null Beeld

960.000 Belgen strijden tegen chronische pijn: 'Als je pijn na 3 maanden niet weg is, is de kans klein dat ze nog verdwijnt'

Ons land telt 960.000 chronische pijnpatiënten: mensen die kanker overleefd hebben, revalideren na een ongeval of kampen met onverklaarbare zenuwpijnen. Ze functioneren niet meer, ze hebben continu medische begeleiding nodig. Pijn is dan niet langer een symptoom, maar de ziekte zélf. En de behandeling van die ziekte is steeds vaker een zaak voor psychologen, want als de pijn na zes maanden niet weg is, verdwijnt ze nóóit meer.

Tom Pardoen

'Soms heb ik zoveel pijn dat ik het liefst van al mijn hand eraf zou kappen. Maar volgens de dokter zou de pijn zelfs dán niet ophouden'

Peggy* legt haar rechterhand op tafel, de handpalm naar boven: ‘Op een gegeven moment kreeg ik last van tintelingen in mijn vingers. Op den duur werden mijn vingertoppen gevoelloos. Later kwam ook de pijn opzetten. Híér.’ Ze laat haar vingertoppen dansen, met haar betere linkerhand omlijnt ze de contouren van de muis van haar rechterhand, duidelijk gezwollen: ‘Nu valt het nog mee. Ooit was mijn hand dubbel zo dik. Als een mandarijn.’

Peggy «Ik heb altijd in de schoonmaak gestaan, ik deed dat graag. Ik werkte deeltijds: 25 uur per week, meestal ’s avonds, in bedrijven in Boom en Willebroek. Maar toen gingen mijn ex en ik uiteen: omdat ik alléén achterbleef met de kinderen, heb ik een extra job aangenomen. Aanvankelijk zonder problemen, tót ik dus last kreeg van die tintelingen. Een dof gevoel. Pijn. Voortekenen waren er niet: ik heb nooit iets voorgehad, ik was nooit ziek. En dan kreeg ik ineens de volle laag. Het ging snel achteruit, werd ondraaglijk: ik kon niet eens meer een bezem vasthouden of een emmer opheffen. Na een paar weken ben ik naar de huisdokter gegaan.»

undefined

null Beeld

Het begin van een zwerftocht langs verschillende dokters en specialisten.

Peggy «Mijn huisarts heeft me een pikuur gegeven, récht in de zenuwen in mijn pols. Na twee weken rust was de pijn niet beter. Hij heeft me nóg een spuit gegeven, maar ook die hielp niet: uiteindelijk werd ik naar de specialist doorverwezen. Die heeft me onderzocht, platen gemaakt en geopereerd. Hij heeft de zenuwen... (zoekt naar haar woorden) vrijgemaakt.»

De diagnose was dan al gesteld: het carpaletunnelsyndroom, een geknelde zenuw door overbelasting. Peggy heeft ook artrose aan haar twee duimen. De oorzaak van chronische pijn ligt vaak in de zenuwen en de gewrichten.

Peggy «Dat zijn typische schoonmaaksterziektes. Doordat je de hele tijd dweilen moet uitwringen en emmers moet ronddragen. Het is een beetje zoals een tenniselleboog, maar dan aan de handen.

»In juni ben ik geopereerd: de tintelingen zijn weggetrokken, maar de pijn is gebleven. De operatie is – ik zal het maar zeggen zoals het is – totaal mislukt. De controlearts van de mutualiteit en de specialist die ik heb opgezocht voor een second opinion hebben dat bevestigd.»

undefined

null Beeld

HUMO Kun je je pijn beschrijven?

Peggy «Moeilijk. Het is een soort... botpijn. Een doffe maar doordringende pijn, die uit de binnenkant van mijn hand komt. Meestal begint de pijn aan de basis van mijn duim en trekt ze door in mijn onderarm. Soms heb ik last tot aan mijn schouder.»

HUMO Het gaat op en af?

Peggy «Ja. Momenteel voel ik me beter: mijn vriend is nu zelf ook geopereerd en is thuis, waardoor hij kan helpen in het huishouden. Ik geef mijn pijn nu een... (twijfelt) 3 of 4. Op 10. Wanneer ik er alleen voorsta, heb ik pieken tot 7 en 8. Zeker als ik stress heb. Ik heb een cursus gevolgd bij de VDAB: daar heb ik geleerd dat stress het pijngevoel kan verhogen. Vorige zomer zijn we drie dagen naar een vakantiepark in Nederland geweest: toen zat ik op 2. Ah ja: ik was ertussenuit, moest me van niets iets aantrekken.»

