Arnon Grunberg, 25 jaar schrijver: 'Ook schrijven is topsport'
Arnon Grunberg begon 20 jaar geleden aan zijn steile schrijverscarrière, 25 jaar zelfs als je ook de zoekende jaren voorafgaand aan ‘Blauwe maandagen’ meetelt. Wat dat oplevert kun je gaan bekijken in een Amsterdamse expositie gewijd aan zijn Leven & Werken. Maar hoe kijkt hij zelf terug op al die jaren van productieve gekte? Humo had een megagesprek met Grunberg in de schaduw van Ludwig de Tweedes Slot van Neuschwanstein.
Slapen doen we in Villa Ludwig, praten op het terras van Hotel Alpenrose am See. Behalve het gezicht op de Alpsee is het bijzondere van dit terras de nabijheid van twee bekende adressen van de Beierse koning Ludwig II: Schloß Hohenschwangau en Schloß Neuschwanstein.
Ik wil met Arnon Grunberg terugblikken op twintig jaar schrijverschap en heb hem gevraagd in welke omgeving hij dat het liefst wou doen. Hier dus, in de buurt van een paar architecturale folietjes op Beierse maat – de parttimebiotoop van een koning beroemd om zijn gekte.
Er is een simpele reden voor deze keuze: globetrotter Grunberg is hier nooit eerder geweest. Terwijl het evident is dat hij een keer komt kijken: Ludwig II, in zijn 40ste levensjaar ontoerekeningsvatbaar verklaard, móét hem wel interesseren. ‘Wat is normaal? Waar begint abnormaliteit? Dat zijn vragen die me al van in mijn eerste teksten bezighouden,’ zegt hij, gezeten onder een parasol.
We hebben de twee kastelen al bezocht en ik vraag Arnon wat hem is bijgebleven. Zijn antwoord: ‘Dat waanzin loont.’
Terwijl de kelner asperges serveert, leg ik Arnon uit dat ik hem in de komende gesprekken als een machine zou willen bekijken, conform de metafoor van John Updike: een schrijver voedt zich met leven, verteert het en poept het in alinea’s uit.
Arnon Grunberg «Ik zou het gezegd kunnen hebben. Schrijven hééft een mechanische kant; je bent toch een verwerkingsfabriekje.»
HUMO Heb je bewondering voor een grote productie op zich?
Grunberg «Niet echt, maar Hugo Claus had wel gelijk toen hij zei: ‘Hoe meer je schrijft, hoe groter de kans dat er iets goeds tussen zit.’»
HUMO Kent de machine Grunberg goeie en slechte maanden?
Grunberg «Niet dat ik weet. De fabriek gaat gewoon altijd door. Er is geen ruimte om te zeggen: ‘Vandaag gaat ze dicht!’ De band stopzetten is trouwens moeilijk, want daarna moet je weer helemaal op gang komen. De deadline is de zweep.»
HUMO En jij de flagellant?
Grunberg «Het houdt me gezond. Ik heb een zucht naar die structuur. Mensen vergeten ook weleens hoelang een dag is als er géén kinderen naar school hoeven te worden gebracht. Alles staat in dienst van het schrijven, uiteindelijk.»
HUMO Zal ik het maar een totalitaire opvatting van het schrijverschap noemen?
Grunberg «Als je Boris Becker heet, train je ook elke dag en staat alles in dienst van je prestaties. Het klinkt wat aanmatigend, maar ook schrijven is topsport.»
HUMO Is het voor het onderhoud van de machine niet nodig dat ze soms rust?
Grunberg «Ik denk het wel: op lange termijn is mijn tempo niet vol te houden. Door mijn dagelijkse ‘Voetnoot’ in de Volkskrant kom ik onder de tijdsdruk van een krantenbedrijf, ga ik ten dele mee in díé machine. Om dat te kunnen doen, moet ik simultaan op een aantal borden tegelijk schaken. Dat verbruikt maar gééft ook energie. Al zijn er ook momenten dat je denkt: nu ga ik gewoon naar bed. In 2017 houdt de ‘Voetnoot’ op. Noteer maar dat er grote veranderingen aankomen, de machine gaat een transformatie doormaken, dat weet ik zeker.»
