Richard Kaselowsky schudt de hand van Herman Göring (rechts). Beeld Humo
Richard Kaselowsky schudt de hand van Herman Göring (rechts).Beeld Humo

‘Nazimiljardairs’het fascistoïde fortuin van Dr. Oetker

Bakpoeder, puddingmix en swastika’s: ‘De familie Oetker was een steunpilaar van de nazisamenleving’

Bakpoeder, diepvriespizza, een pakje Klop-Klop: geen mens die vandaag vermoedt dat achter het snelle comfortfood van Dr. Oetker een duister naziverleden schuilt. Maar het Duitse familiebedrijf maakte in de Tweede Wereldoorlog fortuin dankzij in beslag genomen bezittingen van Joodse families, dwang- en slavenarbeid en een lucratieve deal als frontleverancier – ook soldaten lustten er wel pap van. Journalist David de Jong rakelt in ‘Nazimiljardairs’ de onfrisse geheimen van de rijkste families van Duitsland op. Een exclusieve voorpublicatie.

David De Jong

Richard Kaselowsky was een puddingproducent uit de provincie, ver uit de buurt van Berlijn en het Ruhrgebied en de machtige magnaten die daar de lakens uitdeelden. Hij kwam uit Bielefeld, een slaperig stadje in Oost-Westfalen, vlak bij de Nederlandse grens. Kaselowsky, een gezette man met vettig bruin-grijs haar en een vlezig gezicht, was vastbesloten Bielefeld op de kaart te zetten. De 46-jarige man was algemeen directeur van Dr. August Oetker, een voedselbedrijf waarvan de oprichter en naamgever in Duitsland had gepionierd met verpakte cake- en puddingmixen en producten als bakpoeder. Kaselowsky was in het familiebedrijf terechtgekomen door te trouwen met Ida Oetker, de weduwe van zijn beste vriend. Naast zijn functie als algemeen directeur hield hij zich vooral bezig met het opleiden van Rudolf-August Oetker, zijn tienerstiefzoon en de beoogde erfgenaam van het bedrijf.

Wat Kaselowsky miste aan zakelijke statuur, compenseerde hij met zijn enthousiasme voor Adolf Hitler. Hij gaf gesigneerde exemplaren van ‘Mein Kampf’ aan nieuwe werknemers en hing een portret van de Führer in zijn kantoor. Kaselowsky’s toewijding aan het nazisme ging vaak ten koste van het bedrijf dat hij leidde. Tussen 1933 en 1935 gaf hij honderdduizenden rijksmark bedrijfsgeld uit aan nederzettingenprojecten in het oosten van Duitsland, die allemaal mislukten. Hij leerde kennelijk niet uit zijn fouten: in de zomer van 1935 regelde hij een fusie tussen een winstgevende regionale krant van een door Oetker gecontroleerde uitgever en een verlieslatende plaatselijke nazikrant.

Zakelijk waren het stuk voor stuk slechte beslissingen, maar door zijn financiële toewijding aan hopeloze nazi-zaken ontwikkelde Kaselowsky wel een uitstekende relatie met de Gauleiter van Westfalen, Alfred Meyer, die hem uitnodigde voor de nazipartijconventie. Als tweederangs eregasten werden Kaselowsky en zijn vrouw in Neurenberg ondergebracht in Hotel Bamberger, waar ook Hitlers geheime vriendin Eva Braun en filmregisseur Leni Riefenstahl logeerden. Geruchten over Kaselowsky’s vrijgevigheid hadden op één of andere manier het Grand Hotel bereikt, waarna nazi-zakenman Fritz Kranefuss de provinciale puddingbaas uitnodigde voor Heinrich Himmlers Freundeskreis.