HUMO Kun je schetsen hoezeer de pijn je leven beheerst?

Peggy «Ik sta ermee op en ga ermee slapen. En ’s nachts word ik er soms wakker van. Maar het is meer dan de pijn op zich, ik ben beperkt in mijn doen en laten. Ik ben niet iemand die de hele dag niks kan doen. En ik ben een vrouw, ik moet het huishouden toch doen? Maar een volledig gevulde waterkoker kan ik niet opheffen. Aardappelen schillen of harde groenten snijden: onmogelijk. Strijken lukt amper, stukje per stukje. En dan is er ook mijn vermoeidheid: om elf, twaalf uur is mijn pijp uit en moet ik een uur gaan liggen. Een hele dag doorgaan lukt me niet meer.»

HUMO Lijdt je sociaal leven onder de pijn?

Peggy «Als ik eerlijk ben: ja. Als ik alleen thuis ben, kom ik een hele dag niet buiten. Soms denk ik eraan om een hondje te nemen, want dan ben ik niet alleen en móét ik twee keer per dag naar buiten. Alleen weet ik niet of ik het aankan, voor een hond zorgen.»

HUMO Hoe reageert je omgeving op je problemen?

Peggy «Eén persoon heeft me ooit vlakaf gezegd: ‘Komediant.’ Dan denk ik: ‘O, maar ik wil mijn pijn graag afstaan.’ Maar de meeste mensen hebben wel begrip. Het is eigenlijk andersom: ik heb problemen om hulp te vragen, dat ligt niet in mijnen aard. Als ik iets aan de kinderen vraag – ik heb er vier, en ook een stiefdochter en een kleindochter – trekken die al snel een lang gezicht, en dan hoeft het voor mij ook niet meer. Maar ik zal dat moeten leren, en ik snap dat het voor hen ook moeilijk is. Zij voelen ook dat ik niet meer de mama van vroeger ben. Ze hebben mij altijd vinnig gekend: alles was pico bello in orde als ze thuiskwamen. Dat is het lastige: mijn gezin ziet méé af. Als ik pijn heb, kan ik ook chagrijnig uit de hoek komen. Dan krijgen ze een snauw en een beet. Ik doe dat niet met opzet: het zijn de pijn en de vermoeidheid die spreken. Ik heb er altijd onmiddellijk spijt van en dat zorgt dan weer voor extra pijn en extra stress. (Paar momenten stilte) Soms heb ik het zó zwaar en heb ik zó veel pijn, dat ik het liefst van al mijn hand eraf zou kappen. Ik heb dat ook al tegen de dokter gezegd. Maar naar het schijnt zou de pijn zelfs dán niet ophouden. De pijn heeft zich al lang verspreid naar de rest van mijn lichaam, zeggen ze in de pijnkliniek.»


Levenslang

Op de vijfde verdieping van het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen tref ik dokter Guy Hans, medisch directeur van het UZA, maar ook anesthesist en coördinator van het pijncentrum. Hans heeft jaren onderzoek en klinische praktijk op de teller. Ik leg hem om te beginnen een opmerkelijke statistiek voor: volgens sommige onderzoeken lijdt 1 op de 4 Belgen pijn.

Guy Hans «Als je 1000 mensen belt en vraagt of ze de afgelopen dagen pijn hebben gehad en of dat vaker voorkomt, zal 25 procent melden: ‘Ja.’ Zo moet je dat cijfer begrijpen, het zit rond het globale gemiddelde van 20 procent. Noord-Europa scoort lager, 18 à 20 procent, en Zuid-Europa hoger: tot 26 procent. Dat heeft met temperament en opvoeding te maken: Scandinaviërs leren van jongs af aan om pijn te verbijten, en zullen het minder snel rapporteren.»

undefined

'De meeste patiënten willen gewoon een pilletje of een spuitje waarmee de pijn weggaat: hen moeten we teleurstellen'

HUMO 1 op de 4 is niettemin spectaculair.

