Belgische militairen op buitenlandse missie (1): 'De beelden van menselijke resten zijn voor eeuwig op mijn netvlies gebrand'
Humo sprak met 8 militairen over hun uitheemse avonturen. We bijten de spits af met marinier Wim Vandenbossche, die de zeven wereldzeeën bedwong, en kapitein Bert Torfs, die als adjunct-commandant in Kaboel diende. ‘We waren er met 195 mannen en 5 vrouwen. Dat was niet altijd even simpel.’
'We liepen shifts van 96 uur. Daarna sliepen we een paar dagen om aan de volgende te beginnen. Na zes maanden was ik een wandelend lijk. Nog twee maanden later kreeg ik een herseninfarct'
Wim Vandenbossche: ‘Heel stresserend’
Op 1 februari van dit jaar ging Wim Vandenbossche met pensioen. Na een carrière van bijna dertig jaar bij de zeemacht dwong een herseninfarct hem te stoppen.
Wim Vandenbossche «Ik ben ooit begonnen als marconist bij de koopvaardij. Ik werd verliefd, trouwde, kreeg niet veel later een kind en koos omwille van mijn gezin voor een job aan de wal. Maar dat viel lelijk tegen. Ik kon niet aarden en werd beroepsmilitair bij de marine, want ik wou opnieuw varen. België was te klein. Gelukkig begreep mijn vrouw me, haar vader was ook militair. Als jongeman van 25 jaar had ik het in het begin moeilijk met de discipline. Van de nieuwe rekruten was ik de oudste, de anderen waren minstens vijf jaar jonger. Ze waren nog groen achter hun oren.»
HUMO Wie bij de marine gaat, weet dat hij op missie naar het buitenland gestuurd kan worden.
Vandenbossche «Dat was precies mijn plan. Ik wou mijn tijd niet verkwisten met varen tussen De Panne en Knokke. Ons loon is geen vetpot. Wie aan het eind van de maand nog wat geld wil overhouden, moet op missie. Meteen na mijn opleiding vertrok ik. Als tweede meester-sergeant stond ik helemaal onderaan in de pikorde. We waren met zes afgestudeerden gespecialiseerd in navigatie en communicatie en er waren ook zes plaatsen vrij.
»Ik koos voor de kleine mijnenjager Lobelia. De andere vijf plaatsen waren op fregatten, grote schepen die langere reizen maakten. Als jonge onderofficier mocht je daar enkel de berichtjes van de telex scheuren. Ik studeerde af in december en in januari was ik al weg. Als onderdeel van een NAVO-eskader voeren we zes maanden lang de poolcirkel in Noorwegen af. We waren er aangewezen op onszelf en dat was zalig. Sociale media bestonden gelukkig nog niet.»
HUMO U had een jong gezin. Hoe verliep het contact met het thuisfront?
Vandenbossche «Brieven kwamen nog met de postzak. Als we ergens aanmeerden, moesten we een telefooncel zoeken om naar huis te bellen. In sommige landen hadden telefooncellen een eigen nummer. Ik belde dan eerst naar huis om dat nummer door te geven. Mijn vrouw belde vervolgens naar de operator en zei: ‘Kunt u me verbinden? De ontvanger betaalt.’ Waarna de telefoon in dat kotje begon te rinkelen, en die operator zei: ‘International phone call from Belgium. Gaat u betalen?’ Natuurlijk! Dan hingen we twee uur aan de lijn, en na afloop had die telefooncel een rekening van hier tot in Tokio (lacht).»
HUMO Werd er veel gedronken aan boord?
Vandenbossche «Aan boord van de Lobelia gold de regel: twee blikjes per dag. Maar ik heb op schepen gezeten waar iedereen op elk uur van de dag of nacht een blikje uit de koelkast kon nemen. Na een nacht hard werken zat je dan om zeven uur ’s morgens een pint te drinken. Ik heb ook op schepen gevaren met kantine-uren. Je kon dan ’s middags en ’s avonds gedurende een paar uur een pint krijgen. Op die schepen werd het meest gedronken. De laatste mijnenveger waarop ik meevoer, was de A.F. Dufour. Van twaalf tot één ’s middags kon je daar pinten bestellen. Een harde kern van een man of vijftien gaf dan altijd een rondje. In een uur tijd dronken we vijftien pintjes. Daarna ging de deur van mijn zendkot op slot en sliep ik mijn roes uit. Toen ik overstapte van een schip met kantine-uren naar een schip zonder, viel ik de eerste twee maanden tien kilo af.»