Kaselowsky nam de uitnodiging met beide handen aan en werd een fanatiek lid van de veertigkoppige ‘vriendenkring’ van Duitse industriëlen. Hij was aanwezig bij elke bijeenkomst en hield van de extraatjes en de toegang tot de elite die het lidmaatschap met zich meebracht. Elke tweede woensdag van de maand reisde Kaselowsky van Bielefeld naar Berlijn voor een bijeenkomst met de Freundeskreis. De Freundeskreis legde Kaselowsky geen windeieren: op 1 mei 1937 was Dr. Oetker één van dertig Duitse ondernemingen die de eretitel ‘Nationaalsocialistisch Modelbedrijf’ ontvingen. Tijdens de uitreikingsceremonie in Berlijn gaf Hitler Kaselowsky een gouden vlag. Het voedselbedrijf ontving de prijs omdat het zo goed voor zijn personeel zorgde en, wat de doorslag had gegeven, omdat het de nationaalsocialistische arbeidsidealen was toegewijd. Kaselowsky droeg de mantel van nazi-CEO met trots en greep de gelegenheid aan om voor Dr. Oetker, zijn dochterondernemingen, de familie Oetker en de andere bedrijven die zij controleerden Joodse bezittingen te ariseren – ze in beslag te nemen en onder controle van niet-Joden te brengen.

De familie Oetker was een steunpilaar van de nazisamenleving en profiteerde van het nazibeleid. (Foto: Karl Oetker, Ida Kaselowsky, Rudolf-August Oetker, Gauleiter Alfrey Meyer, achter hem Richard Kaselowsky, Karl Höcker in witte kiel en Julius Freudenau in 1941.) Beeld Humo
De familie Oetker was een steunpilaar van de nazisamenleving en profiteerde van het nazibeleid. (Foto: Karl Oetker, Ida Kaselowsky, Rudolf-August Oetker, Gauleiter Alfrey Meyer, achter hem Richard Kaselowsky, Karl Höcker in witte kiel en Julius Freudenau in 1941.)Beeld Humo

Doorsnee stagiair

Kaselowsky’s stiefzoon Rudolf-August Oetker was zich bewust van zijn speciale positie in het leven. Hij was vernoemd naar een vader en een grootvader die hij nooit had gekend en groeide in de familievilla in Bielefeld op met het gevoel dat hij iets waar te maken had. Als enige mannelijke erfgenaam was hij voorbestemd het bedrijf en de naam van de familie voort te zetten. Rudolf-August besefte dan ook al op jonge leeftijd: ‘Het waardevolste wat ik had geërfd, was de naam Oetker.’

Zijn stiefvader Richard Kaselowsky, die hij altijd als zijn echte vader had beschouwd en die hij ook zo aansprak, bereidde hem zorgvuldig voor op de taak het bedrijf over te nemen. Maar Rudolf-August was een slechte leerling. Hij ging liever paardrijden, net als Kaselowsky, die zelf een fanatieke ruiter en fokker was. Toen zijn plaatselijke rijschool in 1933 onderdeel werd van de Reiter-SA, werd de zestienjarige Rudolf-August automatisch lid van de bereden afdeling van de paramilitaire organisatie, wat in die omstandigheden evenwel nauwelijks een politiek statement kan worden genoemd. Een ander lidmaatschap was dat wel: de stiefvader van Rudolf-August werd in mei 1933 lid van de nazipartij. Zijn moeder volgde, en daarna ook zijn oudere zus. Rudolf-August was de laatste die dat zou doen. Zij waren een nazifamilie, door en door.

Toen Rudolf-August in september 1936 zijn middelbare school afrondde, moest hij eerst zes maanden verplichte arbeidsdienst vervullen. Voor de afsluitende ceremonie van die diensttijd liet hij per bus tweehonderd vrouwelijke werknemers van Dr. Oetker uit Bielefeld komen als danspartners voor zijn kameraden. Hij zou later spreken van ‘een leuk feest’. Nadat hij wegens gezondheidsproblemen de militaire dienst had moeten verlaten, verhuisde hij in 1937 naar Hamburg om stage te lopen bij een bank. Rudolf-August was niet bepaald een doorsnee stagiair: aanvankelijk woonde hij in Hotel Vier Jahreszeiten aan de Binnenalster, een meer in de Hamburgse binnenstad, maar spoedig ging hij op zoek naar een passende woonruimte op de oevers van de Buitenalster, waar de duurste woningen van Hamburg stonden.