Hans «Ja, maar relevanter is het cijfer van 960.000: het aantal chronische pijnpatiënten in België. Dat zijn mensen die niet meer functioneren doordat ze élke dag pijn lijden en continu medische opvolging nodig hebben. Dat is óók veel: bijna 9 procent van de bevolking. Er is veel aandacht voor diabetes, kanker en hartziekten – terecht – maar als je al die mensen optelt, kom je nog niet in de buurt van het aantal pijnpatiënten: pijn is de meest voorkomende ziekte ter wereld.»

HUMO ‘Ziekte’, zegt u expliciet.

Hans (knikt) «Acute pijn is een symptoom van een onderliggend lichamelijk probleem. Een signaal dat de hersenen erop wijst dat er iets mis is: een erg handig biologisch mechanisme dat evolutionair nuttig is gebleken. Chronische pijn is níét nuttig: iemand kan bijvoorbeeld genezen van kanker en toch de rest van zijn leven met pijnklachten rondlopen, ook als de oorzaak is weggenomen. Daarom moet je chronische pijn als ziekte behandelen, niet als symptoom.»

HUMO Waar trekt u de grens tussen acute en chronische pijn?

Hans «Als de pijn na drie maanden niet weg is, zo wordt stilaan algemeen aangenomen, is de kans klein dat ze nog verdwijnt. Na zes maanden is de pijn waarschijnlijk levenslang. Dan zijn er structurele anatomische veranderingen opgetreden: de pijn heeft zich dan ergens in het lichaam genesteld, in de zenuwbanen of het ruggenmerg. Het probleem kan ook hoger zitten, in de hersenen. Die zijn dan wound up, zoals wij zeggen, overgevoelig voor pijn. Maar dat wil absoluut niet zeggen dat de pijn imaginair is. We zien op MRI-scans van de hersenen dat mensen écht pijn voelen. Bij pijnpatiënten zie je de hersenen ook veranderen: de activiteit verhoogt, er worden andere verbindingen gelegd. Elk deel van ons lichaam heeft een eigen plekje in de hersenschors waar het wordt gerepresenteerd. Voor de linkerpink is dat een minuscuul stukje, maar bij iemand die al vijftien jaar pijn heeft aan zijn linkerpink, zien we op scans dat 90 procent van de hersenschors bézig is met die pink: de hersenen zijn zich daarop gaan focussen. Wat je dan ook doet aan die pink, de pijn blijft. Sommige mensen zouden zelfs zeggen: ‘Hak de pink eraf, dan ben ik ervan verlost.’ Maar zelfs dát zou niet meer helpen.»


Geen wondermiddel

Volgens de gangbare definitie is pijn een ‘zintuiglijke en/of emotionele’ ervaring. Pijn is ook subjectief, en bovendien moeilijk te vatten. Amerikaanse onderzoekers legden ooit een stapel rugscans voor aan een panel orthopedisten: die moesten op basis van de zichtbare schade de pijnpatiënten uit de stapel halen, maar deden het niet beter dan een lottrekking.

Hans «Als je 100 mensen van de straat plukt en onder een scanner duwt, zul je bij 75 van hen een afwijking vinden die rugpijn kan verklaren. Slechts 10 van die 100 mensen zullen ook effectief pijn signaleren: dat zullen niet altijd degenen zijn met de grootste schade. Anderen hebben véél schade, maar merken dat niet eens.»

HUMO Er is geen directe link tussen de lichamelijke schade en de pijnervaring?

HANS «Er zijn duizenden mogelijke oorzaken van pijn. Statistisch gezien heeft iedereen wellicht een medisch probleem dat chronische pijn zou kunnen verklaren: toch zijn we niet allemaal pijnpatiënt. Bij elke acute pijn – een enkelverzwikking, een tandabces of kanker – heb je gemiddeld 10 procent kans dat het chronisch wordt: waarom gebeurt het bij de ene wel en bij de andere niet?»

HUMO Sommige mensen hebben meer aanleg voor pijn?

Hans «Ja. En waarschijnlijk is die gedeeltelijk genetisch bepaald. Sommige mensen kunnen van nature beter tegen pijn dan andere. Maar de pijndrempel schommelt ook naargelang de omstandigheden. De omgeving waarin je opgroeit en functioneert. Je werk. Stress. Dat bepaalt allemaal de gevoeligheid van het zenuwstelsel. Door eerdere ervaringen zoals een ongeval of een trauma – zoals seksueel misbruik – kunnen de hersenen ‘waakzamer’ zijn voor pijn. Ook persoonlijkheidskenmerken spelen mee. Mensen die de neiging hebben alles van de negatieve kant te bekijken, zijn waarschijnlijk ook gevoeliger voor pijn: wij noemen dat pain catastrophizers. Er is de laatste tijd veel onderzoek gedaan naar alle factoren die ervoor kunnen zorgen of iemand pijnpatiënt wordt. Wellicht zullen we ooit kunnen voorspellen wie aanleg heeft: zeer nuttige informatie bij een operatie of een ongeval. Ook in de pijnbestrijding zullen gepersonaliseerde behandelingen de norm worden.»

