'Allround entertainer voor alle seizoenen' Dwarskijker over 'Studio Flagey: van Bowie tot onder'
Nu die nieuwe miepen van K3 het soort media-aandacht krijgen dat ik, een veeleer seculier type, bij de wederkomst van Jezus Christus schappelijk zou vinden, komt 'Studio Flagey: van Bowie tot onder' als geroepen.
Studio Flagey: van Bowie tot onder
Canvas – 12 november
In een onderhoudende aflevering van ‘Het huis’ zag ik laatst hoe Bart Peeters, de langlopende veelkunner, zich publiekelijk een beeld vormde van zijn leven tot nog toe. Dat bestaan kwam neer op zegeningen en voorspoed, heel af en toe onderbroken door een ijzige zet van de dood: een baby die belast met muco niet levensvatbaar bleek, een vader die het aan zijn hart had en ook nog eens dementeerde, en de onbenaderbare hersentumor van Robert Mosuse. ‘Robert was een popster,’ zei Bart Peeters in dit programma, ‘ik deed maar alsof.’ Nu is doen alsof in zijn vakgebied het hele eiereten, zelfs in ‘Het huis’, een programma dat zo goed mogelijk de schijn van belangeloze openhartigheid in de confessionele sfeer probeert op te houden. Je kunt van een professional als Bart Peeters natuurlijk niet verwachten dat hij zich in het blikveld van een cameraploeg rücksichtslos binnenstebuiten zou keren en de voering van zijn zieltje aan een onbestemde maar daarom niet minder veelkoppige menigte zou prijsgeven. Zich bewust zijn van de camera zonder daar blijk van te geven, is zijn tweede natuur, als het in de loop der jaren al niet zijn natuur tout court is geworden. In ‘Het huis’ deed Bart Peeters wat hij het best kan: het publiek entertainen, al sneed hij voor deze gelegenheid misschien wel gevoeliger en persoonlijker onderwerpen aan dan gewoonlijk. Ook wel omdat Eric Goens hem daar zo listig mogelijk toe noopte, maar evengoed omdat hij, Bart Peeters, de allround entertainer voor alle seizoenen, precies wist hoe hij zonder kleerscheuren aan de eisen van het format moest voldoen. Ik heb met de dag meer waardering voor vakmanschap. En het fragment uit ‘Pop Elektron’ waarin Boy George, begeleid door Bart Peeters, bijna glunderend de volkomen popsong ‘Karma Chameleon’ zingt, vind ik ontroerender dan ooit. Alles moest nog beginnen in 1983. Ook voor mij.
Enkele dagen later keek ik ten derden male met welgevallen naar ‘Studio Flagey: van Bowie tot onder’, een programma waarin muzikanten in het betekenisvolle en ook nog eens fraaie Flageygebouw op aansporing van Bart Peeters van gedachten wisselen over muziek. De aanstekelijke aflevering met zangeressen Leonie, Eva en Kapinga Gysel, drie gratiën, was naar mijn smaak een hoogtepunt van dit televisieseizoen. Nu die nieuwe miepen van K3 het soort media-aandacht krijgen dat ik, een veeleer seculier type, bij de wederkomst van Jezus Christus schappelijk zou vinden, komt ‘Studio Flagey: van Bowie tot onder’ als geroepen. Al was het maar om er Jan en alleman aan te herinneren dat er in het Tochtgat aan de Noordzee ook muziek bestaat die niet tot de spoedige aanschaf van zuurstokkleurige broodtrommels, rugzakjes, schooltassen, pennenetuis, dekbedovertrekken en krachtig doorheen onderbroeken fluorescerende inlegkruisjes leidt.
