'Blonde on Blonde' van Bob Dylan: Humo's hall of fame viert meesterwerken van 50
Als Bob Dylan vorige week 75 werd, houdt dat in dat hij – gauw even op de tikvingers tellen – 25 was toen hij in 1966 en in volle jachtseizoen ‘Blonde on Blonde’ loste en we met z’n allen zomaar één van de beste dubbelaars uit de popgeschiedenis cadeau kregen. Ook wie eigenlijk zijn vel wilde.
''Blonde on Blonde' is er uitgeperst vanuit het centrum der dingen, terwijl alles daar stukgaat'
Vooraf onze excuses: we zullen het amper over de teksten van ‘Blonde on Blonde’ hebben. We kennen ze nog, hoor, zoals we nog altijd kunnen fietsen. Echt waar, mocht u vragen: ‘Wat hangt er in ‘Visions of Johanna’ rond de nek van de muilezel?’ dan zeggen wij onmiddellijk: ‘Juwelen en een verrekijker.’ Maar de plaat is zo al complex genoeg. Het begint meteen bij de releasedatum: waarschijnlijk niet – zoals lang aangenomen – 15 mei, maar eerder begin juli 1966.
De dubbelaar ‘Blonde on Blonde’ komt met een wazige hoesfoto en wandelt vandaag binnen als een deel waarin we een groter geheel kunnen zien. Uiteraard omdat in 1965 al twee mythische Dylan-momenten voor het oprapen liggen: ‘Bringing It All Back Home’ en ‘Highway 61 Revisited’. De eerste is voor de helft elektrisch, de tweede bevat nog slechts één lange akoestische rit (‘Desolation Row’), deel drie is louter elektriciteit.
Elektrisch gaan is nergens vanzelf gegaan. In het begin wordt iets Fats Domino-achtigs uitgeprobeerd, maar Dylan heeft een metaliger klank nodig om uit een beklemmende sfeer te breken, en heeft het over ‘dat dunne, wilde kwikzilvergeluid’ dat hij najaagt. We kunnen het niet beargumenteren, maar als er ergens wild zilverkwik is te horen, is het op ‘Blonde on Blonde’.
Ongeveer 136
Na ‘Highway 61’ vindt Dylan in The Hawks (later: The Band) een livegroep die ’m bevalt. Van zijn manager Albert Grossman moet hij overal twee concerten voor de prijs van één geven: drie kwartier solo en akoestisch, na de pauze de tweede helft met de groep.
Sinds Newport Folk wordt Dylan beschimpt door folkies die hem niet langer ‘authentiek’ vinden. Gitarist Robbie Robertson staat erbij en kijkt er licht geamuseerd naar: ‘Voor mij was iemand die elektrisch ging even gewoon als iemand die een televisie kocht. Ik vond het best interessant: aankomen in een stad, de boel neerzetten, spelen, mensen die binnenstromen om je uit te fluiten, dan weer inpakken. En in de volgende stad net hetzelfde.’ Bij drummer Levon Helm snijdt het boegeroep wel door de ziel, hij gaat een tijdlang op een booreiland werken.
Ondertussen zijn er de fratsen in dure hotelkamers, staan er grote teddyberen op het podium tijdens een avond met beat poets en hell’s angels, verstoppen fans zich in vuilnisbakken, is D.A. Pennebaker ‘Don’t Look Back’ aan het opnemen en wil Dylan zelf een arthousefilm maken. In Groot-Brittannië roepen tienermeisjes ‘fake’ en ‘neurotisch’ terwijl ze ‘Wat is me dat?’ bedoelen. Op ‘Live 1966, The ‘Royal Albert Hall’ Concert’ roept iemand zelfs ‘Judas’.
Vanuit dat bizar soort oog van een storm werkt Bob Dylan de ene na de andere persconferentie af, om uit te leggen dat hij zich geen embleem, symbool, spreekbuis of patroonheilige van een generatie voelt, maar wel een song and dance man. Die persconferenties zijn wáánzinnig. Een journalist merkt op dat hij geen protestsongs meer schrijft. Dylan zegt dat al zijn songs protestsongs zijn. Iemand vraagt hoeveel protestzangers er zijn. ‘Ongeveer 136,’ ant-woordt Dylan. ‘Is het waar dat je songs een subtiele boodschap hebben?’ vraagt een vrouw. Dylan vraagt waar ze dat vandaan heeft. Antwoord: ‘Uit een filmtijdschrift’.
Na ‘Wat is tegenwoordig het belangrijkste in je leven?’ blijft hij luchtig: ‘Ik ben erg gehecht geraakt aan een verzameling moersleutels.’ Na de zoveelste ‘Vind je niet dat je eerste platen beter zijn?’ en ‘Voel je je de leider van mensen met een boodschap?’ valt een somberte over hem. Een fotograaf vraagt of hij wil zuigen aan een oortip van zijn bril.
undefined
'Dylan in '66. Niemand weet dat hij een paar maanden voor de opnames van 'Blonde on Blonde' stiekem is getrouwd, en dat 'Sad-Eyed Lady of the Lowlands' voor zijn vrouw Sara is.'