Snel vond hij een pand aan de Bellevue: een geariseerde villa aan het water met een groot stuk land. De villa had toebehoord aan Kurt Heldern, een Joodse tabaksdirecteur die nazi-Duitsland was ontvlucht en naar Sydney was verhuisd. Rudolf-August was zich bewust van de bedenkelijke herkomst van het pand. Zelfs zijn nazistiefvader was aanvankelijk tegen de aankoop: ‘Uitgesloten,’ zei Kaselowsky tegen hem, ‘er kleven tranen aan dit huis.’ Rudolf-August liet zich echter niet afschrikken: via Dr. Oetker kocht hij de villa en het stuk land ver beneden de marktwaarde. Tot zijn nieuwe buren behoorde de naziburgemeester van Hamburg, die zijn stiefvader kende via Himmlers Freundeskreis. Rudolf-August ariseerde vervolgens ook een perceel achter zijn nieuwe villa: hij betaalde na ‘langdurige onderhandelingen’ minder dan de helft van de reële waarde.

Intussen probeerde Rudolf-August het beste te maken van zijn verblijf in Hamburg. Tot de Hamburgse vriendengroep van de Oetker-erfgenaam behoorden ook Joden, die ‘last moeten hebben gehad van de represailles’, maar net als zoveel andere Duitsers had Rudolf-August geen oog voor hun situatie. Hij wist ook van de concentratiekampen, maar accepteerde de uitleg van het regime dat in de kampen alleen vijanden van de staat waren gedetineerd. ‘We dachten er verder niet over na. De mensen die uit de concentratiekampen kwamen, zeiden immers niets,’ vertelde Rudolf-August later. Maar de erfgenaam had de concentratiekampen veel beter leren kennen dan hij deed voorkomen. De SS had hem namelijk in één van die kampen getraind.

Op kerstavond 1941 arriveerde Rudolf-August Oetker in Varena, een stadje met nog geen tweeduizend inwoners in het zuiden van Litouwen. Omdat zijn vader in de Eerste Wereldoorlog was gedood in de slag bij Verdun, wilden leden van Rudolf-Augusts familie niet dat hun enige mannelijke erfgenaam opnieuw aan de frontlinie zou strijden en zetten ze hun familieconnecties in om hem een andere taak te geven. Toen Rudolf-August werd ingelijfd, kwam hij terecht bij de fourageringsdienst van de Wehrmacht in Berlijn. In Varena zou de 25-jarige puddingprins voedsel uitdelen aan doortrekkende Duitse soldaten op weg naar het oostfront.

Varena was een spookstad. Drieënhalve maand voordat Rudolf-August er aankwam, was een derde van de inwoners vermoord. Op 9 september 1941 had Einsatzkommando 3 onder leiding van SS-kolonel Karl Jäger 831 Joden in de plaatselijke synagoge verzameld. De volgende dag werden ze meegenomen naar een bosje langs de hoofdweg, anderhalve kilometer buiten de stad. Daar waren twee grote kuilen gegraven, 25 meter uit elkaar: één voor de mannen en jongens, één voor de vrouwen en meisjes. Kolonel Jäger rapporteerde dat ze op die dag 541 mannen, 141 vrouwen en 149 kinderen in de kuilen hadden doodgeschoten. Daarna trok het Einsatzkommando verder naar de volgende stad. En naar de volgende. En naar de volgende. Op 1 december berekende Jäger het aantal dodelijke slachtoffers dat zijn groep sinds begin juli 1941 had gemaakt: 137.346.

