'Mist'
Boudewijn De Groot: ‘Ik heb moeite met de naweeën van het hippiedom, zoals de huidige pampering van jongeren’
In een afgelegen schrijfhuisje ergens in Nederland werkt een 78-jarige componist nog elke week aan nieuw materiaal, ook al zou de maker van klassiekers als ‘Pastorale’, ‘Testament’, ‘Jimmy’, ‘Voor de overlevenden’, ‘Het land van Maas en Waal’ en later ‘Avond’, ‘Piëtà’ en ‘Vals licht’ best op z’n lauweren kunnen rusten. De stem van Boudewijn de Groot doet de Nederlandse taal al 60 jaar fonkelen. Hij zingt met autoriteit én gevoel. Deze week verschijnt ‘Mist’, de derde plaat van Vreemde Kostgangers, zijn groep met George Kooymans en Henny Vrienten – in Vrientens geval helaas postuum. ‘Als ik een tekst hoor waarin iets neigt naar hoop, weet ik: dat is Henny.’
HUMO Heel wat Hollandse artiesten en mediafiguren zingen en praten in een dialect of met een zwaar lokaal accent. Presentatrice Sonja Barend zei indertijd dat ze een ‘sraaifer’ te gast had, terwijl ze ‘schrijver’ bedoelde. Jij praat en zingt in een mooi, verfijnd Algemeen Beschaafd Nederlands. Is dat naturel of bewust?
BOUDEWIJN DE GROOT «Op mijn eerste platen, besefte ik al snel, zong ik tamelijk bekakt Nederlands. Erg keurig, zoals de oude landadel in het elitaire bastion Aerdenhout. Dat accent sleet vanzelf weg toen ik naar de Filmacademie in Amsterdam ging, waar ik overwegend plat Amsterdams en andere lokale accenten hoorde. Die invloed mengde zich met mijn uitspraak tot wat het sindsdien is: ABN. In de Randstad, waar ik woon, praten ze overwegend ABN. Dat hoor ik al decennia om me heen. Zo praatten ook mijn ouders: niet bekakt, wel beschaafd. Liefde voor taal voel ik sowieso, en dat hoort ook bij mijn vak. Dan wil je de taal niet verkrachten noch ontkrachten door ze slordig uit te spreken.»
HUMO In mei word je 79, maar je stem lijkt intact. Paul McCartney is ongeveer zo oud als jij maar de zijne is kapot. Die van Dylan ook. Frank Sinatra zwom elke dag twintig lengtes onder water om zijn longcapaciteit te onderhouden, zodat hij langere frasen kon zingen. Doe jij zelf aan stemonderhoud of ga je naar de garage?
DE GROOT «Ik heb een tijdje zang- en logopedieles gevolgd, omdat ik elke avond in de musical ‘Tsjechov’ moest zingen. Zo’n musical is slopend: als je niet oplet, zing je je stem kapot. Toen werd me gezegd: ‘Je moet met een slappe onderkaak en een rechte hals zingen. Niet met je hoofd naar voren, want dan raken je stembanden geklemd.’ Ik warm ook op. Ik misbruik mijn lichaam niet, en dus ook niet mijn keel of stembanden.»
HUMO Was er een precieze rolverdeling binnen Verloren Kostgangers? Vrienten reikt aan, Kooymans bewerkt, De Groot maakt het af – zoiets?
DE GROOT «Henny was de spilfiguur, de frontman die tijdens concerten de zaak aan elkaar praatte. Artistiek deed ieder zijn zegje, en dan werd er democratisch beslist. Meestal waren we het eens.
»George was de meest speelse van ons. Je hoort dat luchtige en onbekommerde ook in zijn uitstekende zang, hij laat zich gaan. Luister maar eens naar ‘Ik heb een hekel aan de blues’. Henny was de meest spontane, gevoelsmatige, naïeve Kostganger. Een subliem melodisch talent, hij was in mijn ogen de Paul McCartney van Nederland. En ik was de meest bedachtzame, ik ben en zing gecontroleerder. We hadden alle drie gevoel voor humor, dat helpt. Henny was heel onschuldig, goedgelovig. Dan maakte George of ik een grapje, nam Henny dat serieus en moesten we nadrukkelijk zeggen: ‘Hen, dit was een grapje!’