undefined
undefined
'Mijn zoontje was elf maanden en ik had hem hoop en al drie weken gezien. Toen ik vroeg of hij papa graag zag, antwoordde hij: 'Nee, ik is van mama.' Dat zinnetje zal ik nooit vergeten' Wim Vandenbossche
Kroegentocht
HUMO Werden er ook drugs gebruikt?
Vandenbossche «Ik heb nooit iemand drugs zien gebruiken. Maar vroeger trokken de fregatten soms voor lange periodes naar Den Helder in Nederland. Daar werd van alles gekocht. Zodra ze terug in Belgische wateren kwamen, werden er rijkswachters aan boord gedropt. Ik heb mensen gekend die voor drugs ontslagen zijn. Op het einde van mijn carrière zag ik weleens een jongere collega van wie ik dacht: ‘Naar wie zit hij nu te staren?’ Dat was dan één van die jongens die nooit dronken. Dan wist je hoe laat het was.
»Op zo’n schip moet je af en toe aan de realiteit kunnen ontsnappen. De mensen met wie ik als radioman het nauwst samenwerkte, zaten op andere schepen. Als we een haven binnenvoeren, kwamen we op vrijdagochtend samen met de communicatiemensen van verschillende schepen. We hielden dan een kroegentocht en trokken de stad in tot zondagochtend. Daarna bleef ik 24 uur lang in bed, om maandag opnieuw te kunnen functioneren.»
HUMO Hoeveel mensen zaten er op een schip?
Vandenbossche «Bijna vijftig. We konden het niet allemaal even goed met elkaar vinden, maar de beste vrienden die ik nu nog heb, zijn wel mensen van toen. Als je zo dicht op elkaar zit, kan het niet anders of er ontstaan banden voor het leven. Maar er waren ook mensen van wie ik dacht: ‘Jongen, als jij in brand staat, ga ik je niet komen blussen.’ Het overgrote deel van de zeemacht bestaat uit West-Vlamingen en ik ben duidelijk geen West-Vlaming (lacht).
»Ik werkte altijd in shifts, soms alleen en soms op de brug. Ik deed netjes mijn job en hield me weg van alle mogelijke conflicten. Wat ik het meest miste, was privacy. Ik heb op schepen gezeten waar we met zes of acht, soms zelfs tot twintig man samen sliepen. Er lag altijd iemand een halve meter onder en boven me, ik was nooit alleen. Ik ben van nature niet de meest sociale mens, ik heb liever niet te veel volk rond me. Als ik na lange tijd op zee weer thuiskwam, wou mijn vrouw een heleboel dingen samen met mij organiseren. Terwijl ik liefst op de sofa wou zitten met de afstandsbediening van de tv naast me. Mijn vrouw begreep dat uiteindelijk wel en op den duur lieten we de helft van de vrienden niet meer weten dat ik terug thuis was.»
HUMO Waren er vrouwen aan boord?
Vandenbossche «Niet op de schepen waarop ik gevaren heb. Ik ben daar niet rouwig om. Kijk, de marine is een overwegend mannelijk milieu. Voor de sfeer aan boord is het beter dat er geen vrouwen bij zijn.»
HUMO U was vaak en lang van huis weg. Miste u uw kinderen?
Vandenbossche «Ja. Na de geboorte van mijn dochter was ik nog regelmatig thuis. Met haar heb ik altijd een hechte band gehad. Toen mijn vrouw moest bevallen van onze zoon, zat ik op zee. Het was in september, ik mocht naar huis komen voor de geboorte. Maar anderhalve week later zat ik alweer op een schip. Rond Kerstmis was ik twee weken thuis en daarna was ik weg tot augustus. Toen ik terug thuiskwam, was mijn zoon elf maanden oud. In al die tijd had hij me amper drie weken gekend. Mijn vrouw gaf de baby aan mij en hij begon keihard te huilen.
