50 jaar na WatergateDe democratie is nog altijd in gevaar
‘Als je me nu verraadt, maak ik je kapot’: hoe Trump 50 jaar na Watergate het draaiboek van Nixon gebruikte
Vijftig jaar geleden, op 17 juni 1972, werden vijf mannen in Watergate betrapt bij een inbraak. Het was de opmaat van het grootste politieke debacle in de geschiedenis van de Verenigde Staten, het Watergate-schandaal. Journalisten Bob Woodward (79) en Carl Bernstein (78), die het schandaal blootlegden in The Washington Post en president Richard Nixon aan de galg schreven, blikken na een halve eeuw terug en stellen met lede ogen vast hoe hun landgenoten amper lessen hebben getrokken uit het schandaal dat de Amerikaanse democratie ei zo na fataal werd.
In 1796, op het einde van zijn tweede ambtstermijn, nam president George Washington afscheid van het Amerikaanse volk met zijn beroemd geworden ‘Farewell Address’. Daarin bezong de eerste president van de Verenigde Staten de deugden van de democratie, maar waarschuwde hij zijn onderdanen ook voor haar uiterst fragiele karakter: ‘Jullie hebben de teugels van dit land in handen, maar weet dat er altijd mannen op de loer zullen liggen om ze jullie te ontfutselen. Listige, nietsontziende, genadeloos ambitieuze mannen, zonder principes of scrupules, die jullie macht zullen ondermijnen voor eigen gewin.’ Het waren profetische woorden. Zonder zich ervan bewust te zijn, schetste George Washington in zijn afscheidsrede een verbazingwekkend accuraat portret van twee gevaarlijke mannen die hem vele jaren later zouden opvolgen: Richard Nixon en Donald Trump.
Reeds lang vóór de presidentsverkiezingen in 1972 had Richard Nixon besloten dat hij zijn politieke lot niet zou laten afhangen van het Amerikaanse volk. Als een verlengd verblijf in het Oval Office hem niet werd gegund, zou hij de deur naar een tweede ambtstermijn desnoods met bruut geweld openbreken. Het kiessysteem bleek de ideale koevoet te zijn. Toen duidelijk werd dat de populaire senator Edmund Muskie de beste kaarten had om de voorverkiezingen van de Democratische partij te winnen, gaf de president het startschot voor een nooit eerder geziene sabotagecampagne: Nixon zou zélf wel bepalen wie zijn tegenstander werd in de race naar het Witte Huis.
Niet veel later hing Edmund Muskie uitgeteld in de touwen. Het team van spionnen dat Richard Nixon had uitgezonden om de Democratische voorverkiezingen van binnenuit te vergiftigen – en dat hij bovendien financierde met 250.000 dollar aan belastinggeld – had Muskies campagne vakkundig verwoest met leugens en roddels. Blinde paniek bij de Democraten, die in zeven haasten een nieuwe presidentskandidaat moesten zien te vinden. Met frisse tegenzin gooiden ze George McGovern in de strijd, een nogal middelmatige senator uit South Dakota die zelfs binnen de eigen partij weinig aanzien genoot. Nixon wreef zich verlekkerd in de handen: zijn tweede ambtstermijn was zo goed als binnen. Een paar maanden later werden McGovern en de Democraten van de kaart geveegd in een verpletterende landslide: Nixon haalde 49 staten binnen, en een historische 61 procent van de stemmen.
Toch was Nixons gigantische verkiezingsoverwinning geen voorbode van een zorgeloze tweede ambtstermijn. In de tussentijd had de Amerikaanse senaat een speciale onderzoekscommissie in het leven geroepen, die de ware toedracht moest achterhalen van de merkwaardige inbraak die op 17 juni 1972 had plaatsgevonden in het Watergate-gebouw: daar werden in het holst van de nacht vijf mannen betrapt terwijl ze afluisterapparatuur installeerden in het partijhoofdkwartier van de Democraten. Bovendien werd snel duidelijk dat het niet hun eerste bezoekje aan Watergate kon zijn geweest, want ook in tal van andere kantoren werden verborgen microfoons teruggevonden. De nationale pers rook bloed en beet zich vast in de onverkwikkelijke affaire, wat in combinatie met het graafwerk van de senaatscommissie tot een lawine aan onthullingen leidde. Allemaal wezen ze in één richting: de opdrachtgevers voor de inbraak zaten in het Witte Huis. Het net rond Richard Nixon sloot zich, langzaam maar zeker.
