andes': het verhaal van de meest huiveringwekkende vliegramp aller tijden
Op 13 oktober 1972 stortte een Fairchild-vliegtuig met bestemming Chili neer in het Andesgebergte. In '72 dagen in de Andes' doet voor het eerst een overlevende van de ramp zijn verhaal.
undefined
Op 13 oktober 1972 stortte een Fairchild-vliegtuig met bestemming Chili neer in het Andesgebergte. Aan boord: het Uruguaanse rugbyteam Old Christians Rugby Club met hun familieleden en supporters. Een aantal onder hen zouden 72 dagen in een ijskoude gletsjer zonder voedsel overleven. Hun verbijsterende verhaal stond in in 1974 al in Humo, bij het verschijnen van 'Overleven in de Andes' van Piers Paul Read (en in 1993 opnieuw, ter gelegenheid van de verfilming door Frank Marshall).
In '72 dagen in de Andes' (Nijgh & Van Ditmar) doet voor het eerst een overlevende van de ramp zijn verhaal: Nando Parrado, die na een tiendaagse voettocht over een berg van ruim 5000 meter uiteindelijk hulp wist te halen. Piers Paul Read noemde Parrado's boek terecht 'boeiend, informatief, bescheiden en overtuigend. Een indrukwekkende getuigenis van wat liefde vermag'. Een eerste van drie exclusieve voorpublicaties: na drie dagen coma gaat Parrado zijn eerste bewuste nacht in het ijskoude vliegtuigwrak in. Hij reconstrueert de crash en vertelt hoe zijn zusje in zijn armen stierf.
Die eerste nacht sliep ik heel weinig, en toen ik daar zo in de ijskoude duisternis lag, was het of de dageraad nooit zou komen. Maar eindelijk liet een zwak schijnsel de raampjes van de cabine langzaam oplichten en begonnen de anderen zich te verroeren. Ik liet alle moed zakken toen ik ze zag: op hun haar, wenkbrauwen en lippen glinsterde een dikke laag rijp, en ze bewogen zich stijf en langzaam, als oude mannetjes. Toen ik overeind kwam, besefte ik dat mijn kleren stijf bevroren waren en dat er dikke klonten rijp aan mijn wenkbrauwen en oogharen zaten. Ik dwong mezelf op te staan. Ik had nog wel een bonkende hoofdpijn, maar het bloeden was gestopt, dus strompelde ik naar buiten om een eerste blik te werpen op de onbekende witte wereld waarin we terecht waren gekomen.
De ochtendzon legde een verblindend wit licht op de besneeuwde hellingen en ik moest mijn ogen tot spleetjes knijpen om het gebied rond de plaats van het ongeluk in ogenschouw te kunnen nemen. De gehavende romp van de Fairchild was tot stilstand gekomen op een met sneeuw bedekte gletsjer die van de oostkant van een met ijs bedekte berg omlaag kwam. De ingedeukte neus van het toestel wees een beetje bergafwaarts. De gletsjer zelf liep steil de berg af en stroomde daarna uit in een breed dal dat zich kilometerslang door de cordillera slingerde tot het opging in een doolhof van besneeuwde bergruggen die naar de oostelijke horizon liepen. Alleen in oostelijke richting konden we ver weg kijken. Naar het noorden, zuiden en westen werd het zicht geblokkeerd door een reeks hoog oprijzende bergen. We wisten dat we hoog in de Andes waren, maar de sneeuwhellingen boven ons rezen nog hoger op en ik moest mijn hoofd in mijn nek leggen om de toppen te kunnen zien.
