De 7 Hoofdzonden
Bart Swings, langebaanschaatser: ‘Sommige atleten zijn meer met vrouwen bezig dan met hun sportprestaties’
Voetballen deed hij graag, maar niet gepassioneerd. Er zat een wielrenner in hem, maar voor die carrièreswitch is het te laat. Uiteindelijk heeft Bart Swings (32) voetbal noch fiets nodig om de wereld te veroveren, zijn skeelers en schaatsijzers volstaan. Europees en Olympisch kampioen op de massastart was hij al, en vandaag voegde hij daar een wereldtitel aan toe op het WK in Heerenveen. Een burgerlijk ingenieur gaat te biecht: ‘Remco Evenepoel was de logische Sportman van het Jaar. Maar de strafste? Dan zeg ik Thibaut Courtois.’
BART SWINGS «Mijn vader is burgerlijk ingenieur, net als ikzelf, mijn broer en één van mijn zussen. Ik kom dus uit een erg wetenschappelijk milieu. Mocht ik mezelf religieus noemen, dan zou dat op z’n minst raar zijn. Toch ben ik lang wekelijks naar de mis gegaan. Mijn ouders gaven hun kinderen op dat vlak de opvoeding die ze zelf ook hadden gekregen. Meer uit gewoonte dan uit overtuiging: toen ik op zondagochtend skeelertraining begon te hebben, kreeg dat direct voorrang.
»Nu, ik zeg niet dat ik níét geloof. Dat zou betekenen dat ik bij voorbaat de mogelijkheid uitsluit dat er iets is buiten dit aardse bestaan. Gevoelsmatig kan ik dat niet aan. Ik heb naar ‘Dagen zonder broer’ gekeken, het programma van Jeroen Meus over rouwen. Ik ben bang voor de dood, en die angst doet me hopen dat er toch íéts is. Maar de verrijzenis, daar geloof ik niet in.»
HUMO Vanwaar de keuze voor burgerlijk ingenieur?
SWINGS «Het zit een beetje in de familie, hè. Omdat ik Latijnse aankon, werd aanvankelijk verwacht dat ik die richting uitging. Vier jaar heb ik het volgehouden, tot ik voor acht uur wiskunde kon kiezen en het Latijn heb laten vallen. Mijn interesse is altijd naar wiskunde en wetenschappen uitgegaan. Daar had ik aanleg voor, en dat deed ik dus graag. En wat je graag doet, doe je ook goed. Talen hebben me nooit echt geboeid. Als kind was lego m’n lievelingsspeelgoed: ik bouwde graag (lacht).»
TRAAGHEID
HUMO Je bent Olympisch kampioen in de massastart, één van de snelste disciplines in het langebaanschaatsen.
SWINGS «Toch kick ik niet op snelheid. Integendeel: in het skeeleren ben ik de eerste om me in te houden wanneer je bergaf een tandje bij kunt steken. Ook op de ijsbaan bouw ik op training altijd wat veiligheid in. Maar in de wedstrijd verdwijnt die angst voor het gevaar direct. Hout vasthouden, maar ik heb nog nooit iets ergs meegemaakt. Je hebt rijders die het zot in de kop hebben en niet nadenken. Zo ben ik niet: ik wil te allen tijde de controle bewaren.
»De jongens van de 500 meter gaan nog sneller. Dat zijn de pure sprinters, te vergelijken met de 100 meter in de atletiek. In de massastart speelt op het eind de vermoeidheid ook mee, en onze bochten zijn iets scherper. Doordat het een pelotonsport is, schaats je ook nog eens dicht bij elkaar. Dat scheelt een stuk in snelheid. Maar het maakt het wel tot de risicovolste discipline.»
HUMO In ‘De Container Cup’ was je in de fietsproef sneller dan Remco Evenepoel.
SWINGS «Daar schrok ik van. Ik had gehoopt om een paar wielrenners achter mij te laten. Plots klopte ik iederéén, zelfs Victor Campenaerts. Tot Wout van Aert en Mathieu van der Poel aan de beurt waren. Van der Poel was maar nipt sneller dan ik, Van Aert een seconde of vijf, zes. Zij zijn niet van de minsten natuurlijk, ik was bijzonder trots. Nu, drie kilometer is kort voor een wielrenner, terwijl het in mijn comfortzone ligt: op het ijs is de 5.000 meter ook een sterke afstand van mij.»