Muziek als badmuts
Bij het vallen van de avond zijn we naar het gemütliche Gasthof am See in het naburige Schwangau gereden. De brede Forggensee ligt er kalm bij als zich boven de bergen van de Allgäu onweerswolken verzamelen. Bij wijnbergslakken en forel willen we het schrijfproces van vele kanten onderzoeken. Daarna: Himbeergeist – frambozenjenever.
HUMO Laten we beginnen met een gebald citaat: ‘Het potlood is miskend.’
Grunberg «Klopt. Heb ik dat al een keer opgemerkt?»
HUMO Ik citeer Harry Mulisch.
Grunberg «Maar het blijft waar! Het potlood lekt niet en doet het in alle omstandigheden, in elk oorlogsgebied. Als ik reis, heb ik altijd een potlood bij me, in mijn linkerbroekzak.»
HUMO Je kunt je hoogst merkwaardige handschrift dus zelf lezen?
Grunberg «Een enkele keer staar ik naar een bladzijde: wat heb ik hier geschreven? Ik werk mijn aantekeningen zo snel mogelijk uit, dat helpt. In Congo heb ik onlangs toch twee Moleskine-boekjes volgeschreven, tweezijdig.»
HUMO Manuscripten in de letterlijke zin heb je niet?
Grunberg «Nee, vanwege dat handschrift heb ik nooit wat met de hand geschreven. Ik ben begonnen op de typemachine van mijn vader. Daarna heb ik een typemachine gewonnen als prijs voor een toneelstuk, een ouderwetse kantoormachine, een Triumph. ‘Blauwe maandagen’ heb ik op een computer geschreven, een Philips die ik had geleased. Door de technologische ontwikkelingen ben ik aanzienlijk efficiënter gaan produceren. Toen ik begon te schrijven was er geen internet, nu kan ik van elk vliegveld een tekst versturen.»
HUMO Hoe zou je je relatie met je laptop omschrijven?
Grunberg «Ik heb hem vaak ‘mijn baby’ genoemd, omdat ik er zo afhankelijk van ben. Ik heb er al een stuk of acht gehad, altijd een Apple. Bij de geringste tekenen van zwakte wordt zo’n laptop aan de kant geschoven, uit vrees dat de baby doodgaat.»
HUMO Heb je enigerlei opwarming nodig voor je aan het schrijven gaat?
Grunberg «Je moet wel in een bepaalde state of mind komen. Even e-mails beantwoorden, dan komen de vingers al wat los. Als je aan een wat groter project bezig bent, is er altijd bijna een soort weerzin om het document te openen. Want er is toch de vrees dat je begint te lezen en ontdekt… dat het níéts is. Die vrees moet je overwinnen.»
HUMO Schrijf je met muziek?
Grunberg «Zonder kan ook, maar dat is toch een soort reflex, zoals je bij het zwemmen een badmuts opzet. Voor ‘Onze oom’ heb ik heel veel naar Rammstein geluisterd. Die werd in Afghanistan luid gedraaid in de gepantserde voertuigen waarmee we uitgingen. Echt goeie teksten. Bij ‘De joodse messias’ heb ik veel Beethoven gedraaid, en ‘Madame Butterfly’ bij ‘De man zonder ziekte’.»
HUMO Drankje erbij?
Grunberg «Vroeger wel, helemaal bij het begin. Maar het brengt niets extra’s, alcohol is een slaaptablet.»
HUMO Is het al gebeurd dat schrijven je echt tegenstond?
Grunberg «Nee, gelukkig niet. Ik heb geen hypotheek, maar hypotheek of niet, dan zou ik meteen stoppen.»