De kou was een foltering. De ijle lucht deed onze longen kwijnen. De ongefilterde zon verblindde ons en zorgde voor blaren op lippen en huid, de sneeuw was zo diep dat we wanneer de ochtendzon de ijskorst, die zich elke nacht op het sneeuwoppervlak vormde, had laten smelten, ons niet ver van het vliegtuig konden verwijderen zonder tot onze heupen in de sneeuwhopen weg te zakken. En in het hele gebied waarin we gevangen zaten, met mijlenver alleen bevroren hellingen en dalen, was niets dat een levend wezen tot voedsel kon dienen: geen vogel, geen insect, geen enkel grassprietje. We hadden meer overlevingskansen gehad wanneer we midden op de oceaan waren terechtgekomen of waren verdwaald in de Sahara. Daar is tenminste nog iets van leven te vinden. In de wintermaanden is er in de Andes helemaal geen leven. We waren daar volkomen misplaatst, als een zeepaardje in de woestijn of een bloem op de maan. In mijn hoofd vormde zich een angstbeeld, een ongevormde gedachte die ik nog niet onder woorden kon brengen: Leven is hier een anomalie, en de bergen zullen een anomalie slechts voor korte tijd dulden.
undefined
Een snelle val
Ik had me die eerste dagen van onze beproeving misschien meer thuis gevoeld wanneer ik me meer had herinnerd van het ongeluk. Omdat ik in de eerste fase van de crash buiten bewustzijn was geraakt, kon ik me niets herinneren tot ik drie dagen later weer bij bewustzijn kwam. Maar de andere overlevenden hadden bijna allemaal elke seconde van de ramp bewust meegemaakt, en wanneer ze over details van de crash en de afschuwelijke dagen erna vertelden, besefte ik dat het een wonder was dat er nog iemand in leven was.
Wat ik me herinnerde was dat we door de Planchónpas vlogen in zulke dichte bewolking dat het zicht praktisch nul was en de piloten op hun instrumenten moesten vliegen. Het toestel werd door zware turbulentie heen en weer gesmeten, en op een gegeven moment kwam het in een luchtzak waardoor het tientallen meters viel. Door die snelle val kwamen we onder de wolken uit en vermoedelijk was dat het moment waarop de piloten pal voor zich de zwarte bergrug zagen oprijzen. Ze gaven onmiddellijk vol gas in een wanhopige poging te klimmen. Daardoor kwam de neus van het toestel iets omhoog zodat een frontale botsing met de berg werd voorkomen, een botsing waarbij de Fairchild met zijn snelheid van 370 km/u volledig uit elkaar zou zijn geslagen. Maar hun reactie was te laat om het toestel helemaal over de berg heen te krijgen. De Fairchild klapte met zijn buik tegen de bergkam, ongeveer op de plek waar de vleugels aan de romp zaten, met catastrofale gevolgen. Eerst braken de vleugels af. De rechtervleugel tolde de pas in. De linker klapte terug tegen het vliegtuig waarbij de propeller zich door de romp van het toestel ploegde voordat ook die vleugel de berg af viel. Een fractie van een seconde later brak de romp langs een lijn recht boven mijn hoofd in tweeën en viel het staartgedeelte weg. Iedereen die achter me had gezeten was dood: de navigator, de steward en de drie jongens die er hadden zitten kaarten.
Op datzelfde moment voelde ik dat ik uit mijn stoel werd getild en met ongelooflijk geweld naar voren werd gesmeten, alsof een reus me als een honkbal had opgepakt en uit alle macht had weggeworpen. Ik weet nog dat ik ergens tegenaan knalde, waarschijnlijk tegen de wand tussen de cabine en de cockpit. Ik voelde de wand meegeven, verloor het bewustzijn en daarmee was voor mij de crash ten einde. Maar de anderen wachtte nog een doodenge tocht toen de romp, ontdaan van zijn vleugels, motoren en staartdeel, als een ongeleid projectiel verder vloog. Op dat punt werden we gezegend met het eerste van een groot aantal wonderen. Het toestel schommelde of spiraalde niet. In plaats daarvan zorgden de wetten van de aerodynamica ervoor dat het restant van de Fairchild lang genoeg recht bleef doorvliegen om nog een andere zwarte bergkam te passeren. Maar het begon snelheid te verliezen en uiteindelijk dook de neus omlaag en begon het toestel te vallen. Nu redde een tweede wonder ons: de daalhoek van de Fairchild was bijna dezelfde als de hoek van de steile helling van de berg waar we op zouden vallen. Als die hoek maar een paar graden groter of kleiner was geweest, zou het toestel de berg zijn afgetuimeld en helemaal uiteengespat. In plaats daarvan maakte het een buiklanding en begon het als een slee de besneeuwde helling af te glijden. De passagiers schreeuwden en baden hardop toen de romp ruim vierhonderd meter met meer dan driehonderd kilometer per uur over de helling raasde en het geluk had tussen rotsblokken en uitstekende rotswanden door te glijden alvorens in een enorme sneeuwhoop te klappen en abrupt met geweld tot stilstand te komen. De krachten die vrijkwamen bij die klap waren enorm. De neus van de Fairchild werd als een plastic koffiebekertje ingedrukt. In de cabine werden stoelen met de mensen die erop zaten, losgerukt van de vloer en naar voren gesmeten, tegen de wand van de cockpit. Verscheidene passagiers werden verpletterd toen de stoelen achter hen als een harmonica ineenschoven en voorin tegen het cockpitschot op een chaotische stapel terechtkwamen die bijna tot aan het plafond reikte.