De genadeslag voor Nixons presidentschap kwam er toen ook het Supreme Court, het hoogste Amerikaanse gerechtshof, zich met de zaak ging bemoeien. In een zeldzaam unaniem vonnis oordeelden de rechters dat er beslag diende gelegd te worden op álle audiotapes die zich in het Witte Huis bevonden – waaronder dus ook de opnames die illegaal waren gemaakt in het hoofdkwartier van de Democraten. Richard Nixon spartelde als een duivel in een wijwatervat, maar moest uiteindelijk zijn meerdere erkennen in de Amerikaanse democratische instellingen die hij zo brutaal had proberen te vernietigen. Om zichzelf de ultieme vernedering van een afzettingsprocedure te besparen, nam Nixon ontslag. Als enige Amerikaanse president in de geschiedenis.
Jacht op de lafaard
Toen kwam Donald Trump. De enige Amerikaanse president ooit die zijn land trachtte te ontwrichten met leugenachtige beweringen over verkiezingsfraude. De enige president ooit die gouverneurs en voorzitters van kiesbureaus bedreigde en manipuleerde om de uitslag in zijn voordeel om te buigen. De enige die, als klap op de vuurpijl, probeerde te verhinderen dat het presidentschap op vreedzame wijze kon worden overgedragen aan zijn democratisch verkozen opvolger.
Wanneer na de verkiezingen van 3 november 2020 snel duidelijk wordt dat de uitslag in het voordeel van zijn Democratische tegenkandidaat Joe Biden kantelt, zet Donald Trump samen met zijn advocaten en adviseurs een duivels plan in werking dat zelfs Richard Nixon nooit had durven te bedenken. Het Witte Huis, dat tijdens Trumps ambtstermijn was omgeturnd tot een heuse leugenfabriek, schakelt nog een versnelling hoger en bestookt de bevolking onophoudelijk met verzonnen claims over kiesfraude. De Democraten hebben de verkiezingen gestolen door stembiljetten te vervalsen, wat Joe Biden ‘honderdduizenden fictieve stemmen’ heeft opgeleverd – ‘van minderjarigen, gevangenen en zelfs van dode mensen’. Harde bewijzen voor die absurde beweringen krijgen we niet te zien, om de eenvoudige reden dat die er niet zijn. Maar dat weerhoudt Trump en co. er niet van om hun kwaadaardige mantra van kiezersbedrog koppig te blijven opdreunen. Steeds vaker, steeds luider. En ze weten perfect waaróm ze dat doen.
Op 6 januari 2021 komt de aap uit de mouw. In een verbijsterende afscheidsrede roept Donald Trump zichzelf alsnog uit tot overwinnaar van de verkiezingen: ‘We hebben gewonnen. Het was een gigantische overwinning, a total landslide, maar de Democraten hebben ze van ons gestolen.’ Wat Trump vervolgens doet, tart de verbeelding zo mogelijk nog meer: hij richt het woord rechtstreeks tot Mike Pence – als vicepresident en senaatsvoorzitter belast met de machtsoverdracht – en beveelt hem ‘het enige juiste te doen’. Hij moet de verkiezingsuitslag vernietigen, zodat Trump zichzelf kan opvolgen als president. Pence besluit inderdaad om het enige juiste te doen: hij weigert pertinent.
Stipt om 13 uur, wanneer de zitting in het Capitool start, tovert Donald Trump zijn laatste – en gruwelijkste – troefkaart tevoorschijn. In een bulderende finale maant hij de menigte aan om ‘naar het Capitool te marcheren en ons land terug te eisen’. Amper een paar minuten later dringen de eerste demonstranten met geweld het parlementsgebouw binnen. Hun jacht op ‘lafaard’ Mike Pence trekt een spoor van vernieling door het hart van de Amerikaanse democratie. Deuren worden ingebeukt, ramen aan scherven geslagen, politieagenten raken gewond en parlementsleden rennen voor hun leven.
Donald Trump wéét dat het Capitool door een woedende meute wordt aangevallen, maar hij doet niets. Pas enkele uren later vraagt hij de demonstranten in een makke videoboodschap – en met zichtbare tegenzin – om een einde te maken aan het geweld. Op het einde van zijn tumultueuze ambtstermijn katapulteert Trump zichzelf rechtstreeks naar de donkerste bladzijden van de geschiedenisboeken, met een weerzinwekkende primeur: hij is de eerste Amerikaanse president ooit die zijn onderdanen heeft opgedragen om hun eigen land aan te vallen.