HUMO Inspiratie noemde je eens ‘een klotewoord’.
Grunberg «Het wordt te dikwijls voorgesteld als iets passiefs. Inspiratie krijg je niet, maar verover je. Schrijven is ook een beetje vorm geven aan je eigen leven.»
HUMO Zoals de Vlaamse dichter Richard Minne het eens stelde: ‘’s Avonds zet ik stroppen.’
Grunberg «Tien punten voor Minne! Dat beeld is zo mooi omdat er iets van agressie in zit. Je zet een val voor de haas en vervolgens vil je hem. Soms moet je gewoon openstaan voor wat op je afkomt. Geen nee zeggen, maar ja.»
HUMO Arnon Grunberg is een jazegger.
Grunberg «Als ik bloed ruik wel! Het kan tegenvallen, maar ik zeg: ‘Ja!’»
HUMO Inspiratie mag dan overschat zijn, de vrouw als muze bestaat wel voor jou?
Grunberg «O, jawel. Het meest concrete geval is het meisje dat als het paardenmeisje Gwendolyne opduikt in ‘Huid en haar’. Haar heb ik gewoon letterlijk gevraagd: ‘Wil jij mijn muze worden?’ Het is totaal uit de hand gelopen, moet ik zeggen, maar haar antwoord zal ik niet vergeten: ‘Ja, als het niet te veel werk is.’ Ik geloof wel dat het belang van de muzen in mijn werk langzaam afgenomen is. Ze worden nu afgelost door de moeder-muze, de belangrijkste muze van allemaal.»
HUMO Is er soms paniek omdat de machine het niet doet?
Grunberg «Als ik echt fysiek ziek zou zijn, zou er wel paniek zijn. Of als straks mijn computer gestolen blijkt te zijn. Waar ga ik dan morgen mijn ‘Voetnoot’ op tikken? Maar verder? Niet te veel over dubben, zou ik zeggen, je moet gewoon de deadline halen. Les 1: de machine moet zich niet aanstellen! Dat is slecht voor de machine.»
HUMO Ben je van de school die de eerste zin van een roman erg belangrijk noemt?
Grunberg «Ik hou wel van een onderkoelde opening, geen te spectaculair begin van het schaakspel. Een te mooie eerste zin kan tegen je werken. Een te agressieve verleider gooit zijn eigen ruiten in.»
HUMO Zet je een schema op?
Grunberg «Misschien waren mijn boeken dan beter geworden, maar ik moet er niet aan denken! Ik ben toch het soort schrijver dat al doende ontdekt waar hij naartoe wil.»
HUMO Je zit terwijl je schrijft, geloof ik, niet al te lang te broeden tot er een Mooie Zin staat?
Grunberg «Wat V.S. Naipaul een keer gezegd heeft, spreekt me erg aan: een goede stijl is een stijl die de aandacht niet op zichzelf vestigt. Vroeger was ik meer van het Genootschap van de Mooie Zin. Op mijn zeventiende dacht ik dat schoonheid helemaal los kon staan van betekenis. De polemieken van W.F. Hermans vond ik toen heel goed, maar van de schoonheid van het virtuoze schelden, zonder dat er argumenten voorhanden zijn, blijft voor mij nu niet zo veel over.»
HUMO Wanneer is een boek af?
Grunberg «Als je denkt: ik kan hier geen beter boek meer van maken. Het werken aan een boek heeft een bepaalde spanningsboog. Ik kan me niet voorstellen dat ik zoals Oek de Jong tien jaar aan een boek zou werken. Ik heb ook nooit een relatie gehad die tien jaar duurde, misschien is er een verband (lacht). Het heeft ook te maken met een economisch gebruik van je tijd. Hoe gaat de machine om met de grondstof tijd om er maximaal genot aan te ontlenen? Er komt toch een moment dat je van zo’n boek denkt: ‘Met jou ben ik mijn tijd aan het verdoen.’»
