'Bijgevijlde bijtertjes' Dwarskijker over 'Little Big Shots' en 'Buurman, wat doet u nu?'
Nathalie Meskens hangt de lollige tante uit die overdreven snaaks aan kinderen vraagt of ze al een lief hebben, of twéé lieven misschien? Het is voorwaar niet haar beste rol.
Little big shots
VTM – 16 september
‘Little Big Shots’: het Nederlands was wederom op. Het decor van dit amusementsprogramma – een Amerikaans format – is zo schreeuwerig als een attractiepark op volle oorlogssterkte in het hoogseizoen. Het studiopubliek klinkt aldoor wanhopig enthousiast, alsof het door meedogenloze, uit Tsjetsjenië ingevoerde applausmeesters onder schot wordt gehouden. In die sfeer hangt Nathalie Meskens de lollige tante uit die overdreven snaaks aan kinderen vraagt of ze al een lief hebben, of twéé lieven misschien? Het is voorwaar niet haar beste rol. Die kinderen, die al dan niet één of meer lieven hebben, blijken op tekst van een redacteur die zich liever niet op geestigheden laat betrappen, meestal verdomde bijdehandjes te zijn. Of anders: niet zo geslaagde karikaturen van volwassenen. Ze gooien er iets ingestudeerds uit waar Nathalie Meskens krijsend om moet lachen, alsof ze zichzelf niet meer meester is. Vervolgens trekt ze er, op een teken van de regisseur, een gezicht bij waarop ‘Wat die keicoole deugnieten er allemaal niet uitflappen! Grááf!’ staat te lezen. Let wel: ik kan Nathalie Meskens doorgaans wel lijden op de televisie, maar zij had haar talent tijdig tegen verregaande populariteit in bescherming moeten nemen. En iemand had die kinderen die kunstjes doen, vaak schaalmodelletjes van hun ambitieuze ouders, voor ‘Little Big Shots’ moeten behoeden. Dat lijkt me overigens een mooie taak voor ouders, maar die blijken in dit programma, glimmend van trots, liever te voorspellen dat hun kleuterdochter die al sinds haar tweede aan thaiboksen doet, op haar achttiende wereldkampioene in die discipline zal zijn. Mooi, maar het wachten is toch vooral op een vierjarig kooivechtertje met bijgevijlde bijtertjes. Ik durf te wedden dat Nathalie Meskens daar – ik citeer – kiekenboebels van zou krijgen. En ten bewijze van kippenvel zou ze daarna haar onderarmen aan het ruime publiek tonen, wat stilaan een standaardgebaartje is in beroerde tv-programma’s.
Ook behoorlijk erg zijn de internationale kunstenmakertjes, meestal ukkepukken die een professioneel klinkend praatje hebben ingeoefend, waar ik, een gematigde kindervriend, lichtjes van huiver. Met één van hun ouders, meestal de moeder, reizen zij de wereld af om overal ter wereld in ‘Little Big Shots’ de strijdkreten van Bruce Lee na te piepen, of vanuit een glazenwasserslift virtuoos ballen in een basketring te mikken, zoals eertijds de jonge Mozart. ‘They fuck you up, your mom and dad,’ dichtte Philip Larkin naar waarheid. En soms duwen mams en paps je in samenwerking met de televisie in de malende muil van de showbizz. Kinderen zijn er niet om de gebroken dromen van hun ouders te helen.
Er trad in dit programma ook een meisje op dat in ‘Pippa’, een film van Marc Punt die nog moet uitkomen, de jongere versie van Nathalie Meskens neerzet. Ook toevallig. Zij imiteerde Nathalie Meskens die Philippe Geubels imiteert, een dubbelslag, maar evengoed een ideetje dat niemand, níémand deze aankomende comédienne uit het hoofd heeft gepraat. ’t Was wel een mooi moment om ‘Little Big Shots’ na twee afleveringen met een zucht voor bekeken te houden.
undefined
undefined
'Ze wilde piano leren spelen, en hoedjes leren maken, terwijl de gedachte aan eigengemaakte kinderen in haar kwam opzetten. En ondertussen gaapte de toekomst als een afgrond'
Buurman, wat doet u nu?