»Eén keer had Henny een specifiek idee voor de opening van onze shows. Er speelde een soundscape van stadsgeluiden, en dan wilde hij dat we een imaginair zebrapad of zo overstaken. Met hoedjes op. George en ik vroegen ons af: die hoedjes, moet dat echt? Maar Henny had die dingen al gekocht (lacht). Zo gezegd, zo gedaan. Maar niet met de volle overtuiging.»
PIJNLIJKE INTERVIEWS
HUMO Je lijkt me heel nuchter en je gebruikte net zelf de termen ‘bedachtzaam’ en ‘gecontroleerd’. Verklaart dat waarom jij, in tegenstelling tot talloze tijdgenoten, niet bent bezweken aan de in de hippietijd al alomtegenwoordige drugs?
DE GROOT «Het was niet zozeer mijn brein dat me daarvoor behoedde, lijkt me. Eerder mijn lichaam. Ik heb drugs geprobeerd, ik heb vrij lang geblowd en ook een tijdje cocaïne gesnoven, maar alleen uit nieuwsgierigheid en in kleine hoeveelheden. Ik testte ook weleens uit of drugs de creativiteit faciliteerden, en soms dacht ik terwijl ik high was: wow, deze melodie is geweldig! Maar de volgende ochtend, nuchter, bleek het rommel. En wat ik ook nam, ik werd snel ziek. Zelfs bij softdrugs zoals marihuana gaf mijn lichaam al vrij snel aan: genoeg, ik hoef dit goedje niet. Ik kreeg hoofdpijn, werd snel moe.
»Ik zat ook helemaal niet in de zware lsd-scene van Amsterdam. Ik kende die mensen wel, maar ik voelde niet de behoefte om er echt bij te horen. Gelukkig. Ik heb ook geen aanleg voor verslaving, denk ik, want ik doe alles met mate. Blij toe, anders zat ik hier wellicht niet.
»Ik heb later wel eens interviews uit die tijd teruggezien… Pijnlijk. Het was wartaal wat ik toen uitkraamde, slap geouwehoer (lacht).»
HUMO Was de briljante Lennaert Nijgh, die lang jouw vaste tekstschrijver was, een gebruiker? Liedjesteksten op dat niveau zijn precisiewerk: apestoned krijg je dat niet voor elkaar, toch?
DE GROOT «To, zoals ik Lennaert noemde, was zeker gedisciplineerd als er een doel en een deadline was. Maar hij leefde voor zichzelf en op zichzelf. Hij was niet echt egoïstisch, wel een eenling en een solipsist. Relaties waren moeilijk: er waren heel wat onbereikbare liefdes, het gras was altijd groener aan de andere kant. Samenzijn was voor hem een opgave. Hij was een romanticus, maar zijn dromen spatten vaak uiteen.»
HUMO Was de tekst van pakweg ‘Vrijgezel’ op je debuut uit 1966 verhuld autobiografisch? Of die van ‘Canzone 4711’ uit 1967, waarin de verteller op een Italiaans strand hunkert naar een femme fatale in bikini, die hem uiteindelijk afwijst: ‘En iets dat nooit begon was al voorbij’.
DE GROOT «Zeker in ‘Vrijgezel’ proef je To’s ijdele hoop. Hetzelfde geldt voor ‘Naast jou’ op ‘Voor de overlevenden’ uit ’67: ‘Ik zal je weerzien en we blijven bij elkaar’, ook dat was uiteindelijk wishful thinking. Ik herinner me momenten op het strand waar ik bij was, dan was er altijd wel een vrouw bij voor wie Lennaert in stilte smolt. Maar we hadden het zelden over de achtergrond van zijn teksten. Hij begon er zelf niet over en ik hoorde hem niet uit. En áls ik iets vroeg, maakte hij er zich vanaf met een jantje-van-leiden – een smoesje. Hij legde zijn ziel nooit bloot, daar hoefde niemand op te hopen.