»Een jaar later kwam ik weer voor een paar dagen naar huis en mijn zoon kon al een beetje praten. Mijn dochter verwelkomde me met een knuffel: ‘Ik zie je graag, papa.’ Ik vroeg aan mijn zoon: ‘Zie jij papa ook graag?’ Hij antwoordde: ‘Nee, ik is van mama.’ Dat zinnetje zal ik nooit vergeten, al word ik 100 jaar. Ik besefte toen dat ik moest kiezen tussen mijn gezin of een leven op zee – bij de marine zijn veel mensen gescheiden, de meesten zelfs meer dan één keer. In 2010 kon ik op buitenlandse missie naar Northwood in het Verenigd Koninkrijk en ik mocht mijn gezin meenemen. Dat was een uitgelezen kans. Ik werkte toen in het maritieme hoofdkwartier van de NAVO. De piraterij in de Afrikaanse wateren tierde toen welig en wij probeerden die in te dijken. In het kader daarvan werd ik later naar Kenia gezonden.»
HUMO Om er te gaan patrouilleren?
Vandenbossche «Neen, om de mensen er bij te staan in hun strijd tegen piraten. Ik heb uitstekende herinneringen aan mijn vier jaar in Northwood bij de piratenbestrijding. We hadden impact en bewezen ons nut. We konden ingrijpen en piraten onderscheppen. We werkten samen met andere Europeanen, Russen, Indiërs en Japanners. Het was stresserend en intensief. Ik werkte zeven dagen in shifts van twaalf uur. Daarna zeven nachten. Zelfs de dagen waarop ik niet werkte, was ik inlichtingenrapporten aan het lezen.
»In 2013 werd de Somalische piratenkoning Mohamed Abdi Hassan naar België gelokt met de smoes dat ze een film over hem gingen maken. Hij werd gearresteerd in Brussel en kreeg twintig jaar cel. Hij zit nu hier in de gevangenis. Die man had een heel piratenimperium opgezet. De Somaliërs gingen op zee met hun kleine, snelle bootjes, enterden een schip en staken de gijzelaars in kampen. Daarna werd er onderhandeld over losgeld. Dat moest uit een vliegtuig gedropt worden. De piraten pikten het op met hun bootjes en lieten daarna het schip en de gijzelaars gaan. Dat leverde hen per keer miljoenen dollars op. Hassan runde zijn piraterij als een heuse onderneming, met talloze onderaannemers. Nadat een paar van hun landgenoten vermoord waren, stuurden de Fransen er een commandoschip op af. Dat schoot alle piratenboten naar de verdoemenis.»
Dure generaals
HUMO Bleef u ook later op piraten jagen?
Vandenbossche «Nee, alles veranderde toen de vluchtelingencrisis uitbrak in de Middellandse Zee.
»De Europese Unie voerde met operatie Sophia actie tegen mensensmokkelaars, maar daar konden enkel EU-landen aan deelnemen. Turkije is een NAVO-land, maar geen lid van de EU. Van zodra de Grieken te dicht bij de Turkse kust kwamen, stonden de Turken op hun achterste poten. De Turken hadden het in hun berichten steevast over ‘The Turkish Streets’. Daarop reageerden de Grieken dan als door een wesp gestoken: ‘Volgens het Verdrag van Montreux uit 1936 moeten die zeestraten de Bosporus en de Dardanellen genoemd worden.’ Telkens weer escaleerde dat. Die Grieken en Turken zaten elkaar constant de duvel aan te doen, terwijl we allemaal aan dezelfde kant moesten staan. Ik werd daar voortdurend mee geconfronteerd en soms had ik zin om een mail te sturen: ‘Dear Greece and Turkey, nobody cares. Grow up. Sincerely, the rest of NATO.’»
HUMO Uiteindelijk moest u de marine verlaten.