HUMO Zou je een goede wielrenner zijn?
SWINGS «Dat denk ik wel, ja. België heeft zoveel goede renners dat ik niet weet of ik bij de allerbesten zou horen. Maar ik heb het wel overwogen, heel ernstig zelfs. Tot vier jaar geleden zag ik nog een toekomst voor mij weggelegd in het wielrennen. Ik was van plan om ’s zomers aan enkele koersen mee te doen. Mocht het meevallen, wilde ik er misschien in doorgroeien. Maar toen kwam corona en waren alle wedstrijden meteen volgeboekt omdat er zo weinig waren. Ik heb aan enkele na-Tour-criteriums deelgenomen, maar het echte werk is dat natuurlijk niet. Aan baanwielrennen heb ik ook gedacht: dat leunt nog dichter aan bij het schaatsen. Met Iljo Keisse heb ik vorig jaar enkele rondjes afgehaspeld op de piste van de Blaarmeersen in Gent.
»Maar goed, na mijn zilveren medaille op de Winterspelen van Pyongyang kwam er heel wat op mij af. Mijn wielerplannen gingen de kast in, zeker toen de Spelen in Peking al snel een nieuw doel werden. Ondertussen ben ik 32 en zit een carrièreswitch er niet meer in.»
HUMO Hoe gejaagd sta je in het leven?
SWINGS «Ik verveel me snel. Nietsdoen valt me moeilijk, en dus moet ik altijd iets omhanden hebben. Ook tussen de trainingen door probeer ik me nuttig bezig te houden. Het helpt ook niet dat ik geen goede slaper ben. Soms stopt het piekeren niet, als ik met te veel in mijn hoofd zit, of de druk en de stress te groot zijn. Vaak leidt dat tot slapeloze nachten – niet ideaal als topsporter. Nu, de oplossing is simpel: ik heb structuur nodig. Op hetzelfde tijdstip naar bed gaan. Schermtijd beperken ook, door iets vroeger naar bed te gaan. Licht uit en naar een podcast luisteren – zo kom ik tot rust. Ik heb enorm genoten van ‘MIDMID Mondial’, en ook naar ‘90 Minutes’ luister ik graag. ‘Welcome to the AA’ van Alex Agnew staat ook op mijn playlist, en ‘Nerdland’ van Lieven Scheire – volgens mij luistert elke burgie daarnaar (lacht).
»Door die podcasts heb ik mijn oude liefde voor het voetbal herontdekt. Ik heb als kind bij KFC Herent gevoetbald. Superleuk, maar meer dan een spel was het niet voor mij. Het zat niet in mij om er elke dag mee bezig te zijn. Nu ben ik een OHL-fan, en sinds drie, vier jaar ga ik weer vaker kijken. Voor ons in de regio is dat toch altijd de grote ploeg geweest. De grote rivaal ook van KFC Herent (lacht). Van kleins af heeft dat voor een speciale band gezorgd. Dat is gebleven: toen we in 2014 een crowdfunding organiseerden met onze schaatsploeg, heeft OHL ons erg gesteund. En na mijn Olympische titel ben ik er gevierd. Ik mocht de aftrap geven tegen Anderlecht, toen nog met Vincent Kompany. Heel uniek.»
WOEDE
HUMO Ik heb geprobeerd om me een boze Bart Swings voor te stellen: het lukte niet.
SWINGS «O, jawel! Als kind was het zelfs heel erg. Hoewel ik vrij introvert was, kon ik ook ineens ontploffen. Heuse woede-uitbarstingen waren dat. Vooral als ik vond dat me onrecht werd aangedaan. Wat het niet goedpraat, natuurlijk. Van mijn moeder heb ik tot tien leren tellen als ik het voelde opkomen. Het overkomt me soms nog, maar steeds minder: ik ben rustiger geworden. Maar het blijft een aandachtspunt. Vooral omdat de mensen die ik het liefst zie en die het meest om mij geven, er het snelst onder te lijden hebben.»
HUMO Hoe boos was je toen je in december niet tot Sportman van het Jaar werd uitverkozen?
SWINGS «Níét! Ik vond het al mooi dat ik tussen Evenepoel en Van Aert mocht staan. Het was de logica zelve dat Evenepoel het zou halen.»
HUMO Hij werd wereldkampioen, jij Olympisch kampioen. Hij in het wielrennen, jij in het schaatsen, wat wereldwijd een grotere sport is. Dat had van jou twee keer een meer verdiende winnaar gemaakt.
