Afscheid van Walter De Buck: herlees zijn 'Wonderjaren'
Vandaag wordt in Gent afscheid genomen van stadsbard Walter De Buck: u kunt er in de Bijloke terecht voor een laatste groet en een muzikaal eerbetoon door onder meer Alex Rambaut, afgelopen decennium accordeonist en vaste begeleider van De Buck, en Patrick Riguelle. In juli 1993 interviewde Diederik Van den Abeele de Gentse muzikant en kunstenaar voor de reeks 'De Wonderjaren'. Hieronder kunt het volledige interview herlezen.
(Verschenen in Humo 2758 op 15 juli 1993)
'Laten we hopen dat ons Fideeltje op zijn achttiende een betere verhouding met zijn vader zal hebben dat ik met de mijne heb gehad,' zegt Walter De Buck - beeldhouwer en volkszanger van professie, maar bij het grote publiek vooral bekend als de verpersoonlijking van de Gentse Feesten.
De kunstenaar staat in het midden van zijn rommelige atelier en houdt zo fier als een gieter zijn zoon in de armen. Het kereltje ligt half verscholen tussen zijn vaders baard en slaapt een vredige slaap. Hij wordt morgen een half jaar oud. Zijn vader wordt over enkele maanden zestig.
'Mijn vader was ook zestig toen ik werd geboren,' vertelt de Gentse bard, 'en dat heb ik hem lange tijd verweten. Ik was ervan overtuigd dat al onze ruzies en discussies hun oorsprong vonden in ons grote leeftijdsverschil. Vandaar dat ik op een gegeven moment heb besloten later nooit op zo'n hoge leeftijd nog kinderen te maken.' Hij veegt zijn vrije hand af aan zijn broekspijp, wriemelt vervolgens voorzichtig in zijn baard en kijkt vertederd naar het gezichtje van het slapende kind. 'Toch wreed hoe een mens veranderen kan, hé?'
HUMO Had u dan zo'n slechte relatie met uw vader?
Walter De Buck «Als kind zeker niet, integendeel. Maar vanaf mijn puberteit begon ik me tegen mijn opvoeding af te zetten en daar hadden mijn ouders het heel moeilijk mee. Ze begrepen me niet. Op een bepaald moment - ik was zeventien - ben ik thuis gaan lopen. Samen met mijn beste vriend Raf ben ik toen helemaal naar Zuid-Frankrijk gefietst. We zijn ongeveer een jaar weggebleven en hebben in die periode heel Frankrijk gezien: Normandië, Bretagne, Bourgondië, de Provence... Om aan de kost te komen werkten we: we rooiden bieten en plukten druiven. We hadden ook allebei een schildersezel op onze fiets gebonden en wilden zo'n beetje in de voetsporen treden van Vincent Van Gogh (lacht).»
HUMO Wat vonden uw ouders daarvan?
De Buck «Die waren vreselijk boos: ze dreigden er op een gegeven moment zelfs mee me te onterven. Ze waren ook heel ongerust - ze wisten aanvankelijk niet eens waar ik was - tot ik hen na enkele dagen een briefje schreef en hen mijn plannen uitlegde. Na enkele maanden waren ze gekalmeerd en kon ik weer op een normale manier met hen communiceren.
»Over het algemeen had ik een zeer goede verhouding met mijn vader en moeder. Als ik aan mijn jeugd terugdenk, denk ik zelfs in de eerste plaats terug aan mijn moeder, met wie ik een heel bijzondere band had. Min moeder was een heel speciale vrouw. Ze is pas op haar vijfenveertigste getrouwd. Ze was de oudste van negen kinderen en heeft in de plaats van mijn grootmoeder - die zwaar suikerziek was - haar acht broers en zussen moeten grootbrengen. Ze wilde niet aan trouwen denken voor alle kinderen het huis uit waren. Daarna is ze getrouwd met mijn vader, een weduwnaar die op dat moment al bijna zestig was. (Mijmerend) Mijn moeder was een bijzonder idealistische vrouw.»
HUMO Wat bedoelt u daarmee?