Coche Inciarte, een van onze supporters, vertelde me dat hij de rugleuning van de stoel voor hem had vastgegrepen toen het toestel over de helling jakkerde en hij verwacht had elk moment te zullen sterven. Na de grote klap, vertelde hij, was de romp iets naar links gerold en in de sneeuw vast blijven zitten. Een tijdje was er alleen een verbijsterende stilte geweest, tot die even later werd verbroken door zacht gekreun en daarna door luidere kreten van pijn. Coche ontdekte dat hij tussen de stoelen lag, ongedeerd en verbaasd dat hij nog leefde. Overal was bloed; armen en benen van levenloze lichamen staken uit de stapel in elkaar gedrukte stoelen. Maar hoe geschrokken hij ook was, het viel hem wel op dat zijn stropdas aan flarden was gegaan door de krachtige wind die was ontstaan tijdens de woeste glijpartij van de Fairchild. Álvaro Mangino herinnerde zich dat hij bij de grote klap onder de stoel voor hem was geschoten. Terwijl hij ingeklemd op de vloer lag, hoorde hij overal om zich heen jammeren en schreeuwen, en hij wist nog dat hij verbijsterd naar Roy Harley had gekeken die helemaal lichtblauw was geworden. Later besefte hij dat Roy in kerosine gedrenkt was geweest.
undefined
Onderdrukte afschuw
Gustavo Zerbino had naast Álvaro gezeten. Hij vertelde dat hij bij de eerste klap, toen het toestel tegen de bergkam sloeg, zag hoe de stoel waarop Carlos Valeta zat, van de vloer werd losgerukt en in de lucht verdween. Toen de romp over de helling gleed, stond Gustavo op en greep het bagagerek boven zijn hoofd vast. Met gesloten ogen bad hij schreeuwend: 'Jezus, Jezus, ik wil blijven leven!' Hij wist zeker dat zijn einde nabij was. Wonderlijk genoeg stond hij nog toen het toestel in de sneeuwhoop knalde en plotseling tot stilstand kwam.
'Dus het is waar,' dacht hij. 'Je denken gaat door als je dood bent.' Hij opende zijn ogen. Toen hij de puinhoop voor zich zag, deed hij onwillekeurig een stap achteruit en zakte meteen tot zijn heupen in de sneeuw. Toen hij omhoogkeek, zag hij de rafellijn waarlangs het staartstuk was afgebroken en besefte hij dat alles en iedereen achter hem verdwenen was. De vloer van de romp was nu op borsthoogte, en toen hij zich opdrukte om weer naar binnen te klimmen, moest hij over het bewegingloze lichaam van een vrouw van middelbare leeftijd stappen. Haar gezicht was gewond en zat onder het bloed, maar hij herkende haar: het was mijn moeder. Gustavo, eerstejaars medicijnen, boog zich over haar heen en voelde haar pols, maar ze was al dood.
Daarna ging Gustavo naar voren, naar de stapel stoelen. Hij wrikte er een los en zag dat Roberto Canessa eronder zat. Canessa, ook een student medicijnen, was ongedeerd, en een paar tellen later waren hij en Gustavo bezig nog meer stoelen uit de berg los te trekken en, voor zover ze konden, de gewonde passagiers die ze bevrijdden, te verzorgen.