»(Zucht) To wilde graag een echte schrijver zijn, een ‘auteur’. Het stelde hem teleur dat hij ondanks de hoge kwaliteit van zijn liedjesteksten nooit is geaccepteerd door het literaire wereldje. ‘Het zijn maar popliedjes, het is geen échte kunst’ – die houding. Hij heeft één keer een roman gepubliceerd, in 1971, ‘Tobia of de ontdekking van het masturbariaat’. Dat was helaas geen succes.»
HUMO Zoals elke generatie de neiging heeft om de vadermoord te plegen op de vorige, lachte ik vroeger met de hippies. Nu vind ik hen met voorsprong de beste, constructiefste naoorlogse generatie. Ze heeft de wereld beter achtergelaten dan ze ze had aangetroffen. Hoe oordeel jij, een halve eeuw later, zelf over je generatiegenoten?
DE GROOT «Ik ben niet zeker dat mijn generatie zoveel verwezenlijkt heeft. In Nederland hebben alleen de provo’s een werkelijke sociopolitieke omwenteling teweeggebracht. De echte hippies waren weinig meer dan mondige chroniqueurs van de zoveelste generatiekloof. Zoals eerder de pioniers van de rock-’n-roll pakweg de charleston, die bij de oudere generatie ophef had veroorzaakt, en de croonerstandards hadden verdrongen.
»De antiautoritaire houding van de hippies is ook doorgeslagen. Er is meer dan één kind met het badwater weggegooid. Wat is er mis met normen en waarden en structuur?
»Mijn jeugd was een leuke tijd, maar nee, veel zoden hebben de hippies niet aan de dijk gezet. Make love, not war: het is idealistisch en klinkt mooi, maar het valt niet te handhaven.»
HUMO Ik vind van wel. Hoe ironisch dat ik de hippiegeneratie zit te verdedigen tegenover een hippie!
DE GROOT «Nou, ik vind de punkbeweging minstens even invloedrijk, en die was grotendeels een reactie op de hippies en hun afsplitsingen.
»Misschien ben ik gewoon oud geworden, maar ik heb moeite met de naweeën van het hippiedom, zoals de huidige pampering van jongeren. Ik zie veel gemakzucht, luiheid, hol protest, egocentrisch leven, navelstaren op sociale media. De bekommernis van de jeugd om het milieu juich ik wel toe. Dat is het hopelijk onomkeerbare begin van een essentiële verwezenlijking.»
HUMO Voor zover ik weet, heb je zelden gerenommeerde schrijvers om teksten verzocht: Mulisch, Reve, Hermans, Vinkenoog, ’t Hart. Of vonden zij dat beneden hun waardigheid?
DE GROOT «Harry Mulisch zag ik soms op de Amsterdamse sociëteit De Kring. Dan zeiden we elkaar vriendelijk goedendag, maar daar bleef het bij. Van Simon Vinkenoog heb ik twee Engelse teksten gezongen. En van Hugo Claus en Remco Campert heb ik een paar teksten op muziek gezet voor Liesbeth List. Gerard Reve heb ik nooit ontmoet. In meer dan een halve eeuw is dat een magere oogst, ja. Maar het zijn ook heel verschillende disciplines: het is niet omdat je een roman kunt schrijven dat je ook een goede liedjestekst in je draagt.»
TYPISCHE HENNY
HUMO Wat me opvalt: veel artiesten die in de stad zijn begonnen, zoeken de natuur op naarmate ze ouder worden. Ook de platen van Vreemde Kostgangers bevatten heel wat verwijzingen naar het platteland, idyllische taferelen enzovoort.