Verdwenen schoenen
Zo bont heeft Richard Nixon het nooit gemaakt. Zijn pogingen om het Amerikaanse democratische bestel naar zijn hand te zetten, waren veel subtieler – maar net om die reden ook vele malen gevaarlijker. In 1971, een jaar vóór Watergate, nam Nixon twee voormalige special agents in dienst: Howard Hunt (ex-CIA) en G. Gordon Liddy (ex-FBI), bijgenaamd The Plumbers, de loodgieters. Hun oorspronkelijke opdracht bestond erin het Witte Huis ‘waterdicht’ te maken – ze moesten, met andere woorden, voorkomen dat bepaalde gevoelige informatie naar de buitenwereld zou lekken. Nixon was danig onder de indruk van de kwaliteiten van het loodgietersduo en besloot hen in te schakelen in zijn herverkiezingscampagne. Of, beter gezegd: in de campagne van Edmund Muskie, de Democratische senator die hoogstwaarschijnlijk zijn tegenstander zou worden bij de presidentsverkiezingen van 1972.
In geheime documenten die in het Witte Huis werden ontdekt nadat het Watergate-schandaal was losgebarsten, werd Muskie omschreven als Target A, een prioritair doelwit. De missie: ‘Het target meerdere politieke wonden toebrengen die zijn kansen op de Democratische nominatie significant reduceren en zijn geloofwaardigheid onherstelbaar beschadigen.’
Muskies kandidatuur zou snel bezwijken. De openingszet van The Plumbers was meteen een voltreffer: ze slaagden erin om Elmer Wyatt, een campagnemedewerker van president Nixon, te laten aanwerven als de persoonlijke chauffeur van Edmund Muskie. Wanneer de Democraat aan het werk was in de senaat, reed Wyatt – schuilnaam Ruby I – heen en weer met de vertrouwelijke correspondentie tussen Muskie en zijn campagnehoofdkwartier. Niemand had in de gaten dat Ruby I halverwege zijn route steevast even stopte bij een huurappartement, waar hij alle documenten fotokopieerde. Plots wisten de president en zijn entourage alles wat er te weten viel over hun Democratische rivaal. Reisplannen, debatfiches, kladversies van speeches, campagne- en mediastrategieën, personeelszaken, interne conflicten, en ga zo maar door: elke letter die Muskie en zijn team op papier zetten, lag de dag nadien netjes gefotokopieerd op het bureau bij het campagneteam van Nixon.
Die goudmijn aan informatie zou echter niet volstaan om de populaire Muskie ten val te brengen, beseften ze in de entourage van Nixon. In Donald Segretti, een gehaaide advocaat, zagen ze de geknipte man om Muskies reputatie onherroepelijk te kelderen. Met een budget van 77.000 dollar – dat uit de Republikeinse kas was verduisterd – stelde Segretti een team van 22 spionnen samen, die als opdracht kregen de Democratische partij te infiltreren als campagnevrijwilligers. Muskies populariteit kreeg een flinke deuk toen plots een document circuleerde waarin hij Henry Jackson en Hubert Humphrey, zijn tegenstanders voor de Democratische presidentsnominatie, leek te beschuldigen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Eén van Segretti’s spionnen had simpelweg het briefhoofd vervalst: een investering van amper 20 dollar die Nixons campagne, aldus een jubelende medewerker in een geheime memo, ‘minstens het duizendvoudige had opgeleverd’.
Los van het echte spionagewerk hielden Segretti en zijn team zich ook onledig met banale pesterijen. Bezocht Edmund Muskie een andere staat, dan stonden langs zijn reisweg tientallen borden met het opschrift ‘M-U-S-K-I-E spells loser’. Liet een medewerker zijn schoenen aan de deur van z’n hotelkamer staan om gepoetst te worden, dan was er de dag nadien gegarandeerd eentje verdwenen. Chauffeurs die even een koffie gingen halen, konden nadien niet meer vertrekken: geen sleutels meer. Enzovoort. ‘Het zijn maar kleine dingetjes,’ schreef één van de spionnen aan Segretti, ‘but we’re really pissing them off right now.’Edmund Muskie wist dat er mollen in zijn ploeg zaten, maar desondanks bleef hij moedig volhouden. Maar toen de Republikeinen ook zijn vrouw Jane in het vizier namen, brak de veer uiteindelijk toch. In een smerig, van begin tot eind verzonnen roddelartikel werd beweerd dat Muskies echtgenote ‘overmatig rookte en van vuile moppen hield’, wat waarschijnlijk te wijten was aan haar ‘buitensporige drankgebruik’. Tijdens een verkiezingsrally in New Hampshire vlogen de verwijten over Janes zogenaamd losbandige gedrag Muskie om de oren, tot hij moegestreden in huilen uitbarstte. ‘De tranen stroomden over zijn wangen,’ schreef de Washington Post de dag nadien op de voorpagina.
