Andere tijden: Bomans, humeurige humorist
Als een hartaanval er in 1971 niet anders over had beslist, was de uitnemende Godfried Bomansdit jaar honderd geworden. Een feitje waar u vast niet achterover van zal slaan, al biedt het ons wel een mooi excuus om één van onze favoriete Bomans-citaten te copy-pasten (‘Wilt u iemand kwaad zien worden, beaam dan zijn mening als hij iets ongunstigs zegt over zichzelf’), en u voorts te wijzen op de korte documentaire die het altijd interessante ‘Andere tijden’ vanavond in petto heeft: ‘Godfried Bomans: Humeurige humorist’.
undefined
Daarin komt ook Paul Wittemanaan het woord, de grijze helft van ‘Pauw & Witteman’, die als twaalfjarig broekventje persoonlijk met de humeurige kant van Bomans te maken kreeg.
Paul Witteman «Op mijn twaalfde was ik verslingerd aan Bomans; in die mate zelfs dat ik op de jaarlijkse schoolavond uit het hoofd ‘De beroemde vrouw’ voordroeg, een verhaaltje uit zijn bundel ‘Kopstukken’. Een ouderejaars die eindredacteur was van de schoolkrant, is me daarop komen vragen of ik Bomans niet eens wilde interviewen.
»Ik had eigenlijk nooit bij die mogelijkheid stilgestaan, maar met wat steun van mijn ouders, die een gemeenschappelijke kennis hadden met Bomans, slaagde ik er zowaar in om een afspraak met hem te maken. Ik ben toen naar zijn huis gefietst met een blocnootje – opnameapparatuur bestond in die tijd nog niet – en heb hem met trillende stem enkele obligate vragen gesteld, van het soort dat je op die leeftijd nu eenmaal stelt voor een schoolkrant.
»Toen ik hem vroeg wat voor hem het belangrijkste moment in zijn leven was geweest, gaf hij een onverwacht antwoord: hij vertelde dat hij ooit geschaakt had tegen toenmalig wereldkampioen Max Euwe, een Nederlander, en dat hij remise had gespeeld. Een niet geringe prestatie, vond hij zelf, en het moet gezegd: dat was het ook. ‘Hebt u die partij toevallig niet bewaard?’ vroeg ik, waarop hij een velletje tevoorschijn haalde waar met rode hanenpoten alle zetten op beschreven stonden: ‘Alsjeblieft.’ Toen ik hem vroeg of ik dat velletje niet mocht meenemen en in de schoolkrant afdrukken – ‘Dan kunnen de schakers op onze school meegenieten van uw remise tegen de wereldkampioen’ - volgde een korte aarzeling, waarbij hij even aan zijn pijp trok. Toen zei hij: ‘Goed. Op voorwaarde dat u het persoonlijk weer komt terugbrengen.’ Ik dus in alle staten naar huis met dat velletje, dat ik vervolgens liet afdrukken bij het interview. Maar toen, ik weet nog altijd niet hoe, raakte ik het kwijt.
»Een maand heeft het geduurd voor de eerste brief van Bomans in de bus lag: waar toch dat velletje bleef? Twee, drie weken heb ik gedaan alsof mijn neus bloedde, tot ik opnieuw een brief van hem kreeg, met de aanhef ‘Jongeheer Witteman’. Toen heb ik eerlijk geantwoord dat ik het velletje helaas kwijt was, waarop ik een derde brief mocht ontvangen, waarin Bomans in niet mis te verstane bewoordingen zijn woede uitte. Ik geloof dat de laatste zin luidde: ‘Ik wil niks meer met u te maken hebben, en beschouw u als overleden.’ Keihard natuurlijk, temeer omdat hij voor een kindervriend doorging. Maar ik begreep het wel, want ik was op knullige wijze één van de belangrijkste documenten uit zijn archief kwijtgeraakt.»
HUMO Hebt u het ooit teruggevonden?
Witteman «Nee. Ik heb er veel gêne en slapeloze nachten aan overgehouden, maar daar kwam het uiteraard niet mee terug. Tja, ik ben altijd een bewonderaar van Bomans’ werk gebleven, maar je kunt een journalistieke loopbaan succesvoller beginnen.»