De wreedheden in Varena waren voor Rudolf-August beslist geen reden om zijn toetreding tot de SS te heroverwegen. Al op 1 juli 1941 was hij aangenomen als vrijwilliger van de Waffen-SS, waarvan de leden ongeveer een derde van de rondzwervende Einsatzgruppen vormden. Een prominente nieuwe vriend, Rudolf von Ribbentrop, had Rudolf-August Oetker een glimp getoond van het leven in de Waffen-SS. Rudolf was de oudste zoon van Joachim von Ribbentrop, de kruiperige minister van Buitenlandse Zaken van nazi-Duitsland en een dweepzieke Führeraanbidder. Niemand mocht hem. Joseph Goebbels grapte dat de sociale klimmer Ribbentrop ‘met zijn geld was getrouwd en zijn naam had gekocht’. Ribbentrop was getrouwd met een erfgename van Henkell, één van Duitslands grootste producenten van mousserende wijnen. En hoewel zijn niet-aristocratische biologische vader nog springlevend was, had hij zich laten adopteren door een zeer verre verwant, zodat hij het door de adel gebruikte voorzetsel ‘von’ aan zijn achternaam mocht toevoegen.

In april 1947 werd Rudolf-August Oetker gedenazificeerd door een commissie die volledig bestond uit werknemers van zijn eigen bedrijf. Beeld ullstein bild via Getty Images
In april 1947 werd Rudolf-August Oetker gedenazificeerd door een commissie die volledig bestond uit werknemers van zijn eigen bedrijf.Beeld ullstein bild via Getty Images

Bakpoedermonopolie

Als gevolg van de oorlog liepen de zaken bij Dr. Oetker als een trein. In 1942 waren in nazi-Duitsland meer dan een half miljard van de beroemde Dr. Oetker-pakjes bakpoeder en puddingmixen verkocht, meer dan twee keer zoveel als vóór de oorlog. Dr. Oetker had een officieel bakpoedermonopolie in het Duitse rijk en was één van de leveranciers van Hitlers frontlinie: de bakproducten van het bedrijf werden overal in Europa naar Duitse soldaten verstuurd. Dr. Oetker nam ook deel aan een joint venture met de Wehrmacht om gedroogd fruit en gedroogde groenten naar Duitse troepen te sturen.

Kaselowsky’s lidmaatschap van Himmlers Freundeskreis leverde hem nog meer zakelijke kansen op. Via de groep had Kaselowsky kennisgemaakt met SS-generaal Oswald Pohl, hoofd van het SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt. Pohl hield toezicht op alle concentratie- en werkkampen die onder de SS vielen, op de talrijke ondernemingen van de organisatie en op de levering van slavenarbeiders aan Duitse bedrijven. Die connectie kwam begin maart 1943 goed van pas. Samen met de cellulosefabriek Phrix bouwde Dr. Oetker fabrieken voor de productie van gist. De twee bedrijven hadden meer slavenarbeiders nodig voor de lastige bouwwerkzaamheden. Het management was ontevreden over het werk van de verzwakte gevangenen. Na een bezoek aan de bouwlocatie in Wittenberge stuurde Pohl prompt honderden extra gevangenen uit Neuengamme naar een satellietkamp aldaar. Kaselowsky vond het ‘zeer bevredigend’ dat Pohl bij Himmler had gelobbyd om te garanderen dat hij de gistfabriek kon voltooien.

De SS verleende uiteraard geen gunsten zonder tegenprestatie. In ruil voor meer slaven om de fabrieken te bouwen ging Kaselowsky akkoord met Pohls verzoek om de SS te laten deelnemen aan het volgende gezamenlijke project van Dr. Oetker en Phrix. In april 1943 nam Kaselowsky’s stiefzoon Rudolf-August Oetker zitting in de raad van commissarissen van die nieuwe onderneming. Een paar maanden eerder was Rudolf-August begonnen aan zijn opleiding tot Waffen-SS-officier met een administratieve leiderschapscursus aan de SS-Führerschule in concentratiekamp Dachau, vlak bij München. Later beweerde hij ten onrechte dat de school was ‘afgeschermd’ van het nabijgelegen gevangenenkamp, alsof het gescheiden eenheden waren, en dat hij ‘niets had gemerkt van de slechte omstandigheden’ in Dachau. In werkelijkheid was de school een integraal onderdeel van het grotere complex. Tijdens zijn opleiding in Dachau maakten de gevangenen de woonvertrekken van de studenten schoon, schreef Rudolf-August later. De 26-jarige jongeman sprak met gevangenen die zijn kamer moesten onderhouden en merkte op dat ze ‘niet slecht gevoed’ leken. Hij concludeerde later: ‘Ik vermoed dat het met opzet was gedaan, zodat de mensen die met hen in contact kwamen zouden zeggen dat de situatie in de concentratiekampen helemaal niet zo slecht was.’