HUMO Wanneer kom je met je tekst bij een redacteur terecht?
Grunberg «Zo laat mogelijk. De bedoeling is je redacteur overbodig te maken. Je hebt schrijvers die elke dag met hun uitgever bellen. Ik zou er de tijd niet voor hebben. Ik ben zo veel gaan schrijven dat ik steeds minder tijd heb voor frivole e-mails of faxen, en ik functioneer ook zonder die frivoliteit.»
HUMO En als een boek dan helemaal klaar is, neem je er met enige melancholie afscheid van?
Grunberg «Precies. Heb ik dat ooit zo gezegd?»
HUMO Nee, ik citeer weer Harry Mulisch.
Grunberg «Ook goed. Ik ben geen Mulisch-hater.»
Slag bij moeder
De dag begint druilerig en we zijn, op zoek naar een zon die wolken kan breken, naar Tirol gereden. Bij de Plansee vinden we een lunchplek die Seespitz heet en culinair de lat niet hoger legt dan in Oostenrijk gebruikelijk is.
HUMO Een belangrijk kenmerk van de machine Grunberg: ze is verplaatsbaar.
Grunberg «Klopt, de machine kan in principe op elke plek werken. Ook vanuit een crisisgebied, al kost het dan soms geld: in Congo had ik een satelliettelefoon nodig.»
HUMO Maak je je als frequent flyer weleens zorgen over je ecologische voetafdruk?
Grunberg «Nee, nooit. Ik heb geen auto. En soms betaal ik weleens iets meer om die voetafdruk te compenseren.»
HUMO Mij lijkt werken zonder een bibliotheek lastig.
Grunberg «Dat is zo. En als ik op reis door Congo ook nog eens een essay over Stefan Hertmans wil schrijven, vindt men het wel een beetje raar dat ik met zes, zeven boeken van hem door het land trek. Je vindt ook veel via het net, dus die ontbrekende bibliotheek is niet het grootste probleem, maar slecht internet is een ramp: dan doe je er veertig minuten over om een krant te downloaden. Maar ook dat overleef je.»
HUMO Zit er een principiële kant aan dat bestaan als hotelmens?
Grunberg «Een beetje wel. Als gast of observator vind ik een huis heel fijn, maar als je erin moet leven, vind ik het gauw benauwend. Ken je de film ‘Heat’? Een heel mooie thriller. Robert De Niro speelt er de badguy in, en die zegt: ‘Als je the heat voelt, moet je binnen de 90 seconden weg zijn.’ Je kunt alleen overleven als je geen banden met mensen aangaat, is zijn filosofie. En inderdaad, wanneer hij dat zelf toch doet, komt hij ten val. Dat spreekt me erg aan: wordt het te heet, dan moet je meteen weg kunnen. Tot nu toe ben ik altijd weggeraakt wanneer er een val voor me werd uitgezet.»
HUMO Hoe doe je je was?
Grunberg «Ik breng een paar dingen naar de wasserette, of dingen worden gestoomd. Het bed in New York wordt verschoond door Ana Maria, de werkster uit Ecuador.»
HUMO Er lijkt wel een heel bedrijf om je heen actief. Met hoeveel zijn jullie inmiddels op het jaarlijkse bedrijfsuitje?
Grunberg «Dat bedrijfsuitje vind ik het hoogtepunt van het jaar. De laatste keer was het gezelschap héél uitgebreid, we waren met negen. Johannes is de secretaris; die doet de e-mails, de agenda – fulltime, hij werkt voor niemand anders. Eva doet speciale projecten, zoals Irak, Congo. Judith doet de post in New York en overlegt met mijn boekhouder. Mina is er sinds kort ook bij: zij vertaalt voor de boekhouding alle bonnetjes die niet in het Engels zijn. Sander doet de site. Sas gaat mee uit nostalgische overwegingen, omdat ze ooit veel gedaan heeft. Jasper was ook mee, die heeft een paar journalistieke projecten voorbereid. Pascalle heeft een tijdje stage bij me gelopen en heeft soms gefilmd. Ze maakt nu een documentaire over mijn moeder.»