Op hetzelfde moment maakte ook Marcelo Pérez zich los uit de puinhoop. Hij was aan een zij gewond geraakt en ook aan zijn gezicht, maar het waren lichte verwondingen, en omdat hij al zo lang onze captain was, nam hij meteen de leiding op zich. Zijn eerste daad was regelen dat de ongedeerde jongens de passagiers gingen bevrijden die vastzaten tussen de verwrongen stoelen. Dat was lastig. Door de kracht van de botsing waren de stoelen verkreukeld tot een onontwarbare chaos en ze haakten in elkaar als een kluwen die te zwaar was om op te tillen. Veel van de overlevenden waren sporters in topconditie, maar toen ze zich in allerlei bochten wrongen om de stoelen uit elkaar te trekken, merkten ze dat ze in de ijle berglucht naar adem hapten.
Terwijl de passagiers een voor een uit de stapel stoelen werden gehaald, schatten Roberto Canessa en Gustavo Zerbino hun toestand in en deden ze hun best hun verwondingen te behandelen. Die waren soms huiveringwekkend. Arturo Nogueira had beide benen op verschillende plaatsen gebroken. Álvaro had een gebroken been, evenals Plancho Delgado. Een stalen pijp van vijftien centimeter had als een speerpunt Enrique Platero's buik doorboord, en toen Zerbino zijn vriend hiervan met een ruk ontdeed, kwamen een paar centimeter van Platero's ingewanden mee naar buiten. Rafael Echavarrens rechterbeen was er nog erger aan toe. Zijn kuitspier was van het bot losgescheurd en naar voren gedraaid zodat hij als een glibberige massa over zijn scheenbeen hing. Toen Gustavo hem vond, lag Rafaels bot volkomen bloot. Gustavo onderdrukte zijn afschuw, pakte de losse spierbundel beet, duwde hem weer op zijn plaats en verbond het bloedende been met een in repen gescheurd wit overhemd. Hij verbond ook Enriques buikwond, waarna deze, stil en stoïcijns, onmiddellijk anderen ging bevrijden die klem zaten in de stapel stoelen.
Elke ongedeerde passagier die uit de stapel stoelen kwam, werd aan het werk gezet, en niet veel later waren alle passagiers bevrijd. Voor Fernando Vásquez, een van onze supporters, kon men niets doen. Toen Roberto hem kort na de crash onderzocht, leek hij dizzy maar ongedeerd, en dus was Roberto verder gegaan. Toen hij later weer ging kijken, zat Vásquez dood op zijn stoel. Zijn benen bleken onder de knie te zijn geamputeerd toen de propeller zich een weg door de romp had gehakt, en tijdens Roberto's afwezigheid was Fernando doodgebloed. Onze ploegarts, Francisco Nicola, en zijn vrouw Esther waren van hun plaatsen gelanceerd en ze lagen naast elkaar voor in de cabine. Mijn zus Susy lag naast het lichaam van mijn moeder. Ze was bij bewustzijn, maar sprak onsamenhangend, en het bloed stroomde over haar gezicht. Roberto veegde het bloed uit haar ogen en zag dat het uit een oppervlakkige hoofdwond kwam, maar hij vermoedde, terecht, dat ze veel meer last had van inwendige bloedingen. Een meter verderop vonden ze Panchito, ook met een bloedende hoofdwond, en half bij bewustzijn en ijlend. Roberto knielde naast hem neer en Panchito pakte zijn hand en smeekte hem niet weg te gaan. Roberto veegde het bloed uit zijn ogen, sprak hem bemoedigend toe en ging verder. Voor in het toestel vond hij mij, buiten bewustzijn, mijn gezicht onder het bloed en blauwe plekken, mijn hoofd gezwollen tot de grootte van een basketbal. Hij voelde mijn pols en was verbaasd dat mijn hart nog sloeg. Maar mijn verwondingen waren zo ernstig, dat hij dacht dat ik het niet zou halen, dus gingen hij en Gustavo verder en zetten ze zich in voor degenen die ze volgens hen konden helpen.