Aan de galg
‘A man is not finished when he is defeated,’ schreef Richard Nixon in 1969, ‘a man is defeated when he quits.’ Dat is precies wat Donald Trump – niet toevallig een fanatieke Nixon-bewonderaar – moet gedacht hebben toen hij zijn toehoorders op 6 januari 2021 ophitste om het Capitool te bestormen. Maar de kiem voor die schandvlek op de geschiedenis van de Verenigde Staten werd al veel eerder gezaaid. Vijf maanden vóór de presidentsverkiezingen, op 22 juni 2020, tweette Trump dat miljoenen (!) postbusstemmen vanuit het buitenland zouden worden binnengesmokkeld om de uitslag in het voordeel van Joe Biden te doen uitdraaien. ‘It will be the scandal of our times!’ – in hoofdletters, natuurlijk.
In de nacht van 3 op 4 november 2020 begint de balans van de verkiezingsuitslagen over te hellen in het voordeel van Joe Biden. Om half drie houdt Donald Trump een televisietoespraak waarin hij laat weten niet verrast te zijn, omdat hij ‘deze massale fraude al maanden had voorspeld’ – en dat terwijl iedereen toch duidelijk kan zien dat híj de verkiezingen heeft gewonnen. ‘Overtuigend, zelfs!’
Wanneer Associated Press en alle andere media Joe Biden drie dagen later unaniem tot overwinnaar uitroepen, volgt enkele uren later al de aankondiging dat team Trump de uitslag zal aanvechten in de rechtbank. Niet omdat de president bekommerd is om zijn eigenbelang, uiteraard, maar omdat hij het Amerikaanse volk wil beschermen tegen het verrotte politieke systeem: ‘Ik zal geen seconde rust kennen vóór jullie de democratische rechten terugkrijgen die ze van jullie hebben gestolen!’
Van de 61 rechtszaken die Donald Trump aanspant om de verkiezingsuitslag van 3 november 2020 aan te vechten, wint hij er geen enkele. Hij vangt zelfs bot bij de conservatieve rechters die hij in de loop van zijn ambtstermijn zélf heeft benoemd.
Op 30 december 2020, tijdens een vakantie in zijn luxueuze beach resort in Mar-a-Lago, krijgt Donald Trump telefoon van Steve Bannon. De extreemrechtse politiek adviseur, die in het verleden reeds meermaals voor Trump heeft gewerkt, spoort hem aan tot actie. ‘Je moet vandaag nog met veel lawaai terugkeren naar Washington,’ zegt Bannon. ‘Haal Mike Pence van zijn fucking skilatten en zet hem aan het werk. Op 6 januari gaan we Joe Biden begraven, verdomme!’ Een schuimbekkende Trump neemt zijn smartphone en spuwt zijn venijn op Twitter. ‘January 6th, see you in Washington DC!’
Trump en Bannon zijn ervan overtuigd dat ze de poten onder Bidens stoel kunnen wegzagen nog vóór hij erop gaat zitten: als ze twijfel kunnen zaaien over de legitimiteit van zijn overwinning, zullen de Amerikanen hem niet aanvaarden als hun president. Op 2 januari 2021 ontvangt Donald Trump een enveloppe met het opschrift ‘vertrouwelijk’, waarin de ultraconservatieve advocaat John Eastman zijn plan uit de doeken doet om Trump alsnog aan de overwinning te helpen. Het vertrekpunt van zijn strategie: de (onjuiste) claim dat in zeven staten met dubbele kiezerslijsten is gewerkt, wat ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ betekent dat er vervalste stembiljetten in omloop zijn geweest. Als ze van één staat kunnen bewijzen dat er fraude is gepleegd, zo weet Eastman, bestaat er een grote kans dat de uitslag ongeldig wordt verklaard.
Utah is één van de staten waar volgens Eastman sprake is geweest van bedrog. Wanneer de Republikeinse senator Mike Lee – een fanatieke Trump-supporter – de brief van de gerenommeerde advocaat onder ogen krijgt, reageert hij geschokt: wat hij leest, is geen aanklacht tegen mogelijke mistoestanden bij de presidentsverkiezingen, maar een blauwdruk voor een staatsgreep. Lee zet een onderzoek op touw, maar kan na twee maanden enkel vaststellen dat er in Utah géén kiezersfraude in het spel is geweest. Hij belt met Republikeinse collega-senators die de uitslagen in hun staten net zo nauwkeurig hebben nagevlooid. Dubbele kiezerslijsten? Onmogelijk. Bedrog? Uitgesloten. Joe Biden heeft de verkiezingen eerlijk gewonnen.