DE GROOT «Qua inborst ben ik geen stadsmens. Ik heb de stad nooit gezien als zaligmakend. In de jaren 50 en 60 was het wel prikkelend om al die café chantants in Amsterdam te bezoeken waar de jazzcats optraden. Maar je wordt ouder, je wilt rust. Ik wilde terug naar mijn roots, Zuid-Kennemerland, een regio die grenst aan Waterland en Friesland. Ik heb dit vrij afgelegen schrijfhuisje gekocht om zonder afleiding geconcentreerd te kunnen werken. Hier hóór ik mezelf denken. Kom daar eens om in de stad!
»Henny was verknocht aan Amsterdam, maar ook hij had op het platteland een huis in het groen. George woont in België, hij is ereburger van zijn dorp (Rijkevorsel, red.).»
HUMO Ook ‘Wilde ganzen’ op jouw laatste soloplaat ‘Windveren’ verwijst naar de natuur.
DE GROOT «Indirect. Op een tentoonstelling van Japanse steendrukken zag ik wilde ganzen op een prent. Er stond een haiku bij: ‘Zou er nog één komen / een nacht als deze / wilde ganzen en de maan?’ Dat vond ik een prachtig beeld. De vrijheid van die wilde ganzen, die vliegen waar ze willen, spreekt me aan. Natuurlijk is die vrijheid relatief: je zult maar een trekvogel zijn, gedetermineerd om elk jaar op hetzelfde tijdstip duizenden kilometers naar het zuiden én terug te vliegen.
»Maar goed, toen kwam ik op het idee voor een tekst over iemand die een relatie beëindigt en de vrijheid opzoekt, maar die ook de band wil behouden met wat hij achterlaat. De laatste jaren, en dat frappeert me, schrijf ik vaker dan vroeger over beweging: een reis, een wandeling, een tocht.»
HUMO Sommige artiesten schrijven van in het begin hun eigen teksten. Jij bent het pas veel later meer dan sporadisch beginnen te doen: heb je daarvoor een eigen systeem ontwikkeld?
DE GROOT «99 procent van wat ik schrijf, ontstaat aan mijn werktafel, als ik er écht voor ga zitten. Op dat moment heb ik alleen een titel of een zin die naar mijn gevoel een sfeer of scène belichaamt of voorafspiegelt: ‘Annabel, het wordt niets zonder jou’, bijvoorbeeld. Soms verloopt het heel ambachtelijk aan die werktafel, en is het wroeten en schaven, maar af en toe lijkt het alsof ik echt contact leg met een muze, zoals toen ik ‘Horizon’, ‘Achter de hemelpoort’ en ‘Vals licht’ maakte.»
HUMO Zou een buitenstaander kunnen raden welke Kostganger welk onderwerp op ‘Mist’ heeft aangebracht? In het geval van de nieuwe song ‘Fender Strat’ is het simpel: dat móét meester-gitarist George Kooymans wel zijn.
DE GROOT «Als ik een tekst hoor waarin iets neigt naar hoop, weet ik: dat is Henny. Positief denken, ruimte laten voor verbetering, een uitweg, dat was een deel van zijn karakter.»
HUMO In het geval van ‘Mocht je een minnaar willen’, van jullie vorige plaat ‘Nachtwerk’, zou ik niet op jou als auteur gegokt hebben. Normaal laat jij een onderwerp niet zo dichtbij komen, of je zou er zo verhuld over zingen dat niemand kan raden waar het over gaat.
DE GROOT «Nou, er is wel een speels aspect aan dat nummer. Ik heb ook ‘Scheiding’ gezongen, op onze eerste plaat, terwijl ik natuurlijk zelf scheidingen heb meegemaakt. Nee, niet zoals ik in dat lied zing. ‘Scheiding’ is niet tranerig, de tekst heeft geen sombere ondertoon, je zou zelfs kunnen zeggen dat de sfeer feestelijk is, of toch gezellig. Er zit aanvaarding in, en hoop op een betere toekomst.»
DYLAN: NIETS AAN
HUMO Jouw beste nummers zijn zo goed dat ik niet inzie waarom een Engelse versie geen internationaal succes zou kunnen zijn. Heb je nooit geprobeerd om door te breken in Engeland, Frankrijk of de Verenigde Staten?
