Best Kept Secret, dag drie: Christine and the Queens, Big Thief en Whispering Sons hebben lak aan de norm
De headliners van Best Kept Secret toonden drie verschillende gelaten. Een ingetogen Bon Iver palmde vrijdag het hoofdpodium in. De statische man-machines van Kraftwerk mikten zaterdag dan weer meer op het hoofd dan de heupen. En de headliner op zondag moest het op zijn beurt hebben van dynamiet en dynamiek. Christine and the Queens bracht letterlijk en figuurlijk een flitsend spektakel.
Alsof West Side Story, Michael Jackson en theatraal chanson het in de coulissen op een akkoordje hadden gegooid: zo kwam de show van Christine and the Queens over. Frontvrouw Chris danste, zong de sterren van de hemel, liet en passant wat vuurwerk knallen en heest zichzelf via de lichtinstallatie dramatisch naar de nok van het podium. Wat een vrouw, wilden we bijna verzuchten. Bijna, want de mutatie van zichzelf die zelfverzekerd het podium verkende, liet zich niet kooien door kunne. Chris oogde half macho, half ongrijpbaar.
Drie edities geleden beleefde ze haar vuurdoop op Best Kept Secret. Wie zich toen niet uit het veld liet slaan door wat regendruppels - zeg maar een heidense plensbui - was getuige van één van de meest sexy concerten van die dag. Christine and the Queens overtuigden moeiteloos met een losse choreografie, songs in een charmant franglais, een handvol hits, en een handvol geleende hits van Technotronic, Stardust en Tame Impala.
undefined
Zondag kon het verschil niet groter zijn. Christine zette de schaar in haar lokken en naam, terwijl het schuchtere vogeltje van weleer ontpopt bleek tot een androgyn superwezen. Alleen het weer lijkt even hetzelfde te worden: een bliksemschicht licht op aan de einder, maar de onweersbui trekt nét voorbij de Beekse Bergen.
Wat een geluk, want de knallende beats en broeierige electro-funk volstonden al om een onweer op het podium te fingeren. Haar dansgroep speelde net als zij met gender. En met hen allemaal dolde Chris in een zinnelijk spel van aantrekken en afstoten. Rauwe lust en schaamteloze seksualiteit gaven de toon aan. “Fuck the norm,” riep ze ook wat overbodig tussen twee songs in. De hele set ademde immers normeloosheid.
Maar ook in de broze intermezzo’s schittert Chris. Ze stelt zich bij wijlen zelfs zo klein en kwetsbaar op, dat je ontroerd moést worden door ‘5 Dols’ en ‘Saint-Claude’. Moedig en mooi: zo eindigde de zevende editie van Best Kept Secret.
1. Big Thief
undefined
“Real love makes your lungs black / real love is a heart attack”. Big Thief blies het oververhitte festivalvolkje ‘s namiddags koelte toe met ijzige Weltschmerz. Frontvrouw Adrienne Lenker liet haar melancholie over tedere americanariffs zwalpen, haar band deed even robuust en wispelturig aan als Wilco. Da’s een compliment. Live ronkt en rolt het uit Brooklyn afkomstige Big Thief een stuk vervaarlijker dan op zijn bejubelde derde plaat UFOF, waarop de band vooral frêle klinkt en slechts sporadisch weerbarstig uit de hoek komt.
Wat een heerlijk verraderlijke groep is dit toch. Lenker schetste achteloos bloederige tableaus zoals in de wiegende, tranerige countryrock van ‘Shoulders’ (“They found you in the morning / the blood was on your shoulders / They found you at the corner / your head was doubled over”). Of ze smeerde dikke plakken balsem op onze fragiele zieltjes in ‘Contact’. “Wrap me in silk/ I want to drink hour milk / You hold the key / you know I’m barely, barely” klonk het cryptisch, net voor korzelige gitaren het liedje opslokten in een woeste golf noise, zoals een tornado dat met een stuurloos rubberbootje zou doen.
Hecht gespeeld bovendien, met muzikanten die geconcentreerd de ogen sloten, met de tanden knarsten of gepijnigd fronsten. Kan ook aan de hitte in de tent hebben gelegen maar het oogde prachtig. Songs werden doorspekt met gekke vogelfluitjes, zochten een hartslag lang de geruisloosheid op en mondden niet zelden uit in hartverscheurende, metalig galmende gitaarsolo’s. Of ze kozen onverdroten het folky pad zonder belegen te klinken. In het slepende ‘Mary’ verloor Lenker zichzelf in bitterzoete romantiek en archaïsch aandoende rurale poëzie voor 21ste eeuwse stadslui. Unheimisch, tout court. Onnodig te zeggen dat het publiek aan haar lippen hing.
Puike band, straffe songs, memorabel concert.
2. The Raconteurs: wat een comeback
undefined
The Raconteurs zijn de dubbele espresso waar we al een hele vooravond naar snakken. Een energiestoot van heb ik je daar. ‘In ‘Consoler of the Lonely’ en ‘Level’ dienen de gitaren het super-opgewonden publiek elektroshocks toe.
Ook de melodieuze, aan The Beatles schatplichtige songs treffen doel. Zie: ‘You don’t understand me’, met een driftig op de piano tokkelende Jack White die ook nog eens een prachtige zangharmonie met zijn co-kapitein Brendan Benson de tent inflikkert.
Geinig trouwens om die venten met elkaar in duel te zien gaan: Jack het haantje en Brendan de bescheiden songsmid. Jagger en Richards. Riggs en Murtaugh. Ren en Stimpy. Euh...zoiets.