De Buck «Ons gezin was heilig. Zowel mijn broer Erik, mijn zus Helga als ikzelf zijn als serreplantjes opgegroeid. Mijn ouders - maar vooral mijn moeder - sloten ons af van de buitenwereld en voedden ons op in een beschermde wereld van kunst, cultuur en creativiteit. In plaats van ons zo snel mogelijk mechanisch en rechtlijnig te leren denken, werd ons creatieve bewustzijn in hoge mate gestimuleerd. Dat klinkt allemaal misschien heel boeiend en wreed interessant, maar als opgroeiend kind heb ik het daar dikwijls moeilijk mee gehad. Het is pas de laatste jaren dat ik ben beginnen te beseffen in wat voor een uitzonderlijk bevoorrechte situatie ik ben opgegroeid: pas nu zie ik de voordelen van mijn opvoeding in.»
HUMO Was uw vader ook een idealist?
De Buck «Zeker en vast. Mijn vader was kunstschilder.
»Hij was een getormenteerd romanticus die het leven van de jaren ’20 en ’30 niet aankon. Hij kon niet mee met het avantgardistische expressionisme van die tijd. Hij was academisch geschoold en een zeer professionele schilder - hij was, onder andere, heel goed bevriend met Frits Van den Berghe - maar hij viel uit de boot als het op nieuwe kunststromingen aankwam. En dat maakte hem somber en weemoedig. Dat bleek zeer goed uit zijn schilderijen - hoewel hij op latere leeftijd van stijl veranderd is. Voor zijn huwelijk met mijn moeder schilderde hij bijna uitsluitend sombere en allegorische taferelen - je zou zijn stijl toen het beste als postromantisch of als Wagneriaans kunnen omschrijven. Maar dat veranderde toen hij mijn moeder leerde kennen en zeker toen mijn oudere zus werd geboren: vanaf toen begon hij opeens veel zonniger te schilderen.»
HUMO Hoe verdiende uw vader zijn kost? Verkocht hij zijn schilderijen?
De Buck «Hij verkocht zelfs vrij veel schilderijen, vooral in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog, na zijn pensionering. Voor de oorlog gaf mijn vader les aan de Academie van Gent. Voor hem kwam kunst altijd op de eerste plaats. Mijn vader was een heel kunstzinnig man.»
HUMO En uw moeder?
De Buck «Mijn moeder speelde piano en ze zong, maar ze was vooral heel belezen. Ze kon over alles en nog wat meepraten. En ze wou ook alles weten. Toen ik rond mijn dertigste de Staatsprijs voor Beeldhouwkunst won, ben ik met dat geld een jaar naar India getrokken. Mijn moeder begreep aanvankelijk niet waarom ik niet zoals alle andere kunstenaars naar Italië ging. Toen ik haar in mijn brieven uitlegde dat ik ook sterk geïnteresseerd was in oosterse cultuur en filosofie is ze zich in het onderwerp gaan verdiepen. Tientallen boeken heeft ze erover gelezen. Ze was toen al ver in de zeventig, maar ze wou absoluut weten waarmee haar jongste zoon bezig was.»
HUMO Hoe herinnert u zich uw prille kinderjaren? Welke sfeer heerste er in het gezin De Buck?
De Buck «Wij vormden een eiland. We hadden weinig of geen contact met de wereld rondom ons. Mijn ouders wilden, bijvoorbeeld, niet dat we met de buurtkinderen speelden. Ons tuinhek was altijd gesloten: wij mochten niet naar buiten en de buurkinderen mochten niet naar binnen. Als ik een conflict had met mijn moeder ging het altijd daarover: dan was ik uitgebroken om met de kinderen uit de buurt te gaan spelen. Mijn moeder was van mening dat haar kinderen een betere opvoeding kregen dan de andere kinderen en dat het contact met leeftijdgenoten een slechte invloed op ons zou hebben.
»Alleen onze neefjes en nichtjes mochten ’s zondags komen spelen. Die woonden allemaal in de buurt. Mijn grootvader langs moeders zijde behoorde tot de Gentse burgerij, was zeer rijk en had voor zijn negen kinderen villa’s langs de Leie laten bouwen. Vandaar dat heel onze familie vlak bij elkaar woonde - wij vormden een echte clan aan de Leie. Heel mijn jeugd speelt zich af in die buurt. Ik woon nu trouwens nog steeds in mijn ouderlijk huis.»
HUMO Hoe erg vond u het om niet met de kindderen uit de buurt te mogen omgaan?
De Buck «Dat verbod heeft ongetwijfeld mijn revolutionaire kraakter aangewakkerd. Op een bepaald moment begon ik alle denkbare uitvluchten te verzinnen om toch maar met andere kinderen in contact te kunnen komen. Iedere uitvlucht was goed om te kunnen ontsnappen.»
