'Aladdin'
Een carnavaleske musical zonder magie.
Aladdin! Men hoeft de Disneyclassic uit 1992 niet eens te hebben gezien om louter bij het horen van deze mythische naam in de trance van de Arabische nachten te raken. Voor het geestesoog trekken spontaan beelden voorbij van dansende derwisjen, blauwe geesten in betoverde grotten, gesluierde prinsessen en sterrenhemels boven toverachtige woestijnen. Én van dadels in salsasaus! Deze live action remake geeft u de djinns, de wonderlampen, de waaierpalmen, de tulbanden, de straatrovers en de prinsessen, maar wat we níet hebben gevoeld is datgene waar we het hardst op hoopten, namelijk magie. Nu is ‘magie’ een al te vaak gebruikt begrip dat vele ladingen dekt (zoals in: de spaghettisaus van ons moedertje? Pure magie!), maar wat we hier concreet bedoelen is dat ‘Aladdin’ idealerwijs op de toeschouwer het effect had moeten hebben van een toverspreuk die ervoor zorgt dat u uit uw bioscoopstoeltje wordt opgetild en meegevoerd naar een andere, meer sprookjesachtige wereld vol wijze sultans, boosaardige grootviziers, vingervlugge aapjes en vliegende tapijten.
Jammer genoeg worden we hier twee uur lang blootgesteld aan een carnavaleske musical waarin de Oosterse sfeer van de Duizend-en-één-nacht-verhalen, waarin we zógraag hadden willen wegzinken, totaal ontbreekt. Wrijfwrijf, als wij over een wonderlamp zouden beschikken, dan zouden wij wensen dat men de regie van deze productie had toevertrouwd aan iemand die tenminste een béétje affiniteiten heeft met de sprookjeswereld van Aladdin, en zeker níet aan Guy Ritchie, die over het paard getilde Britse neanderthaler die zich twee jaar geleden van zijn irritantste kant liet zien toen hij het universum van koning Arthur verwarde met de Londonse misdaadwereld. Trouwens: toen Ritchie in het scenario het zinnetje ‘de maan schijnt boven de minaret’ zag staan, dienden ze hem uit te leggen dat een minaret een toren is die op een moskee staat, en géén machinegeweer. En nu weer ernstig: toen ons ter ore kwam dat de djinn zou worden vertolkt door Will Smith begonnen we spontaan met de ogen te rollen, maar Smith is warempel de enige die in deze bonte show voor een lepeltje spitante humor zorgt. Een merkwaardige vaststelling is dat alle personages met een vuistdik Arabisch accent staan te praten, behalve dan de twee hoofdfiguren: die rammelen hun dialogen af als twee rasechte Amerikanen uit New York City. Alsof Aladdin en zijn geliefde, Prinses Jasmine, ondanks de Oriëntaalse setting en ondanks hun Arabische herkomst toch zo Westers mogelijk dienden te klinken. Pfffffff. Algemene conclusie? Zelfs de aanblik van die plastieken fakir die in het sprookjespark van de Efteling de godganse dag op zijn vliegende tapijt via een duidelijk zichtbare draad onverstoorbaar van links naar rechts zweeft en weer terug, ademt meer sprookjesachtige charme uit dan deze sof.