HUMO Dat komt gelegen: de maatschappelijke kost van chronische pijn is groot.

HANS «Ja, omdat de groep zo enorm is. En hij zal niet kleiner worden, omdat we de pijn niet meer kunnen wegnemen: die illusie mag de overheid niet hebben. Maar we kunnen de instroom van nieuwe patiënten wel proberen te beperken door ons te richten op de mensen die nog niet chronisch pijn lijden. Als iemand drie weken na een schouderoperatie bij de orthopedist komt klagen, schrijft die meestal een pijnstiller en zes weken extra ziekteverlof voor. Zes weken later: hetzelfde verhaal. En dan nóg ’ns. Dat blijft aanslepen, tót die mensen bij ons belanden. Nu weten we dat het beter is dat die mensen al na die eerste drie weken naar ons komen. Dan kunnen we ze agressief behandelen – medicamenteus, met actieve revalidatie, maar ook psychosociaal. Zo iemand kun je nog genezen en pijnvrij maken, nadien is het kalf verdronken. Maar de window of opportunity is klein: je hebt maar acht tot twaalf weken.»

HUMO ‘Medicamenteus én psychosociaal’: het pijnonderzoek heeft de laatste jaren spectaculaire sprongen gemaakt, ook in de behandeling is de focus verschoven van het lichaam naar het brein.

Hans «De meeste patiënten willen gewoon een pilletje of een spuitje waarmee de pijn weggaat: die mensen moeten wij meteen teleurstellen. Medicatie zal altijd wel een rol spelen, maar dan binnen een integrale, holistische aanpak. En een wondermiddel dat 80 procent van de mensen helpt, bestaat sowieso niet: de laatste vijftien jaar zijn zelfs geen nieuwe categorieën van pijnmedicatie uitgevonden. En hoe dan ook volstaat het niet om alleen de lichamelijke schade in acht te nemen: meestal is die al lang weggenomen en blijft alleen de pijn over.»

HUMO Pijnbestrijding is niet langer uitsluitend een zaak van anesthesisten en chirurgen: steeds vaker treden psychologen op de voorgrond.

Hans «Klopt. We proberen de pijndrempel en de weerstand van de patiënt te verhogen door de hersenen te trainen, bijvoorbeeld met cognitieve gedragstherapie. Ook al blijft de oorspronkelijke pijnprikkel dezelfde: hij wordt door de hersenen als minder intens ervaren.»

HUMO Welke concrete technieken worden daarvoor gebruikt?

Hans «Dat hangt van de persoonlijkheid en de vaardigheden van de patiënt af. Wij geloven erg in relaxatie-oefeningen, maar veel mensen kúnnen dat niet.

»Zelfs EMDR wordt toegepast, een techniek uit de traumapsychologie, want pijn wordt meestal gelinkt aan een specifieke gebeurtenis, zoals een ongeval.»

Bij EMDR – eye movement desensitization and reprocessing – laat de therapeut de patiënt snelle oogbewegingen maken, van links naar rechts. Soms komen er ook geluids- en gevoelsprikkels aan te pas. EMDR grijpt in op neuronale netwerken in de hersenen, waardoor de verwerking van traumatische informatie verbetert.

HANS «Zelfhypnose is nog zo’n instrument: we leren mensen om zichzelf in een meditatieve toestand te brengen wanneer ze voelen dat de pijn weer opbouwt, zo kunnen ze de piek couperen. Het is dan wel cruciaal dat mensen de pijn in een vroeg stadium detecteren, maar we zijn het helaas verleerd om naar ons lichaam te luisteren. Wij zien hier vaak mensen die niet meer de juiste link leggen tussen hun pijn en de omstandigheden waarin ze ontstaan is. Sommige patiënten koppelen de pijn aan een specifieke beweging, maar wij kunnen na een grondige anamnese vaak al snel constateren dat de pijn te maken heeft met bijvoorbeeld een voorval op het werk. Niet per se omdat het fysiek belastend is: soms worden mensen overgeplaatst naar een andere afdeling, worden ze niet aanvaard door agressieve collega’s en ontwikkelen ze pijnklachten die gaandeweg verergeren. En als ze vijf jaar later bij ons komen, leggen ze het verband niet meer met die overplaatsing.»