Vandenbossche «Alle NAVO-landen vonden dat ze in Northwood recht hadden op hun eigen militairen met een hoge graad. Ik was toen eerste meester-chef en op de duur waren er meer generaals dan mensen van mijn graad. Ze hadden allemaal hun eigen staf én chauffeur. Dat kostte handenvol geld, dus moest er bespaard worden en sneden ze in de wachtlopers. In 2010 waren we met vijf om de wacht te lopen. Dat was er al één te weinig. Op het einde waren we nog met drie. We liepen shifts van 96 uur. Daarna sliepen we een paar dagen om aan de volgende shift van 96 uur te beginnen. Na zes maanden was ik een wandelend lijk. De dokter stuurde me met ziekenverlof. Twee maanden later kreeg ik mijn herseninfarct.»
'Net voor de bom afging, bukte mijn collega zich achter een muurtje om iets op te rapen. Een ongelooflijk geluk: was hij blijven rechtstaan, dan had hij geen bovenlichaam meer'
Bert Torfs: ‘Veel machogedrag’
Op zijn 15de wist Bert Torfs (33) het zeker: hij wou militair worden.
Bert Torfs «Ik was bij de scouts en één van onze leiders zat in het leger. Die man was een kei in avontuurlijke activiteiten organiseren. Ik vond dat fantastisch en raakte geïnteresseerd in alles wat met het leger te maken had. Ik wou officier worden en dat is gelukt: ik ben nu kapitein.»
HUMO Was de opleiding aan de militaire school zwaar?
Torfs «Soms. Het begin was het zwaarst, de overgang van burger naar militair. Ik kwam in een totaal andere wereld terecht. Achteraf beschouwd stelde het allemaal niet zo veel voor, maar op een jongen van 18 maakte dat heel wat indruk. Van de ene op de andere dag werd ik ondergedompeld in een strikte hiërarchie. Ik merkte ook snel dat ik de lichamelijke inspanningen zwaar onderschat had. De opleiding duurde vijf jaar en in die tijd bouwde ik mijn fysiek vermogen geleidelijk op.
»Ik studeerde af als master in management en wapensystemen. Op het einde van mijn opleiding koos ik voor de landmacht, want ik wou naar de tanks. Ik was gefascineerd door die zware machines met hun grote vuurkracht. Door de herstructureringen in het leger werd de tankeenheid later bij de infanterie gevoegd. Ik zat bij de Carabiniers-Grenadiers in Leopoldsburg.»
HUMO Schrok u toen u in 2012 te horen kreeg dat ze u naar Kaboel zouden sturen?
Torfs «Helemaal niet. In 2009 werd ik pelotonscommandant en vanaf dan zat ik te wachten op een buitenlandse missie. Ik was klaar voor de actie. Ik was niet bang, want het was niet de bedoeling dat wij daar gingen aanvallen.»
HUMO Hoe reageerde uw vrouw?
Torfs «Je zegt natuurlijk niet terloops bij het ontbijt: ‘Schat, morgen vertrek ik naar Afghanistan.’ (lacht) Je moet je partner daar langzaamaan op voorbereiden. Mijn vrouw wist al een poosje dat de kans reëel was dat ik zou vertrekken. Ik had al duidelijk uitgesproken dat ik naar het buitenland op missie wou. Toen het uiteindelijk zover was, schrok ze toch nog.»
HUMO Hoe bereidde u zich voor?
Torfs «Mentaal begon ik me al voor te bereiden zodra ik bij het leger tekende. Een van onze voornaamste opdrachten was de beveiliging van alle grote ingangen van de luchthaven van Kaboel. Daar zouden we iedereen moeten controleren die binnenkwam, alle voertuigen, al het personeel. We werden daar eindeloos op gedrild.»
undefined
'Mijn geloof hielp me in Kaboel. Mijn soldaten praatten sneller met mij over hun zoektocht naar zin' Bert Torfs
Raketten en bommen
HUMO Wat waren uw eerste indrukken van Kaboel?
Torfs «We kwamen er aan in het holst van de nacht. Het was pikdonker en redelijk koel. We kregen een kamer toegewezen en gingen meteen naar bed. Pas ’s anderendaags kon ik me een beeld vormen van de luchthaven. Het was zo’n typisch militair complex. Ik zag de bergen rondom, maar voor de rest bleef Afghanistan een groot mysterie. Pas toen we op escorte vertrokken naar andere compounds, kwamen we echt in de stad, tussen de mensen. Dat was een compleet andere wereld dan mijn tuin hier op het Kempense platteland.