Eén – 19 september
De titel van dit programma is een welgekozen allusie: oorspronkelijk was hij een zo goed als gevleugelde repliek uit de film ‘Flodder’ van Dick Maas, pseudoverrast uitgesproken door de geile Kees, een naar de natuur getekende rol van Tatjana Šimić. Kees werd met haar welnemen van achteren gepakt door haar anders wel heel erg keurige buurman, een type dat je niet een-twee-drie van een driftleven zou verdenken. Die schielijke toenadering – je kunt het ook een opwelling noemen – voltrok zich in diens garage, uitgerekend op een dag dat hij voor z’n wettige echtgenote een bloemetje had meegebracht. Die buurman werd gespeeld door de boeiende acteur Bert André, die in 2008 is overleden. Hij was 66. In mijn ontvankelijkste jaren heb ik hem op het toneel Pinter en Beckett zien spelen en heden, alweer acht jaar na zijn dood, denk ik met bewondering aan hem terug. Dwaal ik af? Ouwehoer ik naast de kwestie? Ja? Dat zou ik naar mijn smaak vaker moeten doen.
Koewacht: plattelandser kun je een dorpsnaam haast niet bedenken. Nu ja, ik zou dat wel kunnen, maar dan beledig ik weer een hoop hardwerkend buitenvolk. Voor je het weet komen die boeren, een wraakzuchtig slag, voor dag en dauw een beerton leegkiepen op je bordes. Niemand wil in zijn buurt om stankoverlast bekendstaan.
In Koewacht, een grensdorp dat deels Belgisch en deels Nederlands is, groeide Cath Luyten op. Daar dacht ze als klein meisje dat je Mies Bouwman wordt door ijverig te zijn op school. Te oordelen naar de verschoten amateurfilmpjes en familiekiekjes die we aan het begin van ‘Buurman, wat doet u nu?’ te zien kregen, was haar kindertijd net zo gelukkig als je in een arcadische bui van een kindertijd in Koewacht zou verwachten. Cath zal wel beter weten. Ze is Belgische, maar had door een spelinkje van het lot evengoed Nederlandse kunnen zijn, en in ‘Buurman, wat doet u nu?’ verkent ze, aan de hand van enkele Bekende Nederlanders die ook in Vlaanderen weerklank vinden, een deel van haar eigen culturele identiteit. Nu ik even aan de zuid-noordverbinding denk, schijnt het me toe dat de Vlaamse belangstelling voor de noorderbuur sinds mijn jeugd aanzienlijk is getaand. In mijn vormingsjaren richtte ik me heel erg naar het culturele leven in Nederland – ik wilde de wereld zien zoals de VPRO haar bekeek, en Amsterdam, het magies sentrum, was toen mijn dichtstbijzijnde mekka – ‘Zo dichtbij en toch zo ver is Amsterdam’, luidde het in een lied uit die tijd. Ik houd nog steeds enigermate van Holland en de Nederlandse populaire cultuur is me niet vreemd, zodat ik dan ook in ‘Buurman, wat doet u nu?’ geïnteresseerd was. Cath Luyten zou zich in de eerste aflevering van dit programma met Josje Huisman onderhouden, voorheen het in kappersbladen veelbesproken Josje van K3. Nu wil het geval dat ik het opdringerige massaproduct K3 niet meer verdraag, noch de originele trits, noch de nieuwe miepen. Ik nam dan ook meer uit beroepsijver dan uit spontane belangstelling voor dit programma plaats, maar al in de eerste minuten veranderde mijn kijk op Josje, of beter: ik zag haar ineens helemaal los van K3 en de gretige showbusiness eromheen, en die aanblik viel mee. Cath Luyten verscheen wellicht met opzet, om er een interessant spanninkje mee uit te lokken, anderhalf uur te laat op de afspraak met Josje. Mies Bouwman kwam volgens de overlevering altijd, áltijd op tijd, en meestal zelfs anderhalf uur te vroeg. Wars van het halsstarrige geglimlach dat in de showbizz usance is, was Josje openlijk pissig: ‘Ik ben al mijn hele leven teleurgesteld, dit kan er ook nog wel bij,’ snibde ze. Maar luidens Luyten klaarde Josje snel op, wat volgens de persoonlijke volkenkunde van Cath een typisch Nederlandse trek