HUMO Ik las op je blog eens dit commentaar: ‘Looking at the amount of assistants, girlfriends, editors, etc. you need, isn’t it time to consider yourself as a very dependent person?’
Grunberg «Zo afhankelijk voel ik me niet. Bekijk het als een kunstmatige familie. De meeste mensen die voor me werken, hebben zich spontaan bij me aangemeld: ‘Kan ik niet voor je werken?’ Dat vind ik een sympathieke vraag, dan ben ik al geneigd om werk voor ze te zoeken.»
HUMO In een gemiddelde maand doe je al gauw een keer New York, Amsterdam en Dublin aan: dat zijn belangrijke rustpunten?
Grunberg «Ja, die rustpunten zijn belangrijk. En voor de langlopende projecten zijn het ook de beste plekken om te schrijven. On the road heb ik vaak veel verplichtingen. Daar wil ik ook meer en meer van af. De machine wil minder verplichtingen, niet om méér maar om anders te produceren.’
HUMO Ik heb begrepen dat je je pied-à-terre in Dublin gaat opgeven.
Grunberg «Met pijn in het hart. Maar ik zoek dan wel een pied-à-terre in Berlijn. Ik heb in mijn opvoeding een rare schizofrene houding met Duitsland meegekregen. Die nuance heb ik nooit duidelijk kunnen overbrengen: men heeft wel begrepen dat ik Joods ben, maar niet dat ik door mijn afstamming ook een heel Duitse schrijver ben. Mijn vader luisterde naar de Duitse radio, mijn moeder las alleen Duitse tijdschriften. Op haar jeugdfoto’s zie je dat ze een echt Duits meisje was, ze was daar ook trots op.»
HUMO Ben je me aan het vertellen dat je eigenlijk een Duitse schrijver wilt worden?
Grunberg «Ja! Ik wil een goede Duitser worden (lacht). Russen met één Duitse voorvader kunnen vandaag een Duits paspoort ophalen, dan mag ik met twéé Duitse ouders mijn paspoort toch ook wel terug hebben? Tegelijk wil ik helemaal niet weg uit New York. Ik heb er nu een greencard, ik wacht op een Amerikaans paspoort. (Denkt even na) Eigenlijk wil ik een Duitse schrijver in New York zijn. Of wordt het nu té absurd?»
HUMO Voorlopig ben je weer meer in de Beethovenstraatbuurt: je woont niet langer in het Ambassadehotel wanneer je in het land bent, maar weer bij je moeder. Omdat je een boek over haar wilt schrijven. Maar ik heb het vermoeden dat daar ook een economische kant aan zit.
Grunberg «De machine heeft ook een economische kant, dat is absoluut zo. Dat was ook het eerste wat mijn moeder zei toen ik het haar voorstelde: ‘Dat hotel van je wordt te duur!’ Sinds ik een greencard heb, ben ik een tax payer in New York geworden: zo verdwijnt er nu 100.000 dollar per jaar, dat is redelijk veel geld. Ik gun het Amerika, daar niet van, maar het betekent wel dat mijn moeder me vaker ziet.»
HUMO Was het niet vreemd je koffer weer uit te pakken in de kamer van je jeugd?
Grunberg «Na mijn reizen in Afghanistan maakt het me allemaal niets meer uit. Ik ben er getraind voor de ultieme oorlogszone, het slagveld bij mijn moeder.»
HUMO Hoe bekijkt moeder Grunberg haar schrijvende zoon?