HUMO Hoe reageerden de kinderen uit de buurt op het beveiligde bastion van de familie De Buck aan de Leie?
De Buck «De buurt vond ons vreselijk pretentieus en hooghartig. Mijn broer, mijn zus en ikzelf werden beschouwd als rijkemensenkinderen. Ik kom vandaag nog geregeld mensen van vroeger tegen die me zeggen: ‘Awel Walter, uw vader dat was een lieve man, maar uw moeder was een pretentieus mens. (Stilte) Mijn vader was inderdaad een lieve man die helemaal onder de knoet van zijn vrouw zat. Mijn moeder was duidelijk de baas in het gezin - zij was de patriarch.»
HUMO Waren uw ouders mensen die hun rijkdom graag tentoon stelden?
De Buck «Absoluut niet. Wij leefden heel spaarzaam. We hadden bovendien heel weinig liquide geld: de rijkdom van mijn ouders zat in hun huis en hun grond.
»Trouwens: zo rijk waren mijn ouders nu ook weer niet. Alleen hun ingesteldheid om zich te distantiëren van andere mensen en hun kinderen af te schermen, duidde op een bourgeoisie-mentaliteit.»
HUMO Beschrijf uzelf eens als kind?
De Buck «Ik was een heel bedorven kind. Ik was overbeschermd - een cultureel serreplantje. In plaats van met moedermelk ben ik met klassieke muziek grootgebracht. En met literatuur. Mijn moeder had een geweldig grote bibliotheek met een speciale kast voor boeken die we niet mochten lezen omdat we daar nog niet rijp genoeg voor waren. Maar dat waren natuurlijk die boeken die we het éérst lazen - ‘De bekentenissen’ van Jean-Jacques Rousseau, bijvoorbeeld.»
HUMO Was u een gelukkig kind?
De Buck «Ik was - net als mijn vader - een somber iemand. Ik ben als kind heel vaak ziek geweest en dat is niet onbelangrijk geweest in mijn karaktervorming en mijn kijk op het leven. Tot aan mijn twaalfde ben ik een heel zwak en kwetsbaar kereltje geweest. Dat had voor gevolg dat mijn moeder me nog méér ging verwennen. Ik ben ervan overtuigd dat veel van mijn jeugdige problemen en conflicten hun oorsprong vinden in mijn zwakke gezondheid en in het overvloedig vertroeteld zijn door mijn moeder.
»Ik had voortdurend vreselijke hoofdpijnen, ik leed aan bloedarmoede en had een lopend oor. Ik weet nog goed dat ik het grootste deel van de tijd niets kon doen en in een donkere hoek van de kamer op een zetel lag. Iedere keer als ik opstond, draaide ik weg. Mijn moeder had alleen maar oog voor mij en dat veroorzaakte veel jaloezie bij mijn broer en zus: die vonden dat alle aandacht naar mij ging en zij werden verwaarloosd. Ik profiteerde daar wel eens van die situatie: als ik ruzie met hen had en ik begon te huilen, kreeg ik altijd automatisch gelijk van mijn moeder. Ze hoefde de toedracht van onze ruzies niet eens te kennen: als Waltertje huilde, kreeg Waltertje altijd gelijk… Rond mijn negende ben ik dan geopereerd aan mijn oor - men heeft mijn middenoor er volledig uitgehaald. Sindsdien ben ik aan één kant doof.»
HUMO U bent geboren in 1934. Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
De Buck «Alleen dat ik in een voortdurende angst leefde. Ook mijn broer en zus, alle kinderen uit de buurt en de kinderen van mijn klas hadden schrik. We hadden vaak nachtmerries. Ik ben ervan overtuigd dat de oorlog zijn stempel heeft gedrukt op mijn generatie: wij zijn een generatie mensen die zijn opgegroeid met een voortdurende angst.
»We woonden vlakbij Sneppebrug, waar de Duitsers hun afweergeschut hadden opgesteld om het Sint-Pietersstation en de spoorweg naar Oostende te beschermen. Er werd bijna continu geschoten. En als ’s nachts het schieten begon, kropen we allemaal doodsbang onder ons bed of in de kelder. Ik herinner me nog heel goed dat ik als negen- of tienjarige knaap voortdurend schuilkelders in onze tuin aan het graven was die ik afdekte met oude planken. Ik heb ook een vijftal heuse bombardementen meegemaakt. Die bommen waren voor de spoorweg een kilometer verderop bedoeld, maar ze vielen heel vaak op de huizen in de buurt. Het dak van ons huis is op die manier twee keer totaal vernield geweest. Als ik vandaag de tv-beelden uit ex-Joegoslavië zie, beleef ik mijn jeugd opnieuw. Ik weet precies wat die kinderen ginder allemaal meemaken… Die eeuwige angst. (Huivert) Vreselijk.