»Van sommige wijken in de stad en van bepaalde dorpen wisten we dat de inwoners tegen de westerse aanwezigheid gekant waren. De mensen die op de luchthaven kwamen werken, waren vóór onze komst, of probeerden er toch hun voordeel uit te halen. Ze stelden zich neutraal op, want wij verzekerden hun broodwinning. Maar over hun echte bedoelingen waren we nooit helemaal zeker. Elke Afghaanse medewerker kon een infiltrant zijn.
»We controleerden iedereen die naar binnen wou. Mensen moesten niet alleen hun pasje tonen, ook hun iris werd gescand. Dat nam tijd in beslag en ondertussen stonden al die mensen in een lange rij te wachten. Voorzichtigheid was altijd geboden.»
HUMO Hoe zag uw doorsnee dag eruit?
Torfs «Ik was de tweede commandant van de compagnie, de adjunct. Een compagnie bestaat uit vijf pelotons van veertig man. Op de luchthaven waren we in totaal met tweehonderd militairen. Toen ik in Kaboel aankwam, was het niet de bedoeling dat ik rechtstreeks met soldaten in een gevechtspeloton zou werken. Maar op een bepaald moment moesten we een pelotonscommandant naar huis sturen omdat hij de druk niet aankon. Die man was gewoon niet geschikt voor de opdracht. Onder de soldaten in zijn peloton ontstond wrevel: ‘Wij lopen hier dag en nacht risico en hij laat maar waaien.’ Dus werd hij op een vlucht naar huis gezet. Ik nam zijn plaats in en raakte zo betrokken bij de actie.
»De rest van de missie droeg ik twee petjes: dat van adjunct van de compagnie en dat van pelotonscommandant. Dat was geen straf, ik vond het heel fijn om samen met mijn soldaten op het terrein actief te zijn. We verzorgden vooral de beveiliging van de toegangspoorten naar de luchthaven. Een peloton bleef voor vijf dagen aan een poort en schoof dan door naar de volgende. Eén peloton stond op stand-by. Als er aan een poort een incident was, schoot het meteen te hulp. Af en toe werden we als escortepeloton naar de stad gestuurd.»
HUMO Waren die ritten naar Kaboel gevaarlijke operaties?
Torfs «Het waren de gevaarlijkste én de avontuurlijkste acties. Er lagen verschillende militaire compounds verspreid over de stad. Soms moesten we één van de hogere officieren naar een vergadering in zo’n compound brengen. Militairen van andere landen voerden beveiligingspatrouilles uit in de straten van Kaboel. In mijn vier maanden daar heb ik zelf niet moeten schieten op tegenstanders. Maar de vijand vuurde wel verschillende keren raketten af op de luchthaven. Toen één van onze voertuigen de luchthaven uitreed, kreeg het twee kogels in de voorruit.
»In de stad werd nooit rechtstreeks iets tegen ons ondernomen. Als we een escorte uitvoerden, werden we goed op de hoogte gehouden van wat er in Kaboel gebeurde: ‘In die buurt is een gevecht bezig.’ Dat zorgde voor adrenaline, want soms moesten we vliegensvlug onze route aanpassen in een stad die net een mierennest is.»
HUMO Krijg je daar achteraf, als het een beetje rustiger is, een terugslag van?
Torfs «Ik heb daar nooit echt last van gehad. Ik bleef maar doorgaan. ‘Bam! Die raketaanval is voorbij? Oké.’ Ik keek dan om me heen: ‘Is iedereen op post?’ Prima, dan konden we weer verder. Eigenlijk waren wij geluksvogels. Het Belgische leger heeft tien jaar op de luchthaven van Kaboel gewerkt en er is niemand gesneuveld. Het had anders kunnen aflopen. Naast de aanvallen met raketten werden er ook af en toe aanslagen gepleegd met bomauto’s. Er circuleert in het leger een filmpje van zo’n aanslag. Je ziet een Belgische soldaat naar een auto stappen om de chauffeur te controleren. Aan de poorten stonden betonnen muurtjes om de impact van ontploffingen op te vangen. Net voor de bom afgaat, bukt die militair zich achter zo’n muurtje om iets op te rapen. Als hij was blijven staan, was zijn bovenlichaam weg geweest. Die man heeft ongelooflijk veel geluk gehad.