HUMO Zijn dat dan psychosomatische klachten?

Hans «Nee. Vaak is de oorzaak van de pijn er al een hele tijd, maar voelen mensen de pijn pas echt wanneer hun weerstand op de één of andere manier daalt. Door onprettige ervaringen op het werk, bijvoorbeeld. En dan begint de pijn een eigen leven te leiden. Dan mag je zoveel opereren als je wilt: zolang die mensen zich niet veilig voelen, krijg je ze niet pijnvrij.

»Pijn is niet alleen een medische problematiek, maar ook een sociale. Veel van onze patiënten hebben ook psychische problemen, omdat hun pijn zo invaliderend is: het leven bepérkt zich tot de pijn en haalt de structuur van hun leven onderuit. Ze verliezen hun werk, hun sociaal netwerk valt uiteen. De werkloosheid ligt hoger bij chronische pijnpatiënten. Ze scheiden vaker en begaan meer partnergeweld. Meer depressies, drugmisbruik en alcoholisme. Daarom hameren wij ook op levenshygiëne: ‘Ga op tijd slapen, sta op tijd op. Eet gezond. Bewéég. Kom buiten.’

»Sommige patiënten zeggen: ‘Ik heb al vijftien jaar pijn. Los het op.’ Dan moet ik zeggen: ‘Nee. U zult het zélf moeten doen, maar wij kunnen u de juiste tools aanreiken.’ Eigenlijk moeten mensen zichzelf behandelen. Dat begint simpelweg met educatie: ‘Wat ís pijn?’ We leggen ze uit wat ik u uitleg.»

HUMO Een collega van u vertelde me dat hij patiënten zo snel mogelijk alle illusies ontneemt: ‘U zult nooit meer pijnvrij leven.’ Hij leert ze projectmatig te denken, doelen te stellen: terug naar de cinema gaan.

Hans «Ja. Je kunt dan ook mobile health-apps gebruiken, waarmee de patiënt in de thuissituatie opgevolgd wordt en wij een duidelijk, objectief beeld krijgen van zijn activiteit. Wij horen vaak: ‘Het gaat niet beter, dokter.’ Terwijl zijn vrouw zegt: ‘Maar jawél.’ Of andersom. In een dokter-patiëntrelatie moet je wel weten waarover je praat: als je een activity tracker meegeeft, kun je mensen overtuigen. ‘Je beweegt dubbel zoveel als vroeger.’ Zodra het besef doordringt dat ze meer bewegen, zal de pijn ook afnemen, en wordt de patiënt redzamer. Zo krijg je een lus van positieve feedback.»

undefined

null Beeld


Nooit meer de oude

Omdat operaties geen soelaas brachten, trok Peggy vorig jaar naar de afdeling orthopedie van het UZA voor een second opinion. Ook daar wist men zich geen raad met haar pijnklachten: ze werd doorverwezen naar de pijnkliniek. In eerste instantie werd gezocht naar een uitgekiende combinatie van medicatie. Een anti-epilepticum tegen zenuwpijnen en een erg lage dosis antidepressiva voor de nachtelijke pijn – ‘Als ik dat níét inneem, word ik kermend wakker van de pijn.’ Tegen de bijwerkingen van die pillen – rusteloze benen – neemt Peggy medicatie die normaal aan parkinsonpatiënten wordt gegeven. Voor de ergste pijnpieken heeft ze pijnstillers op basis van morfine. Maar zoals dokter Hans al zei: het is slechts een deel van de oplossing.

Peggy «De medicatie maakt het draaglijker, maar niet voldoende: de pijn zal nooit meer helemáál weggaan. ‘Je moet ermee leren leven,’ zeiden ze. Ik probeer het een plaats te geven, maar soms lukt dat moeilijk. De pijn is er wel, hè? Daarom hebben ze mij naar een psychologe doorverwezen: Lisa

HUMO Vond u dat niet vreemd, dat u voor uw pijn naar een psycholoog moest?