»Alle kinderen moesten tijdens de oorlog hun steentje bijdragen aan het huishouden. Ik zat heel vaak op de vuilnisbelt, waar ik niet volledig opgebrande kolen uit de sintels zeefde en oude planken verzamelde voor onze kachel.
»Langs de andere kant heeft ons gezin weinig of niet geleden onder de oorlog. Wij hebben geen familieleden verloren en we hebben ook geen honger geleden. Mijn vader mocht een stukje grond van mijn grootvader bewerken en daar groenten op kweken. We hebben in die moeilijke jaren dus altijd voldoende te eten gehad. Die groententuin heeft mijn vader bovendien in sterke mate geïnspireerd in zijn werk: ik denk dat hij in zijn leven nooit zoveel zonnige en pastorale werken heeft geschilderd als tijdens de oorlog.»
HUMO Houdt u nog andere herinneringen over aan de oorlog?
De Buck «Ik weet nog heel goed dat er op een bepaald moment een aantal Duitse officieren in onze woonkamer stonden voor een of andere controle. Terwijl mijn vader hen in het Duits te woord stond, zat mijn moeder in de keuken - met gesloten deuren - naar de BBC te luisteren. Mijn moeder was tijdens de Eerste Wereldoorlog, zoals de meeste Vlaamse meisjes van goeden huize, naar Engeland overgebracht om aan de Duitse bezetters te ontsnappen. Ze had een groot deel van haar jeugd in Glasgow doorgebracht, sprak vloeiend Engels en was uitgesproken Engelsgezind. Mijn vader, daarentegen, had ooit eens schilderijen in Duitsland gerestaureerd en sprak zeer goed Duits. Dat was een heel bevreemdende situatie voor mij als kleine jongen: Duits in de voorkamer en Engels in de keuken (lacht). Mijn ouders maakten naar mijn weten nooit ruzie - maar ze kibbelden wel eens over die radio: mijn moeder luisterde uitsluitend naar Engelse zenders, terwijl mijn vader enkel Duitse programma’s wilde horen.»
HUMO Herinnert u zich nog iets van de Bevrijding?
De Buck «Heel weinig. Ik weet nog wel dat mijn vader - die tijdens de Eerste Wereldoorlog activist van de Vlaamse Beweging was geweest en ook later uitgesproken nationalist was gebleven, maar altijd op een apolitieke manier - na de Bevrijding door de Witte Brigade werd opgepakt en vreselijk in elkaar werd geslagen. Maar zoals dat bij zovele zogenaamde zwarten het geval was, kon men ook hem niet concreets aanwrijven en heeft men hem diezelfde dag nog moeten laten gaan. Ik zie hem ’s avonds nog thuiskomen, vol bloed. Die kerels van de Witte Brigade waren gewoon nijdig op mijn vader en ze zagen in de Bevrijding een ideale kans om hem eens hard aan te pakken.
»Ik weet ook nog goed dat we na de Bevrijding vaak aan de spoorweg gingen spelen. Daar was een aantal uitgerangeerde treinwagons van de Duitsers achtergebleven en die zaten vol munitie. Niemand wist dat, alleen wij, de kinderen: dat was ons Grote Geheim. We hadden de gevaarlijke gewoonte om de macaroni’s uit de obussen te halen en er een brandende lucifer tegen te houden zodat ze als vuurpijlen wegschoten. We gooiden ook handgranaten in de Leie om de vissen te vangen. Of we staken dumdumkogels in een bankschroef en sloegen de kop eraf om met de vrijgekomen macaroni’s vuurwerk te maken. Levensgevaarlijk, maar ontzettend geestig. Ons geheim is pas na enkele maanden uitgekomen toen één van mijn vriendjes bijna levend is verbrand door zo’n wegvliegende macaroni.»
HUMO Had u veel vriendjes?