Naast gevechts- en militaire training kreeg Rudolf-August op de SS-scholen ook lessen ideologie. Zo volgde hij cursussen met titels als ‘Rassenstudies’, ‘Plichten van raciaal beleid’ en ‘Bevolkingspolitiek’. Het was de wens van zijn grootmoeder dat Rudolf-August op zijn 27ste, de leeftijd waarop zijn biologische vader bij Verdun was gesneuveld, zitting zou nemen in de directie van Dr. Oetker. Maar toen Rudolf-August in september 1943 die leeftijd bereikte, was hij nog steeds druk bezig met zijn opleiding tot Waffen-SS-officier. Een jaar later zou een speling van het lot hem echter dwingen zijn paramilitaire ambities op te geven en de leiding van het familiebedrijf over te nemen.

Zaterdag 30 september 1944 was een zonnige herfstdag. In Oost-Westfalen leken de Amerikaanse bommenwerpers uit het niets te komen. Rond twee uur ’s middags begonnen ze Bielefeld te bombarderen en ze gooiden grote delen van de historische binnenstad plat. Toen de sirenes klonken, vluchtten Richard Kaselowsky, zijn vrouw en hun twee dochters naar de kelder van hun villa, waar ze een schuilkelder hadden laten aanleggen. Een voltreffer op het huis doodde alle vier de gezinsleden op slag.

Rudolf-August Oetker zou over slechts enkele weken Waffen-SS-officier worden toen hij het bericht ontving dat zijn hele gezin was gedood. Het verlies was niet alleen een persoonlijke tragedie voor de 28-jarige aanstaande officier, het was ook een klap voor Hitlers frontlinieleverancier Dr. Oetker. Rudolf-August kreeg verlof om het voedselbedrijf van de familie over te nemen. Nadat hij zijn training succesvol had afgerond, werd hij een maand later bevorderd tot SS-Untersturmfüher, de laagste officiersrang.

Voordat de bommen op zijn ouderlijk huis vielen, was Rudolf-August, dankzij de connecties van zijn stiefvader met SS-generaal Oswald Pohl, aangesteld op het hoofdkantoor van diens SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt in Berlijn. Maar vanwege Kaselowsky’s dood ging Rudolf-August nooit als officier bij de SS aan de slag. Toen zijn paramilitaire carrière abrupt stopte, begon een andere: Rudolf-August was goed voorbereid om in de voetsporen van zijn stiefvader te treden. ‘Ik kon me geen betere vader voorstellen dan Richard Kaselowsky,’ zei Rudolf-August meer dan een halve eeuw later in een interview met een Duitse krant, ‘en geen betere leraar’.

null Beeld /
Beeld /

Puddingprins

Toen nazi-Duitsland op 8 mei 1945 capituleerde, was het voor Rudolf-August uit met de pret. Bielefeld lag in de Britse bezettingszone. Als Waffen-SS-officier zou de 28-jarige Rudolf-August automatisch worden gearresteerd en moest hij al zijn professionele functies neerleggen. Op 18 mei meldde hij zich bij de Britse autoriteiten in Bielefeld voor een verhoor, waar hij onmiddellijk werd gevangengenomen. Rudolf-August kreeg te horen dat hij de volgende dag zou worden overgebracht naar Staumühle, een gigantisch, door de Britten geleid interneringskamp, ruim dertig kilometer ten zuiden van Bielefeld. Hij en zijn medegevangenen werden ’s nachts vastgezet in een ongebruikte fabriek. De erfgenaam zei later: ‘Opeens verschenen enkele kerels die ons begonnen af te ranselen. Later hoorde ik dat het Polen waren, maar niemand wist het zeker. Ik heb er ook niet veel van meegekregen, omdat ik onmiddellijk een klap op mijn hoofd kreeg en buiten westen raakte.’