Peggy «Nee. (Denkt na) Ik weet dat ik niet zot ben, maar ik dacht: ‘Ik kan maar beter gaan praten met iemand.’ Omdat ik het moeilijk had om de pijn te aanvaarden. Nu leren we stap voor stap om de pijn een plaats te geven.»

De psychosociale benadering van pijnbestrijding is een traag proces. De meeste pijnpatiënten worden getroffen door een overweldigend gevoel van controleverlies en de therapie moet die hulpeloosheid doorbreken, de patiënten over nieuwe hordes tillen.

Peggy «Soms denk ik nog te vaak: ‘Ik wil de oude worden.’ Maar dan speelt Lisa daarop in: ‘Zet dat uit je hoofd. Het is zo en niet anders.’ Het is niet gemakkelijk. Lisa adviseert en stuurt bij, maar uiteindelijk moet ík de klik wel maken.»

De basisprincipes van de cognitieve gedragstherapie in de praktijk gebracht: gevoelens, gedrag en gedachten beïnvloeden elkaar. Als je iemand aan het bewegen krijgt, zal die ook anders gaan denken en voelen. En wie zich beter voelt, zal sneller tot initiatief geneigd zijn: naar zo’n positieve denkspiraal wordt toegewerkt.

Peggy «Lisa is ook een klankbord. Vorige maand was ik bij haar en heb ik uitgelegd dat het nu goed gaat omdat mijn partner thuis is: ze heeft me er meteen op gewezen dat het geen blijvende oplossing is, dat ik het vroeg of laat weer alleen moet doen. Zo houdt ze me alert. Ik kan ook bij haar terecht als ik me schuldig voel, bijvoorbeeld omdat ik voltijds ben gaan werken na mijn scheiding. Of als ik denk dat ik faal als moeder. Lisa geeft me dan oefeningen mee: ze laat me mijn positieve en negatieve kanten oplijsten. Of ze geeft me een vragenlijst mee, over de goeie en slechte eigenschappen van moeders. Dat... helpt.»

HUMO Je vordert traag maar gestaag.

Peggy «Ja, ik ben nog wel bezig met de pijn, omdat ik ze nog altijd vóél, begrijp je? De medicatie blijft wel niet zonder gevolgen. Ik ben in een maand tijd 15 kilo bijgekomen. En de pillen zijn ook niet goed voor de seks. Dat speelt ons ook parten: ik ben gewoon te moe ’s avonds, maar ik kan hém toch niet straffen voor mijn problemen? Daar heb ik het met Lisa ook over. We hadden eerst zelf een oplossing gezocht, ik nam mijn avondlijke medicatie pas in nadat we ons ding hadden gedaan. Lisa heeft dat bijgestuurd: ‘Heb je dan géén pijn?’ Jawel dus, bij bepaalde handelingen. Ze heeft me aangeraden om maar één medicament later in te nemen, maar vond het voor de rest wel héél oké dat we zelf gezocht hadden naar een oplossing. Dat probeert ze mij aan te leren: mijn plan trekken.»


Weer aan het werk

HUMO Wat is de slaagkans van deze nieuwe benadering van pijnbestrijding?

HANS «Bij de móéilijke pijnpatiënten: 30 à 40 procent. En dan spreken we niet over een behandeling van vier of vijf maanden, maar van nog veel langer. En mensen die al 10 jaar pijn hebben, krijg je nooit meer 100 procent pijnvrij. Zelfs geen 90 procent. Maar we kunnen de pijn wel met 30 tot 50 procent doen zakken. Die 30 procent is het verschil tussen leefbaar en onleefbaar, tussen níéts kunnen en functioneren. Die mensen zullen altijd medicatie nodig hebben, de rest van hun leven relaxatie-oefeningen en sport moeten blijven doen, maar het zal draaglijk zijn.»

HUMO Kunnen ze terug aan het werk?

Hans «Dat is uitdrukkelijk het doel: reïntegratie, ook op de arbeidsmarkt. Als het niet voltijds kan, dan minstens halftijds. Dat is bewezen doeltreffend: als mensen een zinvolle dagtaak hebben, zijn de hersenen vanzelf minder gefocust op de pijn en verhoogt de levenskwaliteit. Opnieuw: positieve feedback. We helpen ook bij verzekeringskwesties en problemen met de werkgever. Wij zijn hier een beetje voorloper omdat we ook een ability manager in dienst hebben: een arbeidspsycholoog die patiënten begeleidt in hun terugkeer naar de werkvloer. Hij gaat zelfs mee naar de bedrijven, om te kijken hoe we het werk kunnen aanpassen om de patiënt opnieuw aan het werk te krijgen.»