was. Die twee reden naar Meppel, waar het ouderlijk huis van Josje stond. Haar vader, de dominee, toog met Cath Luyten en zijn dochter naar de kerk, zijn werkplek, waar hij van de gelegenheid gebruik maakte om rooms-katholieken in Vlaanderen erop te wijzen dat het protestantisme niet altijd steil en vreugdeloos is. Zelf behoorde hij tot een rekkelijk kerkgenootschap, dat zelfs Josje niet meteen de hel in het vooruitzicht zou stellen. Voor katholieken deed hij ook nog even voor hoe hij tijdens een kerkdienst na de Bijbellezing de kansel besteeg, teneinde de gemeente stichtelijk toe te spreken. De dominee verstond de kunst om zijn mond niet voorbij te praten en suggestief te zwijgen. De moeder van Josje lette ook op haar woorden, zonder daarbij de indruk te wekken dat ze niet mededeelzaam was. Beschaafde mensen, mogen we aannemen. Neen, bij haar ouders thuis had Josje, die heftig in de rondte had gepuberd, nooit het bed gedeeld met een vriendje. ‘Niet onder mijn dak,’ zei de moeder. Het klonk meer als een vanzelfsprekendheid dan als een verbodsbepaling. Intussen deed de bedienaar van Gods Woord er het zwijgen toe – het leek alsof hij in gedachten een toepasselijke Bijbeltekst zocht en daar vervolgens van afzag.
Ik vermoed dat domineesdochters veel minder liegen dan de onechte kinderen van rooms-katholieke pastoors. Ze had geen spijt van haar drie in het oog lopende relaties met bekendheden, en met één van hen had ze best kinderen gewild, maar daarover wilde ze niet meer in details treden: ‘Het heeft geen zin.’ In ieder geval kwam het me voor dat Josje verbazend oprecht was in dit programma, zonder dat ze daarbij in een vulgaire openbare biecht verviel, of in gratuite, vooraf met een redactie doorgesproken gevoelsuitbarstingen ten behoeve van het veel te ruime publiek. Daar is ze wellicht te goed voor opgevoed. Ze gaf blijk van een soort ongeschminkte eerlijkheid die ik nog maar zelden bemerk in de media. Josje Huisman had, tegen de regels van de showbizz en de eisen van de publieke opinie in, geen traan gelaten toen Gert Verhulst in de Lotto Arena bewogen het einde van het oude K3 aankondigde. ‘Ik ben in zulke omstandigheden te nuchter voor waterlanders,’ zei ze daar nu over. Die nuchterheid, die mij beviel, gaf haar ook in dat ze nu op een keerpunt stond, met alle verwarring van dien: ‘Het is heel onrustig in mijn hoofd.’ Ze wilde piano leren spelen, en hoedjes leren maken, terwijl de gedachte aan eigengemaakte kinderen in haar kwam opzetten. En ondertussen gaapte de toekomst als een afgrond, stelde ik me voor. Na K3 moet je wellicht niet op nazorg rekenen. En dat deed ze ook niet.
Wij zagen hoe ze terugging naar haar basisschool in Steenwijkerwold. Op weg erheen wees ze het huis van haar eerste vriendje aan: Benjamin. En op de speelplaats stond ze even stil bij het knikkerputje, een typisch Nederlandse voorziening. Een juf liep met Josje enkele klasjes af: ‘Wie is dit?’ ‘Josje,’ stamelden de grootogige kindertjes, en Josje, voorheen van K3, stond er bedremmeld bij, alsof ze dat grut haar aanwezigheid niet wilde aandoen. Haar onbehagen, dat zo tegen de bedrijfscultuur van Studio 100 indruiste, sierde haar. Het getuigde namelijk van fijngevoeligheid. Voor het overige had ze haar regenboogjurkje nog. Ze zou het niet zo gauw wegdoen. ‘’t Voelt aan alsof Josje al jaren mijn beste vriendin is,’ vatte Cath Luyten de sfeer samen. ’t Klonk melig – een zinnetje uit een ongeïnspireerd meisjesboek – maar ik was bereid het te geloven.
Het scheelde niet veel of ik had Cath Luyten ‘We’re Going to Ibiza’ vergeven, maar toen ze het in ‘Buurman, wat doet u nu?’ over ‘de boekjes’ had, waarmee ze kappersbladen bedoelde, heb ik die genade nog even uitgesteld.
Rudy Vandendaele