Toen Rudolf-August in Staumühle wakker werd, was hij verlamd. De erfgenaam werd weggebracht naar een Brits militair ziekenhuis in een kasteel op enkele kilometers ten oosten van de Nederlandse grens. Tijdens zijn herstel in detentie las Rudolf-August Thomas Manns debuutroman ‘Buddenbrooks’. Het boek verhaalt de neergang van een rijke Noord-Duitse handelsfamilie in de loop van vier generaties; toen Mann de Nobelprijs voor Literatuur kreeg, was dat grotendeels op grond van zijn debuut. Rudolf-August raakte door het lezen van ‘Buddenbrooks’ ‘zeer gedeprimeerd’. Geen wonder: hij, de beoogde erfgenaam van een Noord-Duitse ondernemersfamilie, was nu verlamd en gevangen in zijn door oorlog verscheurde vaderland dat door buitenlanders was bezet. Maar hij had in elk geval nog zijn vrouw Susi. Die kwam hem in gevangenschap opzoeken en smokkelde tabak, bordspelen en natuurlijk chocoladepuddingpoeder mee naar binnen. Half januari 1946 werd Rudolf-August na acht maanden gevangenschap vrijgelaten. Na verloop van tijd begon hij langzaam weer te lopen, hoewel artsen zeiden dat hij voor de rest van zijn leven een stok nodig zou hebben.

Rudolf-August dacht dat de Britse autoriteiten hem – als opvolger van zijn nazistiefvader Richard Kaselowsky – beschouwden als ‘schuldig vanwege verwantschap’. Tijdens Kaselowsky’s heerschappij bij Dr. Oetker had de familie geprofiteerd van ariseringen, wapenproductie, de inzet van dwang- en slavenarbeiders en de nauwe samenwerking met de SS en de Wehrmacht om soldaten van betere voeding te voorzien. Maar met Kaselowsky’s dood waren al die zaken feitelijk naar de achtergrond verdreven. De Britten waren alleen geïnteresseerd in Rudolf-Augusts rol als officier in de Waffen-SS.

Terwijl Rudolf-August vastzat, kwamen Dr. Oetker en de dochterondernemingen van het bedrijf onder beheer van de Britten, die een bewindvoerder aanstelden. Na zijn arrestatie was het Rudolf-August verboden zijn familieonderneming opnieuw op te bouwen. Hij was niet meer betrokken bij het bedrijf, mocht niet werken, zou vermoedelijk worden berecht als SS-officier en leed nog steeds onder zijn verwondingen. Na zijn vrijlating verhuisde Rudolf-August met zijn vrouw en kinderen naar het gasthuis van zijn familielandgoed bij Bielefeld. Omdat hij zat te springen om weer aan het werk te gaan, vond hij zijn beroepsverbod ‘frustrerend’. Hij kon echter zeer weinig doen, afgezien van lezen en opnieuw leren lopen. Hij maakte lange wandelingen met zijn zoon. Maar Rudolf-August had zich nog niet neergelegd bij een leven in de anonimiteit. Hij wachtte gewoon het juiste moment af.

Dat kwam er sneller dan verwacht. In april 1947 werd Rudolf-August Oetker gedenazificeerd door een interne subcommissie, die volledig bestond uit werknemers van zijn eigen bedrijf. Zijn verdediging luidde als volgt: hij had bevel gekregen om de fourageringseenheid van de Wehrmacht te verlaten en zich aan te sluiten bij de Waffen-SS. Vervolgens had hij een verzoek ingediend om zijn rang als officier terug te krijgen, die hij was kwijtgeraakt nadat hij ‘gedwongen’ naar de Waffen-SS was overgestapt. Hij had dat gedaan omdat hij had gehoord dat de officiersrang een voorwaarde was om bedrijfsdirecteur te worden. Er waren geen getuigen à charge omdat ‘niemand iets heeft gemerkt van enige politieke activiteiten’ van de Oetkererfgenaam. De vijf leden tellende denazificatiecommissie accepteerde Rudolf-Augusts verklaring en sprak hem vrij.

