null Beeld

Autumn Leaves: 'The Under Assistant West Coast Promotion Man'

Ook in de herfst blijven wij onvermoeibaar afdalen in de diepste krochten van Marc Diddens oude rock-’n-rollhart, en tegelijk ook in de schier eindeloze iTunes-lijst die daar de klok rond wordt afgedraaid. En laten we nu net aanbeland zijn bij die wonderlijke letter Q!

Marc Didden

In mijn eigen kleine liedboek staan weinig songs die gebruikmaken van de letter Q en zelfs ‘A Quick One (While He’s Away)’ van The Who staat er niet in de hevigste rotatie, maar toch is dat de voorvader aller rockopera’s. Na al die jaren nog best beluisterbaar, zeker in de versie die op ‘Live at Leeds’ te horen is. Draai de hifi dan wel eerst op 10!


R

De R dan maar. ‘Rain on the Roof’ van The Lovin’ Spoonful is zo’n nummer dat je inderdaad op een regenachtige dag moet beluisteren en liefst terwijl je in bed ligt met iemand die je écht graag ziet of, bij gebrek daaraan, met de ruimste knuffel uit de dichtstbijzijnde Studio 100-winkel. Het is jammer dat de Spoonful voor veel radiolui nog alleen maar de groep is van ‘Summer in the City’ (een geweldige titel vind ik dat, trouwens), want hun zanger en voornaamste songschrijver John Sebastian was werkelijk één van de ware bruggenbouwers tussen folk en rock, en het repertoire dat hij voor zijn groep bijeenschreef, telt vele hoogtepunten. Behalve deze ‘Rain’ en ‘Do You Believe in Magic?’ is ‘Nashville Cats’ mijn allerbeste vriendje.

Het majestueuze ‘Reconsider Baby’ van Lowell Fulson niet vergeten, en Elvis’ versie daarvan evenmin. The King op zijn allerbluesieste best, met halfweg als bijzondere bonus de geweldig luie saxofoonsolo van Boots Randolph.

Ook top : ‘Ring, Ring, I’ve Got to Sing’ van Ferre Grignard, waarin je de Antwerpse Wolstraat hoort, maar ook de hele wereld en eigenlijk de volledige jaren 60.

‘Ruby Baby’ niet vergeten, alweer een 18-karaats witgouden song van Leiber & Stoller en ook bloedstollende pop in de handen van Dion DiMucci en zijn Belmonts, ooit de ware lokale helden van het échte Little Italy, ver weg in The Bronx.

‘Rockin’ in the Free World’? Ja, natuurlijk, en zeker wanneer Neil Young & Crazy Horse daar live mee door het lint gaan, zoals zorgvuldig vastgelegd op ‘Weld’ (uit 1991, alweer). ‘Rockin’ My Life Away’ is ook een waarheid als een gebarbecuede koe en ze geldt zowel voor mijzelve als voor wijlen Mack Vickery, de helemaal vergeten auteur ervan, en natuurlijk ook voor Jerry Lee Lewis, die er in 1979 een machtige en door Bones Howe geproduceerde versie van maakte.

Voor ouderlingen als ik is dat dus een vrij recente opname, maar wel eentje die klinkt alsof ze altijd al bestaan heeft.

Laten we daarna ook nog eens allemaal samen, stil en met de lichten gedoofd, luisteren naar Nick Drakes ‘River Man’ en ons afvragen wat er van dit wonderlijke talent zou geworden zijn als hij niet op 26-jarige leeftijd bezweken was aan één of ander smerig medicijn. En proef daarna maar eens van Van Morrisons ‘Rave On John Donne’, zijn stille hommage aan de gelijknamige Engelse dichter (1572-1631) die, we moeten daar eerlijk in zijn, veel te weinig geciteerd wordt in het schier eindeloze rock-’n-rollrepertoire.

De R-song die ik het meest van al draai duurt slechts 1 minuut en 51 seconden en kwam uit de koker van de jonge Loudon Wainwright III toen die in 1972 door Columbia Records nog even als een nieuwe Dylan werd beschouwd. ‘Red Guitar’ is een intriest verhaal over hoe Wainwright uit jeugdige sturm-und-drang zijn mooie rooie gitaar stukslaat ‘As Peter Townshend might’. Daar heeft hij natuurlijk spijt van, zeker wanneer zijn toenmalige vrouw Kate (McGarrigle, moeder van Rufus en Martha) hem zegt ‘You done a foolish thing’. Dus gaat hij naar New York en koopt hij daar een nieuwe. Maar na drie dagen gebeurt het: ‘Some junkie stole my blond guitar’, wat nog volgende bedenking oplevert: ‘God works in wondrous ways’.

Iemand heeft ook een ontroerend onnozel animatiefilmpje gemaakt over deze song en dat op YouTube gezet. Bedankt, Iemand.

undefined


S

De S dan maar en daar is keuze zat. ‘Sail Away’ bijvoorbeeld, Randy Newman’s wrange liedje over de slavenhandel dat ik zelfs van Linda Ronstadt kan verdragen.