Ook Rudy Giuliani, de voormalige burgemeester van New York en één van Donald Trumps belangrijkste vertrouwelingen, krijgt dezelfde conclusie te horen van Lindsey Graham, een aartsconservatieve senator uit South Carolina die hij heeft opgedragen bewijzen te verzamelen van massale stembusfraude. ‘Ik vind niks, Rudy,’ zucht Graham ten overstaan van de volledige senaat. ‘Ik doe niet meer mee.’ Alle senatoren hebben hem gehoord, maar Giuliani weigert te luisteren.
Op 5 januari ontmoet Donald Trump zijn vicepresident. Eén dag later zal de overwinning van Joe Biden officieel bekrachtigd worden in het Capitool, en dan is Trump president af. ‘Het is jouw taak,’ zegt hij tegen Mike Pence, ‘om de stemming ongeldig te verklaren.’ Pence schudt het hoofd. ‘Ik ben daar niet toe bevoegd.’ Donald Trump wandelt naar het raam, schuift een gordijn opzij en gebaart naar de massa die zich op het grasveld voor het Witte Huis heeft verzameld. Het gebulder is oorverdovend. ‘Deze mensen vinden dat je wel bevoegd bent, Mike. Je hébt die macht, nu moet je ze gebruiken.’ Pence weigert opnieuw. ‘Mijn taak is om de enveloppes open te maken, en dat is alles wat ik ga doen.’
‘Dan wil ik je vriend niet meer zijn!’ Trump barst los in een infantiele tirade – ‘Je begrijpt het niet, dit kun je me toch niet aandoen?’ – die algauw een dreigende, beledigende toon aanneemt. Of Mike Pence wel goed beseft dat hij een nietsnut is, die enkel dankzij hém iemand is kunnen worden? ‘Als je me nu verraadt, maak ik jou en je carrière kapot!’
Trump jaagt zijn vicepresident razend het Oval Office uit. Wanneer zijn persverantwoordelijken een tijdje later aankloppen om de strategie voor de volgende dag te bespreken, is het ijskoud in de kamer. Buiten vriest het, maar Donald Trump staat voor het open raam en kijkt uit over de schare fans die hem onvermoeibaar toejuichen. Uiteindelijk draait de president zich glunderend om naar zijn rillende medewerkers. ‘Er is zoveel woede daarbuiten. Is dat niet fantastisch? Tomorrow is going to be a really, really big day.’En een grote dag, die begint voor Trump met een vlammende tweet, waarin hij snoeihard uithaalt naar zijn vicepresident. Om 1 uur ’s ochtends post hij dat hij de tweede termijn waarop hij recht heeft, enkel zal kunnen aanvatten ‘als Mike Pence daar het lef voor heeft’. Een paar minuten en duizenden retweets later is Pence aangeschoten wild. ‘Ik vermoord die lafaard,’ klinkt het uit talloze Twitterkelen. ‘Hang hem op!’
Om 10 uur is Donald Trump een beetje afgekoeld en doet hij een ultieme poging om de vicepresident voor zijn kar te spannen. ‘Je kunt het, Mike,’ spreekt hij bemoedigend door de telefoon. ‘Ik reken op jou. Laat me zien dat ik vier jaar geleden de juiste beslissing heb genomen door voor jou te kiezen.’
Op The Ellipse, het gigantische plein waar Donald Trump zijn aanhangers voor de laatste keer zal toespreken als president, warmt Rudy Giuliani het talrijk toegestroomde publiek enthousiast op. President Trump zal helemaal geen afscheidsrede geven, brult hij: ‘Vandaag is een nieuw begin, we pakken terug wat van ons is. Desnoods met geweld!’ Wanneer Trump het podium beklimt, scanderen de toeschouwers minutenlang de drie woorden die sinds de verloren verkiezingen het officieuze motto van zijn presidentschap zijn geworden: ‘Stop. The. Steal!’‘Jullie zijn geen zwakkelingen,’ giet Trump olie op het laaiende vuur. ‘Jullie geven nooit op, jullie weten wat er nodig is om ons land te heroveren. Ik weet dat jullie straks naar het Capitool zullen stappen en jullie stem zullen laten horen. Als echte patriotten!’