“Altijd fijn om weer naar Amsterdam te kunnen komen”, zegt een enthousiaste Benson. “Beautiful people, beautiful marijuana.” Dat klopt, Brendan, alleen ben je in Hilvarenbeek. Geen idee eigenlijk of daar goeie koffieshops zijn.
‘Top Yourself’ is zo’n rauw riff-a-thon dat de gensters in het rond spatten en het publiek na afloop geen blijf meer weet met zichzelf.
Het nieuwtje ‘Help Me Stranger’ is dan weer de perfecte radiosingle, althans voor die zenders die niet voor de volle honderd procent op de urbankar zijn gesprongen. In de TWO-tent blijft ook die song overeind, met dank aan zijn potige, schurende ritme.
De hits doen het tentzeil haast scheuren: een bombastisch ‘Many Shades Of Black’, waarin Benson amper aan de hoge noten geraakt en ‘Steady as She Goes’, gepimpt tot een massieve hardrocksong vol stuiptrekkende blues.
Deze BKS-show was een stuk gebalder en krachtdadiger dan het Raconteursconcert in het Koninklijk Circus in Brussel, eerder deze week. Wat een comeback.
3. Kate Tempest: surfen op een tsunami
undefined
Kate Tempest bezit een bijzondere gave. Ze hoeft nog maar een trilling door haar keel te jagen, en je hangt aan de dichter, performer en rapper d’r lippen. Het is echter de kunst om een festivalpubliek op de laatste dag van a tot z te boeien.
Op een avond dat onze aandachtspanne is afgezwakt tot die van een vijfjarige ADHD’er is het niet altijd makkelijk om bij te les te blijven. In deze temperaturen zijn wij trouwens al lang blij dat we onze naam herinneren. Dus nee, surfen op een tsunami van maatschappijkritiek stond niet bovenaan onze bucketlist. Die omstandigheden hebben - eerlijk is eerlijk - onze ervaring ietwat beïnvloed.
Maar Kate Tempest is niet zomaar een slam poet. Ze doet aan punk met fluwelen handschoenen. Ze oogt ongevaarlijk, maar als ze praat, ratelt of ijlt, kaapt de Britse dertiger je brein en stompt ze er met welgemikte woorden en broze beats wijsheid in voor jaren. Rechts van Kate Tempest staat iemand die de muziek de tent in jaagt, links pronkt een groot scherm, maar het is de vrouw in het midden die fascinerende blikken toegeworpen krijgt.
Over twee weken verschijnt haar derde album The Book of Traps and Lessons. Ze greep met haar eerste twee platen telkens naast een Mercury Prize. Ze verdient die belangrijkste Britse popprijs als geen ander.
4. Whispering Sons: beter met zwart
undefined
Wanneer Fenne Kuppens van Whispering Sons vanop de bühne van FIVE voor zich uit tuurt, ziet ze voorhoofden die blinken als een bowlingbal, zweetvijvers die ongezonde proporties aannemen en honderden mensen die in de verte verkoeling zoeken in het meer van Hilvarenbeek - een tafereel dat, wanneer Whispering Sons het onderwerp is, staat als een tang op een varken.
Als je tien mensen een tableau zou laten kiezen dat de sfeer van de Limburgse postpunkers vat, zal niémand voor een werk met hemelsblauw of pasteltinten kiezen. Whispering Sons doet niet aan kleur, en de reden is simpel: omdat er slechts weinig bands zijn die beter staan met zwart. Fenne Kuppens proclameert op Best Kept Secret als de vurige minister-president van een onderland waar de bloemen nooit bloeien en er bloed uit de kraan stroomt. De soundtrack die daarbij hoort, is dreigend, sluw en begeesterend in de meest intense zin van het woord.
“Dat was fantástisch”, regende het nadien lof in de Beekse Bergen. Nederland maakte zonet kennis met een van de spannendste Belgische exportproducten van het moment. En hoe!
5. Stephen Malkmus: charmant bezopen
undefined
“Hi everybody. Thanks for coming at 3:45!” riep Malkmus ons toe. Met zijn kornuiten haalde hij meteen ‘Cast Off’ onderuit en het olijke, nog steeds onweerstaanbare ‘Bike Line’ waarin zijn gitaar smerig knarste. Iets anders zouden we van de Pavementfrontman niet pikken. Goeiemiddag, zeg. Er hing hoe dan ook een uitgelaten sfeertje in de tent, misschien omdat bovengenoemde slackerband uit de nineties zopas aankondigde opnieuw de hort op te gaan.
Malkmus koos in de Beekse Bergen voor zijn meest tintelende solosongs, om het festivalpubliek te plezieren. Zoals het koddige ‘Future Suite’ of het charmant bezopen ‘Lariat’, waarin Malkmus ongecontroleerd de tekst blaatte.
Knullige wahwah’s, doelloze gitaarsolo’s, in galm gedrenkte stoner-synths: ‘t Blijft toch een balorige puber, die nonkel Steph met z’n dikke bles over het voorhoofd. Hij zweert bij een indierocksound die vandaag opnieuw in trek is dankzij jonge goden zoals Kurt Vile en Mac DeMarco. Tja, wie lang genoeg vasthoudt aan zijn eigen vertrouwde formule wordt vroeg of laat weer hip.
Dat Malkmus een goeie songwriter is gebleven, toonde hij op BKS met een intens ‘Middle America’. Of hij rockte onze sokken eraf, gewild meewarig als de versufte motherfucker die hij is, in het kaduke ‘Shiggy’ of in het hobbelende ‘Stick Figures in Love’: indie-vertwijfeling op het randje van een delirium tremens. Schol!