De Buck «Nee, en dat was enkel en alleen de schuld van mijn moeder. Wij mochten niet bij andere kinderen gaan spelen, laat staan blijven eten of logeren. Als er al eens iemand bij ons mocht langskomen, was het altijd in het kader van een speciale gelegenheid - een situatie waarin ik een geprivilegieerde positie innam. Als ik zelf een poppenspel in elkaar had gestoken en de poppen had gemaakt, bijvoorbeeld. Alleen dàn mochten de buurtkinderen van mijn moeder komen kijken, alleen dàn mochten ze zien hoe goed ik dat allemaal weer had georganiseerd. Ze mochten komen kijken naar De Kunstenaar - ze mochten komen kijken hoe goed ik wel was. Maar daarna moesten ze weer weg. Ik ervaarde die momenten als heel dubbelzinnig en voelde me er vaak heel slecht bij.
»Rond mijn veertiende begon ik me af te zetten tegen mijn opvoeding, die ik hoe langer hoe meer als beklemmend begon te ervaren. Ik begon ook steeds vaker met mijn moeder te discussiëren. En ik ontsnapte ook vaker en vaker. ‘Waarom wilt ge per se met dat gepeupel omgaan?’ vroeg mijn moeder dan. ‘Later zult ge het u wel beklagen.’
»Mijn sociaal bewustzijn was - in tegenstelling tot mijn artistieke bewustzijn - totaal niet ontwikkeld. Het was allemaal cultuur wat de klok sloeg. Ik berinnen me nog goed dat de juffrouw in de Bewaarschool me vroeg wat ik later wilde worden. ‘Kunstenaar, net zoals mijn vader,’ antwoordde ik. Ik ben al op zeer vroege leeftijd avondlessen aan de Academie gaan volgen. Omdat mijn vader jarenlang les had gegeven aan die Academie kon ik op jongere leeftijd beginnen dan de andere kinderen. Ik wou absoluut kunstschilder worden. Op mijn elfde ging ik met mijn schildersezel aan de Leie tableautjes zitten te schilderen. Dat werd door mijn moeder vreselijk opgepept: ze noemde me Het Wonderkind van de familie.»
HUMO Ging Het Wonderkind graag naar school?
De Buck «Nee, want ik was het buitenbeentje van de klas. Aangezien mijn vader vrijzinnig was, heb ik altijd op stadsscholen gezeten. En vooral op het Decroly-instituut, de lagere school, werd ik vaak gepest. De meeste andere kinderen vonden me een pretentieus, onnozel kereltje en lachten me voortdurend uit. Ook de leraars deden duchtig mee en noemden me den artiest - alle andere kinderen werden bij hun naam genoemd, alleen ik was den artiest. Ik werd ook vaak uitgemaakt voor Rubens, lang voordat ik wist wie Rubens was. (Stil:) Ik heb me tijdens mijn schoolperiode heel eenzaam gevoeld en heb heel veel gehuild.
»Toen ik voor het eerst mijn lief aan mijn familie voorstelde, vroeg mijn zus haar: ‘Gaat gij met zo’n bleitkous trouwen?’ Mijn zus herinnert zich mijn vele huilbuien nog heel goed.
»Ook mijn vader ontsnapte niet aan het onbegrip van de massa. Hij werd heel vaak uitgelachen, vooral als hij ons op zijn fiets - met één kind achterop en één kind op de buis - naar school bracht. Mijn vader had een lange baard en lang haar en hij droeg een grote hoed en een strik. Ik herinner me nog goed hoe we in het vijfde studiejaar allemaal luidop moesten zeggen wat onze vaders voor de kost deden: ik zat met een vréselijke schrik, omdat ik wist dat iedereen me zou uitlachen als het mijn beurt was.
»Maar op een bepaald moment sloeg mijn verdriet om in een koppige eigenzinnigheid. Vooral toen ik merkte dat het uitlachen ophield wanneer er dingen moesten worden georganiseerd en iedereen unaniem mijn richting uitkeek. Tijdens schoolfeesten deed men altijd een beroep op mij om een toneelstukje of een poppenspel in elkaar te steken of om de klas te versieren.»
HUMO Kan u artisticiteit enigszins als een vlucht uit de realiteit worden beschouwd?
De Buck «Absoluut. Als ik schilderde, kwam ik tot rust. En als het me allemaal wat te veel werd, nam ik mijn schildersezel onder de arm en ging naar de Leie. Op een bepaald moment werd het schilderen zelfs een echte obsessie - ik wou per se de beste zijn.»
HUMO Had u als jonge kunstenaar al oog voor de meisjes?