Een paar minuten later is een duizendkoppige menigte op weg naar het parlementsgebouw. Rond 14 uur sneuvelt de eerste ruit, en dan breekt de hel los: het politiecordon wordt doorbroken, en een honderdtal heethoofden beukt de toegangsdeur van het Capitool in. ‘Hang Mike Pence op!’ galmt het door de gangen, terwijl talloze demonstranten het gebouw binnendringen om de boel kort en klein te slaan. Op het plein voor het Capitool richten enkele achterblijvers een geïmproviseerde galg op. Donald Trump is teruggekeerd naar het Witte Huis, en bekijkt de rellen op televisie.
De parlementaire onderzoekscommissie die werd samengesteld om de bestorming van het Capitool te onderzoeken, heeft tot op heden uitstekend werk verricht. Op basis van een dossier dat maar liefst 60.000 bladzijden telt – waaronder meer dan vijfhonderd getuigenverslagen – werden 86 dagvaardingen uitgeschreven. De commissieleden zijn tot de onomstotelijke conclusie gekomen dat de verantwoordelijkheid voor de aanval op het Capitool uitsluitend bij Donald Trump en zijn entourage ligt, en oefenen druk uit om verdere stappen te ondernemen.
Paranoia
Terug naar 1972. Tijdens hun onderzoek botsten de leden van de Watergate-commissie op een tape met daarop een overleg tussen Richard Nixon en zijn stafchef Bob Haldeman. Die waarschuwde de president dat de FBI ‘te dichtbij komt’, waarna hij suggereerde om het onderzoek over te hevelen naar de CIA. Nixon ging akkoord en maande Haldeman aan om het spel hard te spelen: ‘Herinner de directeur van de CIA eraan aan wie hij zijn stoel te danken heeft.’
Dat was Richard Nixon ten voeten uit, schreef Bob Haldeman in 1978 in zijn memoires: een manipulatieve, tirannieke, soms kinderachtig wraakzuchtige machtspoliticus die tegen zichzelf beschermd moest worden. Wanneer een journalist een te kritische vraag had gesteld, kreeg Haldeman de opdracht om de pers voor onbepaalde tijd de toegang tot Air Force One te ontzeggen. Had een senator zich laatdunkend uitgelaten over zijn presidentschap, dan trommelde Nixon een paar geheim agenten op: ‘Volg die klootzak maar eens een dag of twee, en laat me weten wat je vindt.’ Richard Nixon had er een broertje dood aan bekritiseerd te worden, omdat hij in wezen een erg onzeker man was. Die fundamentele twijfel leidde op zijn beurt tot een ernstige vorm van paranoia: als iemand hem ook maar een strobreed in de weg legde, sloeg hij zonder dralen terug – en meestal buitensporig hard.
En zo komen we onvermijdelijk weer bij Donald Trump uit. In een interview voor het boek ‘Woede’ (2020) vraagt Bob Woodward aan de toenmalige Amerikaanse president wat hij tijdens zijn ambtstermijn al heeft geleerd over zichzelf. ‘Dat ik veel meer aankan dan andere mensen,’ antwoordt Trump. ‘Ze zijn jaloers op mij, en ze willen mij zien falen. Maar dat is oké. Het is al mijn hele leven zo.’
Maar Donald Trump vindt dat níét oké. Wanneer Carl Bernstein in een reportage op CNN vertelt dat tientallen Republikeinse senatoren Trump enkel steunen uit opportunisme en hem stiekem een vreselijke vent vinden – of, nog erger: een onbekwame politicus – ontsteekt de president in blinde woede. Hij herinnert zich de woorden van zijn idool Richard Nixon: ‘Het establishment is de vijand, de professoren zijn de vijand, maar één ding mag je nooit vergeten: de pers is de grootste vijand van allemaal.’
De hamvraag is waarom twee mannen die jarenlang het hoogste ambt ter wereld hebben bekleed, zo bang waren om voor mislukkelingen te worden versleten. Hoewel ze zichzelf als geniale, succesvolle carrièremakers beschouwden, zijn ze zich altijd buitenbeentjes blijven voelen: outsiders die nooit of te nimmer een kans zouden maken om aanvaard te worden door Het Systeem. Hun vijandbeeld – de politiek, justitie, de pers, de academische wereld… – veranderde hen gaandeweg in paranoïde, agressieve pitbulls die steevast eerst beten, vóór een ander nog maar aanstalten maakte om dat te doen. Richard Nixon en Donald Trump waren bange presidenten, en hun angst vertaalde zich in de grootste gemene deler die hun catastrofale ambtstermijnen bij uitstek heeft bepaald: haat.