undefined
'Patrick Riguelle zag geen heil in de gemaniëreerde Florence Welch, een zichtbaar bevlogen artieste wier overspannen repertoire ook ik nogal – het hoge woord moet eruit – kut vind'
Bart Peeters zei dat er over smaak niet te redetwisten valt, maar dat er tóch over discussiëren een erg genoeglijke bezigheid was. Daar had hij meer dan gelijk in. Johannes Verschaeve van The Van Jets zei: ‘Normaal ben ik een wree sucker for songs.’ Als je behalve een wree sucker for songs ook een polyglotte kosmopoliet bent, is het wellicht makkelijker om het Nederlands halfweg een zin voor bekeken te houden. Dit programma gaat ervan uit dat wie van muziek houdt er ook een hekel aan kan hebben: liefde heeft altijd een keerzijde. Johannes Verschaeve gaf te kennen dat hij weinig op had met Willem Vermandere – hij hield niet van lieden die, als hen dat uitkomt, graag de ‘simpele mens’ uithangen, en die almaar uitdragen ‘dat ze zo for real zijn’, waarmee hij wellicht bedoelde dat ze zelfgenoegzaam in de luchtspiegeling van hun authenticiteit opgingen. Djuk djuk judjuk mijn peird. ’t Was meer een moreel dan een muzikaal oordeel, maar het gaf te denken, net als de tegenzin waarmee Patrick Riguelle, de andere gast in dit programma, Herman van Veen aanhoort. Dat voerde me terug naar Van Veens elpee ‘Goed voor een glimlach’, een plaat die ik in 1971, een jaar waarin ik me nergens thuis voelde, te horen kreeg bij mensen die meer in me zagen dan ik toen voor mogelijk hield. Vooral het liedje ‘In de jaren zestig’ vond ik erg mooi, zowel muzikaal als wat de tekst van Rob Chrispijn betreft: ‘Hoeveel duizend beelden zie je / Als je je ogen voor een ogenblik sluit?’ De alleszanger Patrick Riguelle zou ‘In de jaren zestig’ vast prachtig kunnen zingen, net zo mooi als hij in dit programma ‘Love and Mercy’ zong, een song die, uitgekleed en ontdaan van zijn kunststoffen arrangement, veel beter tot zijn recht kwam dan op de plaat van Brian Wilson. Riguelle zag geen heil in de gemaniëreerde Florence Welch van Florence And The Machine, een zichtbaar bevlogen artieste wier overspannen repertoire ook ik nogal – het hoge woord moet eruit – kut vind. Muziek om grillige potten bij te draaien. ’t Is ook heerlijk om het af en toe een keertje eens te zijn over smaak waarover niet te redetwisten valt.
Bart Peeters vraagt zijn gasten telkens weer naar het mooiste liedje dat ze kennen: voor Johannes Verschaeve was dat de elektriserende lel ‘Station to Station’ van David Bowie – fijn dat de naam van de radicale gitarist Adrian Belew nog eens viel – en Patrick Riguelle koos voor de ingenieus ten hemel kringelende rêverie ‘Surf’s Up’ van The Beach Boys. Om het afscheid te bemoeilijken speelden Verschaeve en Riguelle tot slot nog een stukje ‘Rock ’n’ Roll Suicide’, waarvan elke wree sucker for songs en zelfs elke sucker-zonder-meer moet beamen dat het één van de meest intense nummers aller tijden is. Hoeveel duizend beelden zag ik al niet, toen ik mijn ogen voor een ogenblik sloot? ’t Klinkt als een schiftingsvraag.
Bart Peeters geeft op een ingetogen, haast dienstbare manier leiding aan dit programma. Net als ‘Winteruur’ is ‘Studio Flagey: van Bowie tot onder’ een tv-programma dat, wars van gedoe, oogverblinding en roterende lichtbundels, meteen naar de essentie doorsteekt. Het zijn ook twee programma’s die mij rond deze tijd van het jaar het meest bevallen.
Nog één opmerkinkje om het af te leren: ik heb ruim een kwarteeuw onder Guy Mortier gediend. In mij rijst dan ook het vermoeden dat er betere woordspelingen bestaan dan ‘Van Bowie tot onder’.
Rudy Vandendaele