DE GROOT «Mijn omgeving – management, platenfirma, muziekuitgeverij – heeft daar nooit écht werk van gemaakt. Een gemiste kans? Het had gekund, dacht ik vroeger. Nu vind ik mijn Engelse uitspraak gewoon niet goed genoeg, en het is inmiddels ook rijkelijk laat.»
HUMO Ik hoorde dat je de tante van Randy Newman kent. Hoe hebben de tante van Randy Newman en Boudewijn de Groot elkaar in godsnaam ontmoet?
DE GROOT «In 1975 heb ik mijn plaat ‘Waar ik woon en wie ik ben’ opgenomen in The Village Recorder, een opnamestudio in Los Angeles. Daar werkte een vrouw met wie ik goed overweg kon. Ze vroeg me eens: ‘De neef van een goede vriendin van me speelt morgen in het amfitheater van Universal Studios. Wil je mee?’ Die neef bleek Randy Newman te zijn.
»Het was een erg goed optreden. Hij zong voor het eerst ‘Short People’ – ik weet nog hoe vijfduizend Amerikanen joelden nadat hij de zin ‘Short people got no reason to live’ had gezongen (lacht). Ik was toen al een grote fan van ‘Sail Away’, zijn eerste plaat. Zijn tante had een Oscar staan, weet ik nog, gewonnen door haar man, die filmsoundtracks componeerde.»
HUMO Als internationale artiesten touren die gelden als verwante geesten van jou, ga je dan kijken? Bob Dylan, bijvoorbeeld?
DE GROOT «Bob Dylan heb ik één keer gezien, in 2015. Vond ik niks.»
HUMO Jij wordt min of meer beschouwd als de Hollandse Bob Dylan, maar jij hebt tot 2015 gewacht om de spreekbuis van jouw generatie te zien én je vond hem maar niks?!
DE GROOT «Ik waardeer z’n vroege werk heel erg, maar sommige van zijn latere platen vind ik ronduit slecht. En live viel hij me enorm tegen. Hij was nors en ongeïnteresseerd, zijn zang was niet om aan te horen. Dan vond ik Maarten van Roozendaal beter. Ken je hem niet? Hij is helaas overleden, maar hij was een unieke zanger, à la Bram Vermeulen maar nog intenser, nog meer gedreven, zoals Jacques Brel. Zijn ‘Mooi’ werd vorig jaar door een panel van Nederlandse muzikanten verkozen tot mooiste Nederlandstalige liedje aller tijden. Hij was zelf in elk geval de beste vertolker van zijn eigen nummers.
»Een jaar of zes geleden heb ik Paul McCartney gezien. Vond ik aardig zonder meer, al heb ik ook beelden gezien waarop hij uitstekend zong. Roxy Music en Steve Miller heb ik gezien. Het eerste optreden van Queen dat ik bijwoonde, mét Freddie Mercury, vond ik fantastisch. Toto vond ik heel goed: professioneel, muzikaal perfect en naadloos maar toch ook rauw en bezield, en een fantastisch geluid. Kiss vond ik goed. David Bowie had ik graag gezien, maar dat is niet gelukt. Ik had het druk, en soms vielen zijn optredens hier samen met de mijne.»
HUMO Dit is echt bizar: je vernoemt bijna allemaal artiesten die ik nooit met jouw muziek zou associëren. Heb je Leonard Cohen ooit live gezien?
DE GROOT «Nee. Die vind ik helemaal niks.»
HUMO (verbijsterd) Oké. Ik heb de indruk dat jij als tekstschrijver net zoals Leonard Cohen neigt naar miniaturen: je zoomt in op het persoonlijke en op sfeervolle details. Van hete hangijzers zoals de val van de Berlijnse Muur, de Brexit, Trump, Poetin en ander wereldleed lijk je weg te blijven.
DE GROOT «Ik heb wel gezongen over de oorlog in Vietnam, in ‘Welterusten meneer de president’. Toen zei ik tegen To: ‘We kunnen niet zwijgen, we móéten hier iets over zeggen.’ Toen bedacht Lennaert een originele invalshoek: een sarcastisch slaapliedje voor president Lyndon Johnson: ‘Slaap maar lekker in je mooie witte huis / Denk vooral niet aan die zesenveertig doden / die vergissing laatst met dat bombardement / En vergeet het vierde van die tien geboden / die u als goed christen zeker kent’.