Pardon
Op 30 december 2019 wordt Donald Trump door Bob Woodward geïnterviewd in zijn luxehotel in Mar-a-Lago. De barometer van de president staat op onweer: het overwegend Democratische parlement heeft net een impeachmentprocedure tegen hem opgestart. Nog vóór Woodward de eerste vraag kan stellen, steekt Trump van wal met een tirade die ruim een uur aanhoudt. Pas wanneer mediadirecteur Dan Scavino de kamer binnenkomt om het interview bij te wonen, lijkt Trump een beetje te kalmeren. Tot Scavino zijn laptop openklapt: ‘Dan! Show him that thing! De video!’ De mediadirecteur laat een nauwelijks hoorbare zucht ontsnappen en klikt een YouTube-filmpje open. We zien een bewerkte versie van Trumps State of the Union, die hij begin 2019 in het Capitool heeft gegeven. Zijn stem is echter uit de montage geknipt en vervangen door een liftmuziekje, terwijl de camera shots maakt van Democratische senatoren die naar de president zitten te luisteren. Trump komt amper in beeld, wat hem al vanaf de eerste seconden tandengeknars ontlokt.
De socialistische Democraat Bernie Sanders verschijnt op het scherm, met een norse uitdrukking die het midden houdt tussen vermoeidheid en verveling. ‘Haat,’ sist Trump. ‘Die man haat me.’ De camera zwenkt naar de liberale Elizabeth Warren, van wier gezicht geen enkele emotie af te lezen valt. ‘Zoveel haat!’ Wanneer het jonge Democratische parlementslid Alexandria Ocasio-Cortez in beeld komt, priemt Trump een beschuldigende vinger naar het scherm. ‘Zie je dat? Kijk toch eens hoe hard dat mens me haat!’ Kamala Harris, Joe Bidens huidige vicepresident: ‘O, die háát!’
Als er een psychiater aanwezig was bij dat interview, zou die ongetwijfeld hebben geconcludeerd dat Donald Trump zijn hartgrondige afkeer voor zijn politieke tegenstanders op de Democraten projecteert. Tegen het einde van de video staat Trump haast te trillen van woede. Een hoogst merkwaardig spektakel.
Ook Richard Nixon leefde in de overtuiging dat hij door alles en iedereen werd gehaat. Toen het Watergate-onderzoek in de zomer van 1974 in een beslissende stroomversnelling kwam en de geruchten over een mogelijk impeachment begonnen te circuleren, voelde de president dat zijn carrière het afluisterschandaal niet zou overleven. Zijn politieke achterban slonk zienderogen, en ook het Amerikaanse volk liet steeds luider horen dat het de buik vol had van Nixons strapatsen. Senator Barry Goldwater, die in 1964 de presidentsverkiezingen had verloren tegen de Democraat Lyndon B. Johnson, maar nog steeds erg veel aanzien genoot binnen de partij, werd verzocht om de temperatuur bij de Republikeinen op te meten. Toen hij na tientallen gesprekken verslag uitbracht bij Nixon, hoefde de senator amper iets te zeggen. De president zat er verslagen bij. ‘Ze haten me, hè? Zeg het maar. Hoeveel heb ik er nog aan mijn kant?’ Goldwater haalde diep adem. ‘Vier, meneer de president.’ Een dag later nam Richard Nixon ontslag.
Toen hij later die avond op de televisie verscheen om zijn afscheidsrede uit te spreken, leek Nixon zich aanvankelijk te wentelen in de rol van de onterecht geviseerde, miskende politicus. De pers en het Amerikaanse rechtssysteem kregen een ferme veeg uit de pan, omdat ze de publieke opinie ‘zo listig hadden bespeeld’ dat hem geen andere keuze restte dan af te treden. Het was overduidelijk: Richard Nixon had geen grammetje schuldbesef, en schoof de verantwoordelijkheid van zijn misdaden in de schoenen van Het Systeem dat hem zo meedogenloos had uitgespuwd.
En plots werd het even stil. De ontslagnemende president glimlachte zowaar, en blikte recht in de camera. ‘My fellow Americans, ik heb nog één goede raad voor jullie. Er zullen altijd mensen zijn die je haten. Dat is een kwalijke emotie die je van binnenuit verteert. Haat die mensen dus niet terug, want dan winnen ze.’
Miljoenen Amerikanen staarden verbijsterd naar het scherm. De president die hun land zes jaar lang had bestuurd met een agenda die was vergiftigd door nietsontziende haat, had hen zonet opgeroepen om begripvol te zijn voor elkaar. Had de vernederde, verslagen Richard Nixon in de laatste minuten van zijn presidentschap een openbaring gekregen? Besefte hij eindelijk dat hij, en niemand anders, Richard Nixon ten val had gebracht?