Een paar maanden later bevestigden Britse autoriteiten zijn vrijspraak. In augustus 1947 werd Rudolf-August, na een afwezigheid van meer dan twee jaar, weer aangesteld als algemeen directeur van Dr. Oetker. Op 20 september 1947, de 31ste verjaardag van Rudolf-August, werd de door de Britten aangestelde bewindvoerder van Dr. Oetker officieel afgezet. Rudolf-August had de touwtjes van het familiebedrijf opnieuw in handen. De puddingprins zou weer verrijzen.

Oetker wist al snel gigantisch te profiteren van het West-Duitse economische wonder. Zijn familiebedrijf vestigde in 1950 met de verkoop van zo’n 1,25 miljard pakjes bakpoeder en puddingmixen een nieuw record. Met die winst bouwde Rudolf-August zijn bakspullenbedrijf uit Bielefeld uit tot een wereldwijd concern. Hij vergrootte het familiebelang in het scheepsconcern Hamburg Süd en investeerde in bierbrouwerijen. Hij betrad ook nieuw terrein: hij kocht de privébank Lampe en benoemde de nazibankier Hugo Ratzmann als algemeen partner. In het Derde Rijk had Ratzmann heel wat grote zakenlieden geholpen bij ariseringen en onteigeningen in Duitsland en bezet Polen.

Vier jaar nadat Ratzmann in 1960 bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen, benoemde Rudolf-August zijn jeugdvriend Rudolf von Ribbentrop als directeur van Lampe. Zijn moeder, de erfgename van schuimwijnproducent Henkell, had haar zoon na diens vrijlating als krijgsgevangene tot beherend vennoot van Henkell benoemd, maar haar verwanten blokkeerden de benoeming: ze dachten dat de naam Ribbentrop het bedrijf zou schaden. Rudolf-August had dat soort bedenkingen niet. Hij ‘haalde me over afstand te nemen van de familiekliek en voor hem te komen werken’, schreef Ribbentrop later in zijn autobiografie. ‘De zakelijke kans die hij me bood, betekende een grotere uitdaging voor mij dan ik me had kunnen voorstellen. Ik zal hem voor altijd dankbaar blijven.’

Rudolf-August gaf Ribbentrop eerst een baan in een handpoppenfabriek waarin hij had geïnvesteerd. Intussen haalde Ribbentrop de banden aan met zijn Waffen-SS-netwerk. In januari 1957 vroeg hij Rudolf-August financiële steun te verlenen aan veteranen van zijn SS-tankdivisie die wegens het bloedbad van Malmedy waren veroordeeld en onlangs uit de gevangenis waren gekomen. Rudolf-August was graag bereid die oude SS-kameraden financieel te ondersteunen, maar de krenterige magnaat wilde directe betalingen vermijden: die waren niet aftrekbaar van de belasting. Daarom stelde Rudolf-August voor het Dr. Oetkerconcern te gebruiken – zoals al eerder was gebeurd, bekende hij – om geld over te maken aan Stille Hilfe, de geheimzinnige hulporganisatie voor veroordeelde en gevluchte SS-leden. De organisatie bestaat nog steeds. Rudolf-August bevorderde Ribbentrop spoedig tot algemeen partner van Lampe. Maar de cirkel was helemaal rond voor de voormalige SS-kameraden toen Rudolf-August in 1986 voor 130 miljoen Duitse Mark het bruiswijnbedrijf van de Henkells kocht.

Pizza en Freixenet

Rudolf-August Oetker is in januari 2007 op negentigjarige leeftijd in Hamburg overleden. De voormalige Waffen-SS-officier, die deels was opgeleid in Dachau, liet een concern na met een jaaropbrengst van 11 miljard euro en belangen in het transportwezen, voedsel, dranken, private banking en luxehotels. Dr. Oetkers diepvriespizza’s en puddingpoeders waren intussen over heel de wereld bekend. Zijn acht kinderen uit drie huwelijken hadden elk een gelijk aandeel in de familieonderneming geërfd, waardoor ze stuk voor stuk miljardair waren. Bij zijn dood liet Rudolf-August echter ook vragen na.