De Buck «Aangezien de Academie gemengd was, kwam ik al heel vroeg in contact met meisjes - ook op dat gebied was ik een buitenbeentje. Ik tekende op mijn veertiende al levende modellen, terwijl de meeste v an mijn leeftijdgenoten nog nooit een naakte vrouw hadden gezien… Ik heb nooit moeilijkheden ondervonden in mijn eerste contacten met vrouwen en dat kwam voornamelijk door mijn moeder, die ons op een zeer bewuste en intelligente manier seksueel had voorgelicht. Vanaf een jaar of dertien waren wij alledrie volledig op de hoogte van het seksuele reilen en zeilen. Ik weet, bijvoorbeeld, nog heel goed hoe ik als jongste van de klas mijn oudere vrienden in de Academie moest uitleggen waarom het levend model enkele dagen per maand haar onderbroekje aanhield. Zij waren zeventien of achttien jaar, maar hadden nog nooit van menstrueren gehoord.»
HUMO Werd u wel eens verliefd op een levend model?
De Buck «Jawel, maar mijn liefde was uitsluitend platonisch. Wij hadden het voornamelijk over kunst. Hoewel: ik herinner me dat ik toch maar naar haar borsten zat te loeren, terwijl we over Beethoven en Wagner zaten te praten (lacht).
HUMO Maar de borsten kwamen wel op de tweede plaats?
De Buck «Ach, ik hechtte daar helemaal niet zoveel belang aan. Aangezien ik al vanaf mijn elfde naakte vrouwen tekende, was ik door-en-door vertrouwd met naakte vrouwenlichamen.
»Maar toch speelden - en spelen - vrouwen een heel belangrijke rol in mijn leven. Elke keer als ik een vrouwenlichaam boetseer, voel ik iets prikkelen. Ondertussen ken ik natuurlijk iedere vorm en plooi in een vrouwenlichaam vanbuiten, maar toch doet het mij iedere keer opnieuw iets.»
HUMO Op welke leeftijd had u uw eerste liefje?
De Buck «In vergelijking met mijn leeftijdgenoten was dat vrij laat. Ik ben voor het eerst op mijn negentiende met mijn lief naar bed geweest en dat was meteen prijs: ze was direct in verwachting en enkele maanden later zijn we getrouwd. Enkele jaren later zijn we ook weer gescheiden.»
HUMO Keek u als kind op naar bepaalde figuren?
De Buck «Toen ik me begon af te zetten tegen mijn classicistische opvoeding kreeg ik ineens een grote bewondering voor mensen als Constant Permeke. Dat vonden mijn ouders natuurlijk vreselijk - ze begrepen me niet meer. In diezelfde periode begon ik ook een jazz-liefhebber te worden - terwijl ik in mijn kamertje naar platen van Louis Armstrong luisterde, zat mijn vader beneden Bach op zijn orgel te spelen. Die plotselinge ommekeer betekende voor mijn ouders het einde van de wereld. ‘En wij die zoveel voor je hebben gedaan,’ zeiden ze. Ze waren er het hart van in.»
HUMO Hebt u ergens spijt van? Had u de dingen graag anders zien evolueren?
De Buck «Achteraf denk ik wel eens: mijn moeder had me beter niet zo gekoesterd. Ze had me niet moeten afremmen, maar ze had me ook niet moeten koesteren. Ik ben in mijn volwassen leven met een heleboel problemen geconfronteerd, alleen maar omdat ik anders was dan de anderen. En dat anders-zijn is alleen maar de schuld van mijn opvoeding.»
HUMO Bént u dan niet graag anders dan de anderen?
De Buck «Toch wel, maar het zorgt tegelijkertijd voor zeer veel problemen. (Denkt lang na) Weet je, ik weet het eigenlijk allemaal niet zo goed. Mijn beschermde opvoeding heeft de voorbije zestig jaar voor heel veel emotionele problemen gezorgd, maar nu begin ik eindelijk de waarde van die opvoeding in te zien. Ik geef les aan tientallen kansarme Gententaars en ik merk dat die mensen heel veel aan mij hebben. Had ik een ander soort opvoeding gekregen, dan was ik waarschijnlijk geen beeldhouwer geworden, dan had ik ook geen les gegeven en dan hadden die mensen ook niets aan mij gehad.»
Walter De Buck zingt ''k Zou zo gere willen leven' op de Gentse Feesten afgelopen juli:
undefined