Bonnie 'Prince' Billy - Wolfroy goes to town
Daar is de volgende van Will Oldham alweer. Sinds hij in 1999 met ‘I See a Darkness’ (ook na vandaag nog steeds zijn beste) voor het eerst als Bonnie 'Prince' Billy naar buiten kwam, bracht hij enkel in 2000, 2002 en 2007 geen plaat uit onder zijn favoriete alias.
Tel daar bij dat Oldham tussendoor ook nog geregeld met allerhande collega’s op professionele wijze de muziek bedreef, en u weet dat hij al meer dan een decennium lang alomtegenwoordig is.
Zeggen dat wij op deze ‘Wolfroy Goes to Town’ zaten te wachten, is de waarheid geweld aandoen; zeggen dat we ‘m met en diepe zucht in de cd-speler schoven ook. Als Bonnie duikt Oldham namelijk nooit onder een bepaalde standaard.
Eerste vaststelling: van de overdaad aan strijkers en aanverwante tierelantijnen van zijn recente platen geen spoor. Gitaar, bas, zang en niet veel meer.
De behoorlijk briljante multi-instrumentalist Emmett Kelly is van de partij, evenals zangeres Angel Olsen, wier stem dusdanig dicht bij die van de hoofdzanger aansluit dat het soms lijkt alsof Oldham met een schaduw staat te zingen. Voor alle duidelijkheid: wij vinden dat mooi.
Verder is ‘Wolfroy Goes to Town’ een erg lange plaat, ook al telt ze slechts tien songs. Veel nummers gaan naar en over de zes minuten, en door de spaarzame instrumentatie maar vooral door eenzelfde van voor tot achter volgehouden lijzig luie ritme lijken ze allemaal op elkaar.
Pas na volgehouden beluistering begint er hier en daar eentje de dans te ontspringen. ‘Time to Be Clear’ bijvoorbeeld, waarin Bonnie (of is het Kelly, of Olsen?) zowaar Antony naar de kroon zingt (van The Johnsons, niet Kiedis – hullep!).
‘New Tibet’ ook, een persoonlijke favoriet waarin Oldham even expliciet als achteloos met de deur in huis komt gevallen (‘As boys we fucked each other / As men we lie and smile’), of ‘Quail and Dumplings’, de enige song waar het tempo iets de hoogte in mag en zachtjes richting country galoppeert.
De plaat zou iets krachtiger en minder langdradig geweest zijn als de goede Will hier en daar iets had weggelaten. ‘There Will Be Spring’, bijvoorbeeld: een mooie tekst – een garantie bij Oldham – bij een song die maar wat aankabbelt. Dat doet ook ‘Cows’, dat in laatste rechte lijn gered wordt door een heerlijk rondje Britse samenzang.
Maar over het algemeen een meer dan degelijke plaat waarmee Oldham net onder het niveau van ‘I See a Darkness’, ‘Ease Down the Road’ en ‘Master and Everyone’ blijft.
Of zoals hij het in ‘Time to Be Clear’ zelf zegt: ‘I can make mystery mine / And sing it with feeling, rhythm and rhyme’. Niemand die het zegt en zingt als Bonnie. Wie Wolfroy is, en wanneer en waarom hij in godsnaam naar the town trekt, zijn wij niet te weten gekomen.