'American Horror Story'
Vraag ons niet waarom – links en rechts zal er zich ongetwijfeld wel een ijverige socioloog over aan het buigen zijn – maar horror op tv lijkt populairder dan ooit.
Eerst waren er de sexy vampieren van 'True Blood', daarna de – zeker als er net een bloederig stuk darm uit een mondhoek bungelt – iets minder sexy zombies uit 'The Walking Dead', en sinds kort is er ook het spookhuis met al zijn bewoners uit 'American Horror Story', met voorsprong de meest spraakmakende serie van vorig tv-seizoen.
De reeks komt uit de koker van 'Glee'-bedenker Ryan Murphy, wat op het eerste gezicht misschien bizar lijkt, maar vóór 'Glee' maakte Murphy wel het provocerende en gedurfde 'Nip/Tuck', en het zal u niet verbazen dat de sfeer van Murphy’s jongste geesteskind eerder bij die reeks aansluit. Meer nog: je zou haast denken dat Murphy, die zich na het suikerzoete maar in de VS waanzinnig succesvolle 'Glee' werkelijk alles kon permitteren, zich eens helemaal heeft laten gaan.
Het uitgangspunt van 'AHS' is even simpel als efficiënt: we maken kennis met Ben en Vivien Harmon, een koppel dat samen met hun tienerdochter van Boston naar Los Angeles verhuist, helemaal aan de andere kant van het land, om een nieuwe start te nemen. Ze hebben dan ook één en ander te verwerken: Vivien heeft een jaar geleden een miskraam gehad, en in de emotionele malaise die daarop volgde betrapte ze haar echtgenoot – een psychiater – ook nog eens in bed met een studente. Een misstap die ze hem, hoe hard ze ook haar best doet, maar moeilijk kan vergeven. Ben en Vivien zijn zozeer met zichzelf bezig dat ze niet eens in de gaten hebben dat hun dochter Violet zichzelf graag in de armen mag snijden.
Uitgerekend dát disfunctionele gezelschap komt terecht in een huis dat – hun makelaar had natuurlijk verzwegen waarom het maar een prikje kostte – bekendstaat als het Murder House. In de jaren twintig werd het bewoond door een plastisch chirurg die ooit half Hollywood tot zijn cliënteel mocht rekenen, maar zich ook bezighield met illegale abortussen (en erger), en – zo ontdekken de Harmons al snel – alle latere bewoners van het huis kwamen op nogal onfrisse wijze aan hun einde. In de loop van de serie zal het Norman Bates-achtige pand uiteraard nog méér geheimen prijsgeven, maar we zullen zo vriendelijk zijn uw kijkplezier niet te vergallen door te véél te verklappen.
Wat we wél nog kunnen meegeven, is dat het gezin de vreemdste personages over de vloer krijgt: buurvrouw Constance bijvoorbeeld (fantastische en ondertussen meermaals bekroonde rol van Jessica Lange), een Southern belle op leeftijd met een psychotische zoon die erover fantaseert een bloedbad aan te richten op school, en een mongoloïde dochter die overal in het huis onzichtbare vrienden lijkt te hebben. Vergeleken met enkele andere personages – onder andere een Freddy Krueger-achtige insluiper, een kinky verschijning in een latex pak en – geweldige vondst – een oude huishoudster die voor Ben de gedaante aanneemt van een nymfomane jonge schoonheid in jarretelles – zijn de buren echter nog redelijk normaal. En te midden van die freakshow speelt zich dan ook nog eens een serieus huwelijksdrama af.
Kortom, werkelijk álle registers gaan open, waardoor de boel haast onvermijdelijk af en toe uit de bocht giert, en om de spanning erin te houden gooien Murphy en co. soms zo veel op een hoop dat het een onoverzichtelijk rommeltje wordt, maar het is wel een lelijk verslavend rommeltje. Voor de beperkte premisse (hoeveel verhalen kan je rond hetzelfde spookhuis verzinnen?) heeft Murphy ook een oplossing: het tweede seizoen zal namelijk rond compleet nieuwe personages en een volledig andere locatie draaien, een psychiatrische inrichting in het begin van de jaren zestig. We kijken er al – lichtjes bibberend – naar uit!
Extra’s (**1/2): Een goeie making of en enkele features (o.a. over de heerlijk creepy begingeneriek).