SWINGS «Ik ken de argumenten, en straffer dan dit kan ik niet presteren. Maar het blijft appels met peren vergelijken. En dus kan ik me er makkelijk bij neerleggen. De populariteit van een sport speelt ook een rol.
»Misschien klink ik nu controversieel, maar van mij had Thibaut Courtois Sportman van het Jaar moeten worden. Als je man van de match wordt in de finale van de Champions League, wat het allerhoogste podium in de allergrootste sport ter wereld is, heb je een uitzonderlijke prestatie geleverd. Zonder afbreuk te doen aan de prestaties van Evenepoel, zeg ik: Courtois was de strafste.»
HUMO Maakt het je boos dat jij naar Nederland moet uitwijken om een ijshal te vinden waarin je kunt trainen?
SWINGS «Ook niet, nee (lacht). Ik vind het jammer, dat zeker. Maar mocht je me nu vragen of er een ijsbaan gebouwd moet worden in België, is mijn antwoord duidelijk: nee! Ze gaan het bij de schaatsbond niet graag horen, maar 50 miljoen euro voor een splinternieuwe ijsbaan: daar stel ik me vragen bij. Wij hebben de schaatsers niet om zo’n ijsbaan te vullen. En het is maar de vraag of ze zouden komen mocht er één zijn. Met 50 miljoen kun je in een klein sportland als België heel veel andere dingen doen.»
HUMO Je traint in Heerenveen, in de mythische schaatstempel Thialf. Hoewel Nederland een schaatsgek land is, heeft de overheid Thialf al herhaaldelijk van het faillissement moeten redden.
SWINGS «Thialf is een exclusieve topsporthal. Mocht hij ook commercieel uitgebaat worden, dan zou hij misschien niet verlieslatend zijn.
»Gezien de klimaatcrisis en de stijgende energieprijzen vind ik het moeilijk te verantwoorden om zoveel geld in een ijsbaan te steken. Wij hebben geen schaatsclubs, wel skeelerclubs. Zorg dus voor betere skeelerbanen en leg een kleine shorttrackbaan. Dat kost geen fortuin, met 50.000 euro kom je al een eind. Geef hun dus betere faciliteiten en de doorstroming zal floreren, óók naar het langebaanschaatsen. Daar ben ik toch het mooiste voorbeeld van?»
HUMO Mooi dat je het grote plaatje blijft zien, en niet louter uit eigenbelang de oogkleppen opzet.
SWINGS «Zo wil ik niet in het leven staan. Ik zou kunnen roepen dat we een ijsbaan nodig hebben, maar ik vind het belangrijker om goed over de centen te waken. Het sportbeleid in België gaat de goede kant op. Vraag dus geen budget voor een ijsbaan als je niet weet of je daar ook de schaatsers voor hebt. En al helemaal niet voor een ijsbaan die louter voor topsport bestemd is. Nederland heeft wel de infrastructuur en is niet ver. Welaan dan, stap in je wagen en zeur niet.»
IJDELHEID
SWINGS «Elke topsporter is wel een beetje ijdel. Ik wil dat mijn lichaam er goed uitziet. En ook op de baan wil ik er stáán. Dat zit hem vaak in de details: de bril die moet passen bij het pak, bijvoorbeeld.»
HUMO Je wordt niet graag aan je leeftijd herinnerd, maar de kalender liegt niet: je bent de ouderdomsdeken van het peloton.
SWINGS «In het skeeleren ben ik het al gewoon, maar toen ik hoorde dat ik ook de oudste deelnemer was onlangs op het EK langebaanschaatsen, schrok ik. Ik ben dankbaar dat ik nog elke dag mijn passie mag beleven. Maar mijn leeftijd confronteert me met een naderend einde. Tot mijn 28ste heb ik me altijd tot de jongere garde gerekend. Nog altijd heb ik het gevoel dat ik moet groeien in wat ik doe. Misschien omdat ik pas laat ben beginnen te schaatsen. Maar stilaan sijpelt het besef door dat de nieuwe lichting schaatsers uit jongens van 18, 19 jaar bestaat. Daar hoor ik niet meer bij.»
HUMO Ik ben waarschijnlijk niet de eerste die het je zegt, maar je ziet er je leeftijd niet uit.