‘Senor’ van Dylan, door Jerry Garcia. Het nummer werd ooit zelfs als cover overwogen door Wannes Van de Velde en Roland Van Campenhout, die er ‘Signoor’ van wilden maken. Maar ze kozen uiteindelijk voor ‘Masters of War’ of ‘Oorlogsgeleerden’, op hun fabuleuze lp ‘De nomaden van de muziek’.

‘Sloop John B’ is misschien wel de mooiste aller Beach Boys-hits, al is die voor één keer niet geschreven door de superieure Beach Person genaamd Brian Wilson. Het gaat eigenlijk om een oud zeemanslied dat u bijvoorbeeld ook weleens uit de met Guinness gesmeerde keel van een baardmens kan horen in één of andere Ierse pub.

Om in de maritieme sfeer te blijven en ook patent: ‘Sea Cruise’, oorspronkelijk van Huey Piano Smith maar wereldberoemd gemaakt door Frankie Ford, een flamboyante jongeman die nu 76 jaren oud is maar nog altijd tweehonderd keer per jaar optreedt in en om New Orleans. Op het reeds hoger vermelde pretkanaal YouTube vindt u makkelijk een filmpje waar hij zijn enige hit brengt vanop een gammele roeiboot.

Er zit tevens een hoog Bart Kaëll-gehalte aan vast!


T

T = duizenden liedjes, maar ik heb er slechts een zestal voor u onthouden. ‘Take It Easy’ van de Eagles, bijvoorbeeld, ook al hou ik niet van de Eagles. Maar hun door Jackson Browne meegeschreven eerste single had me begin jaren 70 wel bij de lurven. Wellicht kon ik me toen helemaal herkennen in zinnen als ‘Well, I’m running down the road / Tryin’ to loosen my load / I’ve got seven women on my mind’ of toch vooral in deze : ‘Don’t let the sound of your own wheels drive you crazy’.

‘Then He Kissed Me’ van The Crystals stond ook hoog op mijn hormonale hitparade, al hoefde die titel voor mij niet letterlijk genomen te worden en keerde ik me daarom naar de versie van – alweer – The Beach Boys: ‘Then I Kissed Her’.

Favoriete Neil Young-song? ‘Too Far Gone’, uit de nooit uitgebrachte lp ‘Chrome Dreams’ en uiteindelijk gereveleerd via liveshows en de excellente terugkeerplaat ‘Freedom’. Het gaat bij ‘Too Far Gone’ niet écht om vrolijkheid maar om liefdesverdriet dat veroorzaakt werd door enigszins overdreven gebruik van bepaalde middelen. Ook niets dan liefdesverdriet bij Dylans werkelijk wonderbaarlijke ‘To Ramona’. Ik heb het hem nog nooit live horen zingen en daar heb ik spijt van, maar ik kan me wel behelpen met het origineel op ‘Another Side of Bob Dylan’. Of met de ragfijne tweede lezing door Alan Price. Kris De Bruynes bewerking ‘Voor Anita’ mag er ook zijn en houdt zelfs een expliciete verwijzing naar Dylan in.


U

UVWXYZ moeten nog aan de beurt komen en ‘plaatsgebrek’ is mijn middelnaam. Toch doe ik een poging. Ik ga voor de letter U alvast niet in de val trappen van de liedjes waar de U gewoon het persoonlijk voornaamwoord ‘You’ vervangt. Nee, geef mij dan maar ‘The Under Assistant West Coast Promotion Man’, een song die op de rug van ‘(I Can’t Get No) Satisfaction’ in miljoenen huiskamers terechtkwam maar, zoals dat met B-kanten gaat, zelden beluisterd werd. In die bewuste song, die bijeengeschreven werd door alle groepsleden onder de verzamelnaam Nanker/Phelge, laten de Stones weten dat ze alle humdrum die hen overkwam toen ze midden jaren 60 evolueerden van een bluesband tot een autonoom opererende popgroep, feestelijk aan hun dure laarzen lapten. Ze hekelen in ‘The Under Assistant’ het soort jongetjes dat vaak rond sterren circuleert en vanuit die positie op zo onvriendelijk mogelijke wijze omgaat met journalisten, fotografen en fans. In de States, de U.K. en vooral in Frankrijk heb ik ook ooit het ‘voorrecht’ gehad om met dat slag van kereltjes om te gaan.

Maar eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat de mensen die er in België en Nederland voor zorgden dat de lezers van Humo (jullie vaders en moeders dus, grosso modo) prima geïnformeerd werden over ‘elektrieke’ volksmuziek in het algemeen erg goed volk waren. Ze voldeden ook geenszins aan de beschrijving die het imaginaire songschrijversduo Nanker/Phelge ervan maakte: ‘Yeah I’m sitting here thinkin’ just how sharp I am / I’m the necessary talent behind every rock’n’roll band’.

Laat dat nu precies zijn wat ik over mijn eigen zelve dacht toen ik op een ochtend in 1974 mijn haar stond te kammen terwijl ik mij klaarmaakte om in een Brussels hotel om beroepsmatige redenen enkele vragen te gaan stellen aan de heer Jagger, Mick.

undefined

null Beeld

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234