'Onze omgang met pijn is veranderd: we hebben er minder begrip voor'


HUMO Pijnbestrijding lijkt dan meer op maatschappelijk werk dan op geneeskunde.

Hans «Ja, dat zou je kunnen zeggen. We schrijven nog altijd dezelfde medicatie voor als tien jaar geleden, maar zetten veel meer in op een geïntegreerde aanpak, met begeleiding en reïntegratie. Helaas is dat spoor compleet ondergefinancierd: wij liggen niet in de bovenste schuif bij de overheid.»

Een voltijdse baan zit er voor Peggy voorlopig niet in. Maar ook zij denkt aan een comeback.

Peggy «Ik ben nog maar 44, en ik moet het met 500 euro per maand minder doen: ik wil terug gaan werken, ja, maar voorlopig is dat onmogelijk. Ik moest onlangs naar de controlearts van de ziekenkas: ze vroeg me of ik het écht niet zag zitten om twee à drie uur per dag te werken. Kent gij een baas die iemand aanneemt voor drie uur? Ik heb dat gezegd tegen Lisa: ‘Die van de ziekenkas willen mij zo snel mogelijk weer aan het werk.’ Lisa zei ook dat ze dat maar moeten begrijpen, dat we de ene stap voor de andere moeten zetten. Ik ben al 2,5 jaar thuis: ik kan onmogelijk van vandaag op morgen weer aan het werk.»

HUMO Je doet wel vrijwilligerswerk.

Peggy «Ik zit aan het onthaal in een dokterspraktijk. Een halve dag per week. Meer zit er niet in: ik heb een halve dag testen gedaan bij een ergotherapeut, om te zien wat ik nog aankan. Dat was een halve dag afzien: ik moest bouten schroeven met mijn slechte hand en met zware bakken sleuren. Ik heb veel pijn gehad, tot huilens toe, maar uit die testen bleek dat receptiewerk binnen mijn mogelijkheden ligt: ik ontvang mensen en meld ze aan in de computer. Ik vind het fantastisch werk, omdat ik een paar uren niet aan de pijn denk: de tijd vliegt dan vooruit. Ik moet wel zeggen, vanaf halftwaalf wordt het rustiger: als ik dan niets omhanden heb, krijg ik mijn klop.»


Fakers

HUMO Tot slot, dokter: de sociale zekerheid moet het in deze tijden van budgettaire krapte met minder doen. Net op een moment dat meer en meer Belgen arbeidsongeschikt zijn, door burn-outs en rugklachten. Je hoort vaak: ze doen alsof.

Hans «Fakers zijn een absolute minderheid, dat gaat over een paar procentpunten. De hogere frequentie van burn-outs en rugklachten is logisch te verklaren, want het zijn syndromen die te maken hebben met functionele uitputting. En we leven nu eenmaal in jachtige tijden.»

HUMO Heeft de samenleving meer pijn dan vroeger, of kunnen we er gewoon minder tegen omdat we voor elke kwaal een pilletje willen?

Hans «Het is dubbel. We leven langer, waardoor we nieuwe soorten pijn zien ontstaan – denk aan de pijn van kankerpatiënten. Maar ik denk ook dat onze omgang met pijn is veranderd, er is minder begrip voor. Twee weken klagen mag, drie ook, maar na vier weken word je een zaag. Vroeger waren we toleranter, mensen werden familiaal ook meer gekoesterd. Bovendien stelt de samenleving alsmaar hogere eisen: wij zien de weerslag daarvan bij onze patiënten. Dat gaat dan niet alleen over de arbeidsomstandigheden. Die zíjn zwaar, maar mensen zien niet in dat ze ook tijdens hun vrije tijd te veel hooi op hun vork nemen. Ze móéten die film zien, én dat concert bijwonen, én drie activiteiten met de kinderen doen tijdens het weekend. Veel mensen kunnen dat niet aan en gaan onder de lat door. Wij hameren erop bij onze patiënten: leg jezelf één doel op, geen tien, en luister naar je lichaam.»

* Peggy is een pseudoniem

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234