SWINGS (lacht) «Dat hoor ik inderdaad wel vaker. Ik vóél me ook geen 30-plusser. Sporten houdt je jong, net als het team waarvan ik deel uitmaak: op één schaatser na is iedereen jonger dan 25 jaar.»
HUMO Succes stijgt soms naar het hoofd.
SWINGS «Mochten mensen dát van me zeggen, dan zou ik dat heel erg vinden. Net omdat ik me er snel aan stoor bij anderen. Het is niet omdat je harder kunt schaatsen, dat je meer betekent dan een ander. In het beste geval is het zelfvertrouwen, maar de grens met arrogantie is flinterdun. Ik zit veel in Nederland en daar zie je dat weleens. Ik ben er geen fan van, al maak ik wel een onderscheid tussen de mens en de atleet. Ook bij mezelf: in wedstrijden komt mijn arrogante kantje wel naar boven. Dé man zijn, mijn plek opeisen: dat kan ik, ja. Ik voel dat ik gerespecteerd word in het peloton. Als je daar voordeel uit kunt halen, moet je dat gewoon doen.
»Nog altijd ben ik nerveus voor een wedstrijd. ‘Kan ik het nog?’ Die twijfel is eigen aan elke sporter. Niet toevallig zegt men dat je maar zo goed bent als je laatste wedstrijd. Topsport is keihard: elke keer opnieuw moet je er staan. Net die twijfel maakt dat je er vol voor blijft gaan, ook al heb ik periodes gekend dat het negatief werkte. Dat ik kraakte onder de stress. Dat ik opkeek tegen de volgende wedstrijd. Het is zelfs zo erg geweest – in 2019 was dat – dat ik opnieuw met een sportpsycholoog ben gaan werken.»
HUMO Viktor Van der Veken. Een uitspraak van hem: ‘Bart is ontzettend intelligent, maar dat is soms zijn valkuil. Hij heeft de neiging te overanalyseren, terwijl hij soms puur op het gevoel moet schaatsen.’
SWINGS (knikt) «Zó moeilijk! In het skeeleren voel ik perfect aan hoe ik snelheid maak, maar na mijn overstap naar het schaatsen heb ik me een nieuwe techniek eigen moeten maken. Bijgevolg benader ik het schaatsen heel analytisch, waardoor ik me soms te hard richt op wat beter kan. In een wedstrijd werkt dat contraproductief: als je de hele tijd zit te focussen op wat je fout doet, ga je niet vooruit. Dat is wat Viktor bedoelt: ik moet geen analyses maken van een wedstrijd die nog niet afgelopen is, maar meer op mijn gevoel vertrouwen.»
HUMO Geldt dat ook voor het leven, dat je te veel nadenkt?
SWINGS (knikt) «Ik kan moeilijk keuzes maken. Dat is één van de redenen waarom ik ’s nachts soms wakker lig. Ik maak me makkelijk zorgen, kan ook inzitten over het klimaat en hoe we met de planeet omspringen. Zo absurd, eigenlijk. Maar, en nu klink ik heel contradictorisch, ik kan ook alles aan de kant schuiven. Zeker voor iets groots als de Olympische Spelen: dan kom ik in een andere wereld terecht en valt alles daarbuiten op slag weg. Maar als de resultaten tegenvallen, gaat het molentje toch weer draaien, hoor (lacht).
»Ik kan goed in mijn eigen kleine wereldje leven. Ik heb me lang niet kunnen inbeelden dat er in elke persoon iemand zat zoals ik. Als tiener kon het me overvallen als ik een auto zag voorbijrijden: ‘Daar zit ook iemand in die op dit eigenste ogenblik net als ik zit na te denken.’ Nog altijd vind ik dat een moeilijke gedachte. Maar ik sta zeker niet getormenteerd in het leven, mijn levenspad is er toch vooral één zonder hobbels geweest. Met Viktor is er een klik. Zeker omdat ik zo wetenschappelijk aangelegd ben, heb ik geen behoefte aan iemand die me iets probeert wijs te maken en voortdurend zegt hoe goed ik wel ben: dat werkt niet bij mij.»
HEBZUCHT
HUMO Als Olympisch sporter word je niet rijk. Zelfs met een kast vol medailles komt de zilvervloot niet binnenvaren.
SWINGS «Ik zit in een kleine sport, maar heb het geluk dat Nederland niet ver is. Het langebaanschaatsen is er groot, en van die aandacht profiteer ik mee.