Grunberg «Haar houding is ambivalent: ze is wel trots, maar ze zal niet gauw enthousiasme tonen. Van mijn boek ‘De mensheid zij geprezen’ is een monoloog gemaakt, en die heb ik een keer bij haar thuis laten opvoeren door Sabri Saad El Hamus. Toen die vroeg wat ze ervan vond, zei ze: ‘Dit is niet zo aan mij besteed.’ En toen hij even later vroeg of ze een beetje van de schrik bekomen was, hield ze het bij: ‘Nee, dank u.’»
HUMO Waarom moet je eigenlijk bij haar inwonen om het geplande moederboek te schrijven? Bespioneer je haar?
Grunberg «Nee, de dramaturgie van dat boek zit al helemaal in mijn hoofd – het wordt een roman over moeder en zoon. Maar ik vind het wel nuttig om het ritme van een dag met haar mee te maken. Je belandt toch weer in de rol van de zoon. De eerste keer dat ik ’s nachts niet thuiskwam, wou ze de politie bellen!
»Mijn moeder zat ook al in ‘Blauwe maandagen’. Toen ze dat boek gelezen had, schreef ze me dat ze geen zoon meer had. Ik denk dat we allebei klaar zijn voor een nieuw boek. We hebben hoe dan ook een heel andere relatie sinds zij in 2010 erg ziek werd. Ze heeft niet meer de kracht of de zin om zich erg boos te maken. In dat opzicht is het ook wel weer veilig.
»Het moederboek is voor mij ook een moreel project. Het is goed dat ik mij aan iemand heb verbonden. Anders kan ik het niet zeggen. Ik denk dat het goed is voor mijn moeder dat iemand zich aan haar verbonden heeft. Dat ik dat ben, is een prachtige bijkomstigheid. Eigenlijk heb je geen vrouw meer nodig als je een moeder hebt.»
HUMO Je schreef eens dat je schrijverschap ermee begon dat je je absoluut van je moeder wou losmaken.
Grunberg «Ik had wel het idee dat kunst – eerst toneelspelen, dan schrijven – een boei was die ik moest grijpen. En dat maakt het project ook wel gevaarlijk: de losmaking die met moeite is gebeurd, doe ik nu zelf teniet. Maar voor geen van ons beiden is er nog een weg terug.
»Het moederboek voelt wel een beetje als een definitief boek. Wim Brands zei me eens: ‘Na je boek over je moeder nog een boek over je zus, en je bent klaar, dan kun je met pensioen.’»
HUMO Maakt een boek over je zus een kans?
Grunberg «Nee. Wat Karl Kraus met Hitler had, heb ik met mijn zus: als ik aan haar denk, schiet me niks te binnen (lacht).»
De oer-Arnon
In ons nieuwe Hotel am Hopfensee staat de Spätburgunder nog niet op tafel of Arnon Grunberg vraagt: ‘Mag de cel weer dicht?’ Verklarende toevoeging: ‘Geïnterviewd worden is verslavend!’ We willen vanavond twintig jaar terug, naar de debuutdagen.
HUMO In 1992 heb je in brieven aan een vriendin eens netjes opgeschreven waarom je begon te schrijven – later uitgegeven als ‘Brieven aan Esther’. Van kunst verwachtte je een soort redding, een middel om vorm te geven aan je woede om een onvolmaakt leven. Maar om te beginnen: wie is Esther?
Grunberg «Esther Krop. Geen geliefde, wel een soort pingpongspeelster die even belangrijk is geweest voor mij. Ik nam die brieven aan haar serieus. In de obsessie voor de vernietiging en zelfvernietiging die je daar terugvindt, schuilt een soort romantiek waarvan ik achteraf wel afstand heb genomen. Ik vond het een paar jaar geleden toch wel confronterend die brieven weer te lezen, wegens de onversneden agressie die eruit spreekt. Waardoor ze ook zo kwetsbaar zijn. Ze zijn euh… ongetemd. Het beschavingsproces is er nog niet overheen gegaan, we zien daar de oer-Arnon! (lacht) Ik zwalpte toen tussen de diepste zelfwalging en de grootste zelfoverschatting. De ironie ontbrak toen: het is de ironieloze Arnon die je daar ziet.»