Het jaar voor zijn dood publiceerde Rudolf-August een autobiografie met de titel ‘Vom Glück verwöhnt’ (‘verwend door het geluk’), waarin hij maar weinig losliet over zijn periode in Dachau. In 2008, een jaar na zijn dood, gaven de kinderen van Rudolf-August drie historici opdracht de activiteiten van hun bedrijf, hun vader en zijn stiefvader Richard Kaselowsky in het Derde Rijk te onderzoeken. Zolang hun vader nog in leven was, had hij zo’n onderzoek verboden, maar door een documentaire over de geschiedenis van de Quandts – een andere familie nazimiljardairs – voelden de Oetkers zich geroepen enige helderheid over het onderwerp te verschaffen voordat de pers dat deed. Die helderheid kwam in de herfst van 2013, toen historici concludeerden dat ‘Kaselowsky, en met hem de familie en het bedrijf Oetker, verantwoordelijkheid droegen voor het politieke systeem waarin ze hadden geleefd. Ze waren steunpilaren van de nazisamenleving, ze zochten de nabijheid van het regime en profiteerden van het nazibeleid.’

Oetkers oudste zoon August sprak in oktober 2013 met twee journalisten van Die Zeit over de aanstaande publicatie van de studie en het verleden van zijn vader. August was geboren in 1944, toen zijn vader in opleiding was als Waffen-SS-officier. Hij was zijn vader als algemeen directeur van het familieconcern opgevolgd en had er geen problemen mee zich van de patriarch te distantiëren. ‘Mijn vader was een nationaalsocialist,’ zei August in het interview. ‘Nu trekt de mist op.’ Hij bevestigde ook dat zijn vader nog lang na de oorlog extreemrechtse sympathieën had gekoesterd.

Tijdens het interview bleek dat er een generatiekloof was ontstaan onder de Oetkers. Volgens August hadden de vijf oudste kinderen – geboren in de jaren 40 en het begin van de jaren 50 – aangedrongen op de studie, terwijl de drie jongste kinderen – geboren aan het eind van de jaren 60 en in de jaren 70 – aanvankelijk hadden geaarzeld om ermee in te stemmen. Hij zei ook dat de jongste kinderen zich nog niet van hun vader hadden gedistantieerd.

Drie maanden later, eind januari 2014, berichtte de Duitse pers over een machtsstrijd tussen de twee kampen van Rudolf-Augusts kinderen. De ruzie had betrekking op de vraag wie de positie van algemeen directeur bij Dr. Oetker moest innemen. De loopgraven liepen opnieuw langs de generatiekloof: de vijf oudste Oetkers tegen hun twee halfbroers en hun halfzus. Er volgde een jarenlange strijd vol rechtszaken en bemiddelingspogingen. Voor het eerst benoemde het bedrijf een algemeen directeur die geen lid van de familie was.

Eind juli 2021 werd de ergste nachtmerrie van Rudolf-August Oetker werkelijkheid: acht van zijn erfgenamen kondigden aan dat ze het Dr. Oetkerconcern zouden opsplitsen in twee onafhankelijke groepen. Het familiebedrijf dat hij had opgebouwd viel uiteen, een soort ‘Buddenbrooks’-scenario. Ondanks de opsplitsing bevredigt het zakenimperium van Dr. Oetker wereldwijd nog steeds allerlei uiteenlopende behoeften: aan cake, pudding en pizza, aan het bier van Radeberger, aan de mousserende wijn Freixenet en aan befaamde luxehotels, zoals Lanesborough in Londen, Le Bristol in Parijs en Cap-Eden-Roc in Antibes.

Na de opsplitsing besloten de oudste Oetker-erfgenamen om de stichting die was vernoemd naar hun nazigrootouders, Richard en Ida Kaselowsky, een nieuwe naam te geven. De drie jongste kinderen van Rudolf-August noemen hun stichting en kunstcollectie echter nog steeds naar hun vader, de Waffen-SS-officier.

‘Nazimiljardairs’ van David de Jong verschijnt op 25 augustus bij Meulenhoff.

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234