»Na mijn eerste EK hebben de Nederlandse media mij opgepikt, en daarna zijn de Belgische gevolgd. Ik kan ook dezelfde sponsors aanboren, waardoor ik meer verdien dan de gemiddelde Belg in een kleine sport. Maar goed, ook als Olympisch kampioen is het niet makkelijk. Mijn vorige sponsor is gestopt, en bedrijven kijken door de crisis de kat uit de boom.»
HUMO Wat is je dierbaarste bezit?
SWINGS «Mijn Olympische medaille: dat is het voor de hand liggende antwoord. Maar ik noem het liever mijn uniekste bezit. (Denkt na) Mijn schaatsen en skeelers zijn me het dierbaarst. Ik schaats al heel lang op mijn huidige paar, van in 2012. Mocht ik er ooit andere laten maken, dan zullen die heel anders aanvoelen.»
HUMO Je hebt een baksteen in de maag, zei je eens. Sinds kort heb je een eigen huis.
SWINGS «Ik ben opgegroeid in een heel mooi, groot huis. Ik heb er een zalige jeugd beleefd met mijn broer en zussen en kom er nog vaak én graag. Ik heb ook altijd geweten: ‘Dat wil ik later ook.’ Nu is het zover, maar ik heb er ook lang voor gespaard. Van thuis uit heb ik altijd meegekregen om geen impulsieve aankopen te doen. Daar ben ik blij om: ik heb geen gat in mijn hand. De keerzijde is wel dat ik mezelf moeilijk kan belonen, ook als ik vind dat het mag. Ik ben spaarzaam en alles wat ik doe, is doordacht. Vind ik iets te duur, dan kan ik het makkelijk laten staan – ik heb niet graag spijt achteraf.»
HUMO Waaraan kun jij geld uitgeven?
SWINGS «Aan feesten, met vrienden. Tot enkele jaren geleden kon ik me makkelijk laten gaan tot ik niet meer op mijn benen kon staan. Dat is voorbij. Nu denk ik al gauw: over drie weken moet ik weer trainen, is het wel de moeite om loos te gaan nu? (lacht)»
HUMO Je draagt het hart op de juiste plaats: je bent peter van Het Zavelhuis, een woonproject voor mensen met een beperking.
SWINGS «Eén van de zestien jongeren in dat huis is Pieter, een buurjongen uit de straat van mijn ouders. Ik ken hem van toen ik 8 was. Hij is een paar keer komen aankloppen – Pieter is een echte volhouder – en ik ben blij dat ik me heb laten overtuigen. Het is een waanzinnig mooi project, dat er alleen maar kon komen dankzij het bewonderenswaardige engagement van al die ouders. Bovendien staat het huis zowat pal tegenover de Sporthal Bart Swings in Herent. Ik kon dus moeilijk neen zeggen (lacht).»
HUMO Je moeder werkt op de kinderkankerafdeling van het universitair ziekenhuis Gasthuisberg in Leuven. Welke rol heeft dat gespeeld in je opvoeding?
SWINGS «Mijn moeder is afdelingshoofd kinderoncologie. Vaak houdt dat in dat ze ouders slecht nieuws moet brengen. Veel is daar thuis nooit over gesproken: mama heeft haar werk nooit naar huis meegenomen. Naarmate ik ouder werd, ben ik ten volle gaan beseffen hoe bijzonder het is wat zij doet. Ik probeer elk jaar een bezoekje te brengen: het is hartverwarmend om te zien wat dat met die kinderen doet. Daarom steun ik ook One Team Against Cancer, dat onderzoek steunt naar de impact van beweging en sport tijdens en na een kankerbehandeling. Nu mijn sponsor is weggevallen, heb ik een paar keer met hun logo geschaatst.»
GULZIGHEID
HUMO Interviews met sporters gaan ook altijd over de vele opofferingen die ze zich hebben moeten getroosten: niet uitgaan, geen alcohol, diëten.
SWINGS «Dat valt best mee, hoor. Een atleet mag net véél eten. Ik train drie à vier uur per dag en verbrand veel: om dat te compenseren mag ik bijna dubbel zoveel eten als de gemiddelde man. Ik moet er alleen op toezien dat ik de juiste dingen op het juiste moment eet.»
HUMO Je bijnaam op de ijsbaan is veelzeggend: Rupsje Nooitgenoeg.