HUMO Hoe is die ironie er kort nadien, in ‘Blauwe maandagen’, bijgekomen?
Grunberg «Misschien gaf ik in die brieven aan Esther wel aan wat ik echt wilde schrijven, maar ik had inmiddels ingezien dat ik met dat soort taal tegen een muur liep. ‘Dit vreten de mensen niet! Dit is zelfvernietigende taal!’ Ik moest de fabriek aantrekkelijk maken voor bezoekers, ik moest ze lokken!»
HUMO Je bent in de loop der jaren ook aardiger geworden, omdat de onzekerheid verminderde?
Grunberg «Als je de ander niet meer als een bedreiging ziet, hoef je niet langer een preventieve aanval uit te voeren, dan kun je die wel uitstellen.»
HUMO Het schrijven heeft voor enig evenwicht gezorgd in je emotionele leven?
Grunberg «Het schrijven én de effecten die het had. Toen ik die brieven aan Esther schreef, had ik het idee dat ik echt vér buiten de maatschappij stond, niet eens in de periferie. Door het schrijven ben ik in die maatschappij gekomen en zijn ze me steeds serieuzer gaan nemen.»
HUMO Je wilt duidelijk au sérieux genomen worden, je zoekt impact met wat je schrijft. Heb je die nog als romancier? De Amerikaanse schrijver Don DeLillo zei eens: ‘We’re all one beat away from becoming elevator music.’
Grunberg «Ik zie mezelf in de eerste plaats als een romanschrijver, maar ik voel soms twijfel. Soms hoor ik een stem die zegt: ‘Minder liftmuziek, alsjeblieft!’ Je wilt als schrijver toch meer dan een pauzenummer zijn? Is meedraaien in de literatuurindustrie echt zoveel waardevoller dan een ‘Voetnoot’ op de voorpagina van de Volkskrant? Is die niet relevanter? Het wordt hier wel een confessie, merk ik, maar dat is interessant.
»Wat is er leuker dan metéén impact te hebben, de mensen zó te raken dat ze menen meteen een woedende e-mail te moeten schrijven? Ik kan me niet herinneren dat ik woedende e-mails heb gekregen naar aanleiding van een roman. Hooguit een bericht over een taalfout op bladzijde 91, van een meneer die wel erg tevreden is dat hij die fout zelf heeft gevonden.
»Wat ik steeds aantrekkelijker vind, is dat je meerdere dingen tegelijk kunt zijn. Wanneer ik in Irak ben, speel ik er poker met andere oorlogscorrespondenten. Dat ik romans schrijf, speelt daar geen enkele rol. Wél wat je in andere crisiszones hebt meegemaakt. Je moet je daar verhouden tot een heel andere hiërarchie. Ook dat is een soort simultaan schaken. Ik wil ook daar door mijn collega’s serieus genomen worden, en niet dat ze me voor één of andere geflipte romanschrijver houden die denkt ook nog eens in Irak te kunnen opduiken.»
HUMO De ambitie de beste te zijn, is dat brandstof voor de machine?
Grunberg «Toch wel. Je onderscheiden, excelleren, zo ben ik opgevoed. Ik had de gedachte dat ik speciaal was, dat er veel van me werd verwacht. Ik hoorde onlangs Ilja Pfeijffer zeggen: ‘Literatuur is geen competitie.’ Onzin natuurlijk, het is wel degelijk een competitie. Je moet gewoon zorgen dat je vóór het peloton aankomt, en de wens om dat te doen is brandstof. Het is maar net zoals Czes?aw Mi?osz schreef in een heel mooi gedicht: literatuur is ‘een toernooi van gebochelden’ (lacht).»