»Ik ben altijd bang geweest om open deuren in te trappen als ik over hete hangijzers zong. Ik wilde niet vervallen in clichés, of modieus herhalen wat al in het nieuws was. Ik heb wel gezongen over fundamentele zaken zoals het milieu, zoals in ‘Lente’ en in ‘Aarde’ op ‘Windveren’. Voor ‘Aarde’ waren de recente natuurrampen mijn uitgangspunt. Wij mensen zijn zo egocentrisch, en we denken snel: wat erg voor Moeder Aarde. Maar uiteindelijk zullen wíj het slachtoffer zijn. ‘Wij denken dat de aarde dom is’: toen ik die zin bedacht, wist ik: dit is de juiste invalshoek om dooddoeners te vermijden.»
HUMO Wat heeft het mooie ‘Piëtà’ uit 2015 geïnspireerd?
DE GROOT «De rembrandteske foto die in 2012 de World Press Photo Award had gewonnen. Daarop zie je een gesluierde vrouw in Jemen met een gewonde of stervende man, wellicht haar zoon, op haar schoot. Zoals Jezus op de schoot lag van Maria. Zoals de piëtà van Michelangelo. Zij probeert moederlijke troost en heling te bieden, wellicht tevergeefs. Ik vond het een heel aangrijpende foto. Ik bedacht dat het in mijn geval andersom is. Ik probeer mijn moeder te troosten: ‘Maak je geen zorgen over mij. Het gaat goed met me. Ik hou jou vast op mijn schoot’ – de zoon troost zijn moeder. Die omkering vond ik een mooi uitgangspunt voor een lied.»
DE JANUSKOP
HUMO Je moeder is in Indonesië gestorven toen jij net één jaar was. Je hebt al een paar keer over haar gezongen: versterkt zo’n nummer de emotionele band met iemand die maar zo kort in je leven is geweest, of helpt het niet?
DE GROOT «Toen ik aan ‘Hoe meer ik dichterbij kom’ begon, nog een song op ‘Windveren’, drong één zin zich aan me op: ‘Kijk, mama, kijk!’ Zoals een kind dat aandacht vraagt voor iets wat het kan. Ik zocht als het ware contact met mijn moeder in het hiernamaals – waarin zij wel gelooft maar ik niet. Waarop de rest van die tekst zo uit mijn pen vloeide, vanzelfsprekend en onontkoombaar. Toen ik uit die roes ontwaakte en hem herlas, dacht ik: wauw, dit is erg goed.
»Sorry, dat neigt naar narcisme. Maar je hebt erom gevraagd (grinnikt).»
HUMO Bono van U2 zei eens dat het wereldwijde succes dat hem te beurt viel bíjna volstond om het enorme gat in zijn hart te dichten dat de voortijdige dood van zijn moeder had geslagen. Heb jij een soortgelijk gevoel?
DE GROOT «Nee. Daarvoor is mijn moeder te jong gestorven. Ze is te abstract. Ik voel een gemis, maar ook dat is vaag en abstract. Wat ik wél weet: je kunt op een heel primitief en intuïtief niveau iemand missen die je nooit bewust hebt gekend.»
HUMO Is er een nummer dat anders voelde wanneer je het zong, de laatste jaren, omdat je perspectief veranderd is?
DE GROOT «Ja, ‘Testament’. Enerzijds straalt het een grote maturiteit uit, zo lijkt het toch. Anderzijds was ik piepjong, tweeëntwintig, toen ik het voor het eerst zong. De laatste jaren bracht ik het afstandelijker, meer als observator. Want dat jongensachtige ben ik natuurlijk kwijt.»
HUMO Die Bob Dylan over wie we het net hadden heeft een nummer dat ‘The Times They Are A-Changin’’ heet. Met welke recente evolutie in deze moderne, turbulente tijd heb jij de grootste moeite?