SWINGS «Jan Blokhuijsen (voormalig Nederlands schaatser, red.) heeft me die naam gegeven. Sporters zijn gulzig. Ze willen winnen en als dat lukt, willen ze altijd meer. Ik ben 32 en Olympisch kampioen. Ik zou de teugels kunnen vieren, want ik heb bereikt waar ik altijd van heb gedroomd. Alleen: bij mij werkt het omgekeerd. Ik ben nog geen wereldkampioen op de massastart, dus dat is het nieuwe doel. Mocht dat lukken, ben ik Europees, Olympisch én wereldkampioen. Die honger zal nooit stillen, vrees ik.»
HUMO Volgens je ouders ben je ‘een strevertje’.
SWINGS «Ik stel graag doelen. Als ik ze haal, geeft me dat een voldaan gevoel. Op school al wilde ik niet onderdoen voor mezelf. Als ik me een doel heb gesteld, kan ik daar echt voor afzien. Mijn eerste jaar burgerlijk ingenieur heb ik helemaal volgens het klassieke traject afgewerkt. Mijn tussentijdse examens waren zo slecht dat ik me ervoor schaamde. Maar het heeft me ook de drive gegeven om achteraf bij de echte examens te laten zien dat ik het wél kon. Nu moet ik alleen mijn thesis nog schrijven. Normaal was ik er na de Spelen aan begonnen, maar er is toen zoveel op me afgekomen dat het er nog niet van gekomen is. Ik moet dringend in gang schieten.»
AFGUNST
SWINGS «Dat zit wel in mij. Ik vind het nu al moeilijk om te wennen aan het idee dat ik gestopt zal zijn en anderen al die wedstrijden zullen winnen. Ik win zelf nog veel te graag. Ik vind mezelf ook nog heel goed. Ik vind het soms erger dat iemand anders wint dan dat ik blij ben dat ik win (lacht).»
HUMO Wie benijd je?
SWINGS «Niemand. Ik heb nooit echt idolen gehad. Wel mensen van wie ik wilde leren, zoals schaatser Sven Kramer en skeeleraar Joey Mantia, die later ook een concurrent is geworden in de massastart. Als ik van iemand fan ben geweest, is het Kanye West. Niet van de persoon, maar van zijn muziek – vooral van zijn eerste platen. Ik heb vaak met Ferre Spruyt getraind, die vijf jaar ouder is dan ik: door hem heb ik hiphop leren kennen.»
HUMO Heb je weleens jaloezie van anderen ervaren? Ik denk nu aan je broer.
SWINGS «Dat dacht ik al (lacht). Als kleine dreumes trok ik vooral op met mijn zus Anneleen. Maarten is drie jaar ouder en was nog te sterk voor mij. Maar zodra ik ben beginnen te sporten, zijn we onafscheidelijk geworden. Maarten was de typische grote broer: als ik geen zin had om te trainen, sleurde hij me mee. Hij heeft me altijd geholpen, maar zelf nooit echt geld verdiend met zijn sport. Dat maakte zijn afscheid een beetje wrang. Nu moedigt hij me aan om zo lang mogelijk door te gaan. Daaruit leid ik af dat hij het ook altijd supergraag heeft gedaan.»
HUMO Hoe zijn jullie beginnen te skeeleren?
SWINGS «Ik was nog klein toen we eens alle vier van Sinterklaas skeelers hebben gekregen. Op een pleintje achter ons ouderlijke huis hebben we het geleerd. Via een collega van mijn moeder zijn we daarna in een club beland. Mijn eerste beker heb ik gewonnen in 1998.
»Twee maanden nadat ik wereldkampioen was geworden, keken we zoals zo vaak ’s winters naar het schaatsen op de NOS. Daar zag ik plots Koen Verweij meestrijden voor de overwinning, mijn grote concurrent in het skeeleren! Toen wist ik het: ‘Ooit wil ik ook schaatsen!’ Als je als skeeleraar op een dag op de Spelen wilt staan, heb je twee opties: of je stapt over naar het langebaanschaatsen, of naar het shorttrack. Dat heb ik gedaan. Ik was 18 en had twee ambities: me plaatsen voor Sotsji en vier jaar later in Pyongyang meedoen voor de medailles. Dat is uitgekomen (lacht).