HUMO Misschien heb je om je twijfels te overwinnen wat aan een boekje dat Oek de Jong vorig jaar schreef: ‘Wat alleen de roman kan zeggen’.
Grunberg «Heb ik nog niet gelezen. Ik las een stuk in de krant waarin hij zei dat een schrijver het altijd over zijn eigen wereld moet hebben. Dat vind ik een benepen idee, die ingaat tegen mijn intuïtie dat je je wereld steeds groter moet maken. Ik zou mezelf ophangen als ik alleen maar over Amsterdam-Zuid zou moeten schrijven. Nou… bijna ophangen.»
HUMO Heb je zelf een antwoord op die vraag: wat kan alleen de roman zeggen?
Grunberg «Iets over hoe mensen leven, zoals Coetzee zegt? Het is zeker een voordeel dat een romancier zich niet aan de feiten hoeft te houden, of aan lengtes en formats. Maar ik vind het héél moeilijk uit te leggen waarom je literatuur nodig hebt. Ik ben er niet zo zeker van dat je alléén literatuur nodig hebt. Verhalen heb je nodig. Film is voor mij ook belangrijk. Films brengen me eerder op ideeën dan boeken, hebben me heel veel geleerd over de dramaturgie van een boek, over wat je allemaal weglaten kunt. Als ik een film als ‘Enjoy Poverty’ van de Nederlandse filmmaker Renzo Martens zie, waarin hij de Afrikanen wil leren hoe ze hun armoede kunnen exploiteren, dan denk ik: ‘Hé, dat is spannend! Zo kun je ook met dingen bezig zijn!’
»‘Moet ik nog een nieuwe roman schrijven?’ denk ik weleens. Dan komt hij uit, vindt men hem goed of niet goed… Ik wil niet in herhaling vallen. Hoe je succes kunt bereiken, is een saaie vraag. De spannendste vraag voor een schrijver is toch: ‘Hoe blijf ik op het randje lopen?’ Het lijkt me eigenlijk mooi dat je op een dag gewoon stopt. Zoals Philip Roth heeft gezegd: ‘Er komt niks meer, het is klaar.’ Alleen, waarom zou je dat niet op je vijftigste kunnen zeggen? Is toch nog veel mooier? Dertig jaar voorsprong! Stoppen kan krachtiger zijn dan niet stoppen. Ik zou het heel mooi vinden als Cees Nooteboom zou zeggen: ‘Ik stop!’
»Ik ben benieuwd of ik dat zelf ooit opbreng. Want je dreigt dan natuurlijk in een gat te vallen. Ik hoop het wel ooit te kunnen, niet meer schrijven. Dan zet ik alleen mijn vallen nog uit. Ik jaag nog wel, maar niet meer voor de literatuur, gewoon voor het plezier. Ik gooi terug wat ik vang. Ik word sportvisser.»
Richting München zijn alle wegen mooi. We rijden naar Kloster Benediktbeuern voor een tentoonstelling over de psychiater van Ludwig II, dokter Gudden. Ze blijkt gesloten, we proberen niet te ontgoocheld te zijn. ‘Je houdt er toch altijd rekening mee,’ zegt Arnon, die zich wat ingelezen heeft in het lot van Ludwig II, ‘dat de psychiater je op een dag komt verrassen, dat je opgesloten wordt in een kamer met deuren waarvan de klinken verwijderd zijn, de ramen verduisterd en de muren van observatiegaten voorzien.’
In Ludwigs geval was dat een kamer in Schloß Berg aan de Starnberger See. De dag na zijn opsluiting heeft hij tijdens een wandeling zijn psychiater omgebracht en zichzelf in het meer geworpen. We rijden naar die Starnberger See en bij Tutzing vinden we er, verscholen achter privéwoningen, een volmaakt terras. Een zichtbaar tevreden Arnon hoor ik zeggen: ‘Wij zijn Kenners van het Paradijs! Is dat geen titel voor mijn laatste roman?’