»Ik heb een bomaanslag meegemaakt die me altijd zal bijblijven. Een man blies zich op vijfhonderd meter van een toegangspoort van de luchthaven op. Ik sliep en werd wakker van de explosie. De slachtoffers waren soldaten van andere westerse landen. Ze werden naar het militair ziekenhuis op de luchthaven gebracht. De beelden van menselijke resten zijn voor eeuwig op mijn netvlies gebrand.»
mormoon
HUMO Hebt u behalve die ene pelotonscommandant nog mensen naar huis moeten sturen?
Torfs «Eén keer. Bij die man sloegen de stoppen echt door. Hij richtte zijn wapen op een collega. Achteraf bleek er geen munitie in te zitten, maar toen hij richtte, wisten we dat niet. We hadden geen andere keuze dan hem naar huis te sturen. Soms moest ik tussenbeide komen bij strubbelingen tussen collega’s. Niet iedereen in het peloton kon met elkaar overweg. Af en toe was er ruzie, wat niet verwonderlijk is als je vier maanden lang op een paar vierkante meter samenleeft. Soldaten sliepen met drie of vier in een tot kamer omgebouwde container. De zoveelste rondslingerende sok kon dan voor een uitbarsting zorgen bij de jongen die heel netjes is.»
HUMO Was u erop voorbereid dat u kon sneuvelen?
Torfs «Ik dacht daar zo weinig mogelijk aan. Tijdens de voorbereiding hadden we er kort bij stilgestaan. We kregen informatie over levensverzekeringen en ik moest aan de bank laten weten dat ik naar een conflictgebied vertrok. Onder collega’s werd niet vaak over de dood gesproken. We hadden een voltijdse psycholoog mee, de Raadgever Mentale Operationaliteit (RMO), zoals die in het leger heet. Mensen die het moeilijk kregen, konden met hem praten.»
HUMO Bent u een gelovig man?
Torfs (verrast) «Ja, ik ben mormoon. In Vlaanderen zijn we met een paar honderd actieve gelovigen. Mijn ouders hebben zich bekeerd toen ik 4 jaar was. In het leger heb ik niet van de eerste dag meegedeeld dat ik mormoon ben, maar mijn collega’s wisten het toch vrij snel. Mijn geloof hielp me in Kaboel, maar het maakte van mij geen andere commandant. Mijn soldaten praatten wel sneller met mij over hun zoektocht naar zin. Net omdat ze wisten dat ik gelovig ben, durfden ze dat aan.»
HUMO Heerste er veel paranoia tijdens de missie?
Torfs «Soms zagen we bedreigingen die er niet bleken te zijn. Naast de luchthaven liep een drukke weg die we met videocamera’s en wachttorens in de gaten hielden. Op een bepaald moment meldde één van de soldaten een verdachte man op de weg. Hij droeg een dikke winterjas terwijl het bijna 60 graden warm was. Hij liep langs de poort en in onze verbeelding zagen we de zelfmoordgordel onder zijn jas. We installeerden ons om hem op tijd uit de weg te ruimen. Maar hij liep gewoon verder en er gebeurde niets. Waarschijnlijk had hij te veel drugs gebruikt.»
HUMO Gebruikten sommige soldaten ook drugs?
Torfs «Drugs waren uit den boze en er werd geen druppel alcohol geschonken. De enige uitzondering was 21 juli, de nationale feestdag. Toen kregen we elk twee pintjes. Onze basis stond onder de algemene leiding van de Amerikanen. Zij voerden een strikt nultolerantiebeleid. Roken mocht wel, als het maar geen joints waren.»
HUMO Hoe verwerkt een gezonde jongeman vier maanden zonder seks?
Torfs «De meesten zochten een uitlaatklep in sport. Er heerste echt een machocultuur. Ik vrees dat we met onze gore moppen hoog scoorden op de #MeToo-lijst (lacht). We waren met 195 mannen en 5 vrouwen. Dat was niet altijd even simpel. Het machogedrag zat er bij veel mannen zo diep ingebakken dat het af en toe voor wrevel zorgde bij de dames.»