»Onze ouders hebben ons altijd enorm gesteund. Op woensdag werkte mijn moeder maar een halve dag om ons alle vier van de ene naar de andere sportclub te rijden. Onze gezinsvakanties hebben ook lang in het teken van de sport gestaan. Had ik een EK in Italië, dan gingen we er met het gezin op vakantie en viel het maar te hopen voor mijn zussen dat de locatie meeviel. Maar ze hebben er ook een stukje van de wereld door gezien: voor mijn WK in Colombia zijn ze eerst tien dagen door het land gereisd.»
HUMO In Colombia ben je een held: het skeeleren is er één van de populairste sporten.
SWINGS (lacht) «Colombia is hét skeelerland van Latijns-Amerika. Het leeft er zoals het veldrijden in België. Ik ben er ondertussen zes, zeven keer geweest en elke keer word ik er meer herkend dan in België.»
HUMO Colombia geldt als een gevaarlijk land: nooit iets ergs meegemaakt?
SWINGS «Ikzelf niet, maar toen Karl Vannieuwkerke in 2013 een reportage maakte over mij, hebben Sammy Neyrinck en de cameraploeg wel een pistool tegen hun hoofd gehad. Ze zaten in een taxi en moesten hun gsm’s afgeven. Hun peperdure camera mochten ze houden: die kon de overvaller niet meenemen op zijn motorfiets.»
ONKUISHEID
HUMO Typisch voor sporters is dat ze na een zwaar kampioenschap de remmen losgooien. In het Olympisch dorp worden vooraf zelfs condooms uitgedeeld.
SWINGS «Je hoort van alles, maar zelf hou ik me daar ver van weg. Het hoort niet, vind ik. Schaatsen lijkt me in dat opzicht nog een serieuze sport. Maar in het skeeleren heb ik wel al grote feesten meegemaakt. Na een week waarin je extreem gefocust bent op je prestaties, mag dat ook. Alleen kan ik er niet tegen dat atleten me er al voor het einde van de competitie over aanspreken. Want die zie je ook wel: degenen die meer met de randzaken en de vrouwen bezig zijn, en niet met waarom ze daar zijn.»
HUMO Vergezelt je vriendin je op de grote kampioenschappen?
SWINGS «Soms. Maar omdat ik zo gefocust ben, ben ik dan niet altijd het aangenaamste gezelschap. Dan zou het jammer zijn mocht Annelyn er al haar verlof aan opofferen. Met het ouder worden merk ik wel dat ik haar er graag bij heb. Niet alleen voor de momenten tussendoor, maar ook omdat ik alles met haar wil kunnen delen.»
HUMO Hoelang kennen jullie elkaar?
SWINGS «Zes jaar, van tijdens het uitgaan toen we allebei nog studeerden. Mensen vragen me vaak hoe het is voor haar om met een sporter samen te leven. Maar Annelyn is net als ik burgerlijk ingenieur en dus is ze even analytisch en rationeel aangelegd. Ze snapt heel goed wat een topsporter als ik nodig heeft. Én is ze bovendien heel empathisch. Dat is handig, want ik zit vaak in het buitenland, en ook als ik thuis ben, draait ons leven in grote mate rond mijn sport.»
HUMO De gelegenheid maakt de dief. Het kan niet anders of er moet veel vertrouwen tussen jullie zijn.
SWINGS «Dat is zo. Maar geldt dat niet voor elke relatie?»
HUMO Je hebt eens getuigd over een gebroken hart na een vorige relatie.
SWINGS «Dat was vlak voor de Winterspelen van 2014 in Sotsji. Onze relatie was wat vastgelopen en we zouden een pauze inlassen. Tijdens die pauze voelde zij dat het op was, terwijl ik net het omgekeerde voelde. Het is tot een pijnlijke breuk gekomen en daar heb ik heel hard van afgezien. De maanden voor Sotsji waren een ramp. Ik viel zes kilo af, sliep niet en ben zelfs flauwgevallen tijdens een interview. Het is een wonder dat ik nog zo goed gepresteerd heb.
»Hoe rationeel ik ook ben: als het over de liefde gaat, valt dat weg. Dan ga ik er vol voor, ook met Annelyn: ik deel echt álles met haar. Mensen vergeten vaak dat je gelukkig moet zijn om goed te presteren. In je relatie, maar ook daarbuiten: een atleet moet goed in zijn vel zitten. Anders mag hij nog zo hard trainen, het zal niet lukken.»