DE GROOT «Met het gebrek aan respect. De hufterigheid neemt elke dag toe, op zowat alle vlakken, lokaal en internationaal. Dat je de ander in zijn waarde moet laten, dat je eerst moet luisteren voor je iets bekritiseert of verguist – dat besef smelt weg.»
HUMO Wat was de onverwachtste reactie die je ooit van een fan kreeg?
DE GROOT «Na een optreden werd ik eens aangeklampt door een vrouw die beweerde dat ze mediamiek was. Ze zei: ‘Ik heb uw moeder achter u zien verschijnen op het moment dat u in ‘Moeder’ zong: ‘Haar ogen zijn mijn ogen.’’ Ik ben agnost, dus ik geloof niet per se in een hemel. Normaal zou ik geen enkele waarde hechten aan zo’n bewering. Maar, toevallig of niet, op dat precieze moment op het podium had ik kippenvel gekregen. Dat gebeurde anders nooit: ‘Moeder’ is een gevoelig nummer, maar ik had het al honderd keer gezongen.
»Het is trouwens nóg een keer gebeurd dat iemand tegen me zei: ‘Je moeder staat achter je.’ En die persoon voegde eraan toe: ‘En ze heeft een herdershond bij zich.’ Mijn moeder hád een herdershond, maar dat wist buiten de familie niemand.
»Anders, lichtvoetiger, was die keer dat een jongetje van 12 zijn ouders had meegevraagd naar een optreden van mij: ‘Dit móéten jullie gezien hebben, pa en ma. Die man is zo goed!’ Dat vond ik frappant. Normaal zijn het natuurlijk de ouders die hun kroost met mijn muziek kennis laten maken.»
HUMO Drie jaar geleden kondigde je aan dat de toen geplande optredens met Vreemde Kostgangers je laatste zouden worden. Door corona, de ziekte van George en het overlijden van Henny in 2022 is jou een écht officieel afscheid ontnomen. Je zou in Carré in Amsterdam een residency van pakweg een dozijn optredens kunnen geven, als écht slotakkoord.
DE GROOT «Dat zal ik zeker niet doen. Het zou niet goed zijn voor mij en evenmin voor mijn directe omgeving. De laatste jaren kreeg ik almaar meer stress in de aanloop naar een tournee: een rothumeur, slapeloosheid...»
HUMO Merkwaardig. Ik zou denken: hoe meer ervaring, hoe minder stress.
DE GROOT (kurkdroog) «Dat zou je denken, ja. Maar ervaring heeft een januskop: door de jaren heen leer je ook wat er allemaal fout kan gaan (lacht). Bij mijn laatste tournees dacht ik aan het eind telkens: pfff, dit was uitputtend en stresserend, al die lange ritten en die slopende voorbereiding, maar het was ook heel mooi, alles is goed gelukt. En bij elke volgende tournee dacht ik: o jee, deze keer moet het nog beter zijn. Het werd een soort obsessie.»
HUMO Daar heeft Bob Dylan duidelijk geen last van.
DE GROOT «Nee (lacht). Maar ik dus wel: zal het wel lukken, zijn mijn nieuwe nummers wel goed genoeg, val ik niet te veel in herhaling? Ik wéét dat ik het kan, en toch is er die angst. Zoals Lennaert vijftig jaar geleden al schreef: ‘De last van het verleden / weegt loodzwaar op je rug’. Dat is misschien al te dramatisch en zwaarmoedig, maar er zit een kern van waarheid in.
»Plus: ik heb met hoofdletters aangekondigd dat ik niet meer zou optreden, het kwam zelfs op het journaal. Dat kan en wil ik niet herroepen. De eerste keer dat ik op televisie kwam, zong ik een liedje over trouwen, de laatste keer dat ik op televisie zong, bracht ik het nummer ‘Scheiding’. Heel toepasselijk. Ik hou van cirkels.
»Nee, het is mooi geweest. Ik kom niet op mijn beslissing terug.»