A. F. Th. vander Heijdens terugkeer naar de wereld
Met de requiemroman ‘Tonio’ schreef A. F. Th. van der Heijden zijn grootste commercieel succes tot nog toe. Hij kreeg net ook de P.C. Hooftprijs. Maar om te bewijzen dat hij niet op de lauweren gaat rusten die men hem toewerpt heeft hij een nieuwe roman klaar: ‘De helleveeg.’
Als een eenzame kolos staat Vander Heijden aan de top van de Nederlandse letteren. Na het overlijden van zijn zoon Tonio leefde hij jarenlang compleet geïsoleerd. Vandaag probeert hij naar de wereld terug te keren. Twee middagen maakte hij vrij voor een interview met schrijver Daan Heerma van Voss. Stephan Vanfleteren nam de foto’s bij een monumentaal interview.
Over de P.C. Hooftprijs:
«Een oeuvreprijs is per definitie retrospectief, terwijl ik het zie als een peiling op ongeveer twee derde van de rit. Begrijp me goed, het is een grote eer. Tegelijk is het een eer waartegen ik me moet verzetten. Ik wil het juryrapport ongeldig verklaren! En als milde provocatie bedacht ik dat het mooi zou zijn om op die avond zelf een nieuw boek te kunnen uitdelen. Ik wil geen gouden handdruk van de literatuur.»
Over zijn afzondering de laatste vier jaren:
«Ik leef nu al vier jaar als een kluizenaar. Het eerste jaar daarvan, toen Tonio nog leefde, voelde ik me genoodzaakt om me terug te trekken. Ik wilde anders gaan leven: gedisciplineerder, geen kroegen meer, geen restaurants. Ik had het gevoel dat ik veel tijd moest inhalen. Het was alsof ik mezelf moest oefenen in eenzaamheid. Ik moest gezonder gaan leven. Na ‘Tonio’ kon dat scenario bij het oud vuil, toen was het pijnstiller on the rocks. (Kleine adempauze)Ik heb geen idee welke overlevingsdrift het is geweest, maar ik zit er nog; en ik schrijf, gedisciplineerd, vol werkkracht, elke dag van ’s ochtends tot ’s middags vijf uur.»
Over Tonio:
«Laatst besefte ik: ik word bespioneerd door mijn verdriet. Het houdt mij in de gaten, geef ik er wel genoeg blijk van? Ach, laat me maar bespioneerd worden, laat me maar de verklikker zijn van hoeveel verdrieturen ik maak.»
«Ik heb een terugkerende droomachtige fantasie. Het speelt in de ondergrondse labyrint van de Noord-Zuidlijn. Ik loop in die tunnels en Tonio fietst achter me, ik hoor zijn wielen door de modder ploeteren. Ik kan met hem praten, zolang ik maar niet omkijk. Waarover dan praten? Gemeenschappelijke herinneringen, de toekomst, het ongeluk.»
undefined