Trombonist van wacht
Die van alle kanten komende geluiden dreigen ermee de boel serieus op z’n kop te zetten, en Dylan wil snelsnel de studio in om ze te bezweren. Dat lukt amper in New York, waar verspreid over de maanden oktober ’65-februari ’66 vijf lange werkdagen worden geboekt. Ze leveren één (één!) song op voor ‘Blonde on Blonde’: de vierentwintigste take van ‘One of Us Must Know (Sooner or Later)’ is de goeie. De song lijkt op ‘Like a Rolling Stone’ en ‘Queen Jane Approximately’. Naar de zéér aanwezige piano van Paul Griffin luisteren is denken: ‘Kan zo naar ‘Highway 61’ gesleept worden.’
Voor al de rest trekt Dylan – op aanraden van producer Bob Johnston – zeven dagen lang naar Columbia Studio A aan Music Row in Nashville. Dylan wil alles zo live mogelijk, dus moeten de schotjes van de geluidshokken worden gesloopt. Al Kooper, een gitarist die zich een jaar eerder ‘Like a Rolling Stone’ heeft binnengebluft als de organist die hij gewoon níét was, neemt samen met Robbie Robertson aanzetten van songs door met drummer Kenny Buttrey, pianist Hargus Robbins, gitarist Wayne Ross, bassist Henry Strzelecki en groepsleider Charlie McCoy. Het zijn southern men die al hits van Elvis Presley en Roy Orbison hebben opgenomen, en die gewend zijn aan een vlotte voortgang der dingen. Soms doen ze verschillende sessies op één dag. Ze mogen nu exclusief aan ‘Blonde on Blonde’ schaven tot het af is, en daarna recup nemen.
undefined
Bob Johnston laat de opnameband voortdurend meelopen om niks te missen. Dylan kan werken zoals en wanneer hij wil. De meest frappante studiodag is de derde. De muzikanten prikken om twee uur ’s middags. Dylan komt om zes uur opdagen. Omdat de tekst nog niet af is, gaat iedereen een kaartje leggen. Midden in de nacht is er een schetsmatige doorloop van ‘Sad-Eyed Lady of the Lowlands’, een traag liefdeslied. Niemand die weet dat Dylan een paar maanden eerder stiekem is getrouwd, ja zelfs al een eerste kind heeft, en dat de song voor zijn vrouw Sara is.
De muzikanten zijn songs van twee minuten en twintig seconden gewoon. Ze moeten nu – terwijl ze tegen de slaap vechten – een paar keer naar een climax toewerken, waarna Dylan telkens temporiseert. Dat gaat maar door, vijf uitvoerige strofes en dik elf minuten lang. In het refrein zitten ‘magazijnogen’ en ‘Arabische drums’ – tot vorige week hoorden wij nog ‘My Arabian drunks’. Charlie McCoy: ‘Zoiets vergeet je nooit meer.’
Drie muzikanten beweren dat ze voor de opnamen van de song met het ‘Everybody must get stoned’-refrein door Dylan dronken en stoned zijn gevoerd. Dat verhaal wordt betwist. Dylan wil een fanfaregeluid, ‘maar niet te glad’. Er wordt gebeld naar een trombonist van wacht, die – als rond middernacht op record wordt geduwd – geeneens is ingespeeld. Iedereen wisselt van instrument, de basdrum bevindt zich op twee stoelen, de pianopedalen worden met de hand bespeeld. De eerste seconden zijn voor paukenstok en tamboerijn, de yeah’s gaan over in gebrabbel en gegiechel, de blazers dubbelen de mondharmonica, Dylan zelf schiet in de lach bij ‘they’ll stone you when you’re tryin’ to go ho-ho-home’. Achteraf, in de controlekamer , vraagt iemand: ‘Hoe heet de song waar we aan werken?’ Dylan zegt: ‘Rainy Day Women #12 & 35’. Aan het lied moet niet meer gewerkt worden, het is bij de eerste en enige take klaar. Dylan, later, tot de verzamelde pers: ‘De song is erg protesterig. Het is één van de protesterigste dingen waar ik ooit tegen geprotesteerd heb in de protestjaren’.
Rook en spiegels
In de dodehoekspiegel van dit meesterwerk zien we een motorongeval met veel rook en spiegels, en daarachter een gedroomde schuilplaats voor een familieman op de vlucht voor opdringerige fans. Eind 1967 vliegt Dylan opnieuw naar Nashville. Bob Johnston ontvangt een andere artiest: de songs zijn volledig af, het snerpende is eruit, de teksten zijn beknopter, de verteltrant is minder gehaast, zinnen volgen logisch uit vorige zinnen, zelfs de stem is anders. Opvolger ‘John Wesley Harding’ is gemaakt in afzondering. ‘Blonde on Blonde’ is er meer uitgeperst vanuit het centrum der dingen, terwijl alles daar stukgaat en dat midden geen schijn van kans maakt om stand te houden. Machtige plaat!