Dertig dagen nadat hij uit het Witte Huis was vertrokken, kreeg Nixon een presidentieel pardon van zijn opvolger Gerald Ford. Toen die de vraag kreeg waarom hij gratie had verleend aan een president die zijn ambt had misbruikt, haalde hij een verfrommeld stuk papier uit zijn portefeuille. ‘Burdick vs. United States, 1915,’ antwoordde Ford. ‘Een uitspraak van het Supreme Court. Wanneer iemand een pardon aanvaardt, bekent hij impliciet schuld aan de misdaden die hij heeft begaan.’ Door de gratie te aanvaarden, had Nixon zijn wandaden toegegeven, vond Gerald Ford. ‘Die blijk van schuldinzicht was voor mij voldoende.’
In 1977 bleek echter dat Nixons schuldinzicht geen lang leven beschoren was geweest. In een reeks interviews met de Britse journalist David Frost – waarvoor de voormalige president 600.000 dollar ving – gaf Richard Nixon toe dat hij het Amerikaanse volk had teleurgesteld, maar dat hij de wet nooit moedwillig had overtreden. ‘Dat is trouwens onmogelijk,’ voegde hij er langs de neus weg aan toe. ‘De macht van een president is absoluut. Als hij iets doet, kán het niet illegaal zijn.’
Hopeloos verdeeld
Na meer dan een halve eeuw politieke verslaggeving – waarvan bijna vijftig jaar over Richard Nixon en ruim zes jaar over Donald Trump – kunnen we jammer genoeg enkel vaststellen dat de geschiedenis zich herhaalt. ‘Nooit meer!’ schreeuwden de Amerikanen in koor toen Nixon eindelijk uit het Oval Office was verdreven. Een paar decennia later stemden ze Donald Trump naar het Witte Huis.
Nixon en Trump schiepen tijdens hun ambtstermijnen een alternatieve realiteit, waarin de Amerikaanse grondwet ondergeschikt was aan hun persoonlijke belang. Wie het daar niet mee eens was, kreeg het etiket ‘vijand’ opgekleefd en werd met alle mogelijke middelen in diskrediet gebracht. Door hun ongebreidelde machtswellust hebben beide presidenten de VS jarenlang in woelig vaarwater gebracht. Maar nu kunnen we opgelucht ademhalen: het is voorbij.
Of toch niet? Toen de senaat in 1973 de vraag formuleerde om een speciale Watergate-onderzoekscommissie in te richten, verenigden Republikeinen en Democraten zich op een nooit eerder geziene manier: het voorstel werd aanvaard met 77 stemmen tegen nul. Wanneer diezelfde vraag 48 jaar later wordt gesteld – deze keer om de verantwoordelijken voor de aanval op het Capitool op te sporen – blijkt het water tussen beide partijen erg diep geworden te zijn: alle Republikeinen stemmen tegen, behalve Liz Cheney en Adam Kinzinger. Niet veel later worden de twee dissidenten door hun partij op een zijspoor gezet. Donald Trump treft immers geen enkele schuld, zo oordeelt het Nationaal Comité van de Republikeinen: de opruiende taal die hij tijdens zijn afscheidsrede heeft gesproken, maakt in hun ogen deel uit van een ‘legitiem politiek discours’.
Anderhalf jaar na de inauguratie van Joe Biden zindert het presidentschap van Donald Trump nog steeds na. Zijn krachtige leugenpropaganda – die op geen enkel moment was gestoeld op harde feiten – heeft diepe wonden geslagen in de Amerikaanse ziel. De Verenigde Staten zijn meer dan ooit tot op het bot verdeeld. 79 procent van de Republikeinse kiezers gelooft nog steeds dat Joe Biden fraude heeft gepleegd om president te kunnen worden. Dat zijn bijna 60 miljoen mensen.
Als het van hen afhangt, wordt Donald Trump in 2024 opnieuw president van de Verenigde Staten. Trump heeft zijn kandidatuur nog niet officieel aangekondigd, maar lijkt het idee wel genegen te zijn. En als hij meedoet, zal hij uiteraard winnen – daar is hij alvast rotsvast van overtuigd.
‘Leiders zonder principes duwen het land de afgrond van het despotisme in. Ze dansen op het graf van jullie vrijheid,’ sprak George Washington in zijn Farewell Address in 1796. Laat ons hopen dat hij geen tweede keer gelijk krijgt.
© The Washington Post