Caro Bridts

 Beeld Wim Van Cappellen
Caro BridtsBeeld Wim Van Cappellen

arm onder de kerstboom

Caro moet het met minder doen in de feestdagen: ‘Als er op het einde van december iets overblijft, is er misschien ruimte voor een cadeautje’

Eindejaar! Uit de fjorden is het mooiste zalmhaasje ontvoerd, uit Pouilly-sur-Loire de elegantste druif, uit het diepvriesvak van Delhaize de meest obese zak kroketten. Eerst schransen, dan dansen: zo lopen we straks 2023 in. Maar hoe voelt december voor wie het ‘saldo ontoereikend’-bliepje als stalker heeft? Sinterklaas, daarna Kerstmis en eindejaar, de wijnbespatte feesten en de grote geschenken, het geluk en de gezelligheid: hoe gaat dat, als je geen cent te makken hebt? Humo vroeg het aan vier mensen die in armoede leven.

Jeroen Maris

Er is koffie, er zijn twee honden die loyaal rond hun baasjes cirkelen en er is Caro Bridts (58). Zonder restjes twijfel in de stem praat ze over haar leven waarin lang alleen richtingaanwijzers naar armoede stonden. Nu oogt het kleuriger: samen met Chantal (55), haar partner, heeft ze in Brakel een huis kunnen kopen. Al blijft het geluk nukkig: de afgelopen maanden moest Caro chemotherapie ondergaan – er was een lymfoom bij haar vastgesteld.

CARO BRIDTS «De behandeling, de medicijnen en de doktersbezoekjes kosten me maandelijks zo’n 500 euro. Ik prijs me gelukkig dat we zo goed verzekerd waren, want zelf zou ik dat geld nooit kunnen ophoesten. Zonder die verzekeringen hadden Chantal en ik het huis al lang moeten verkopen.»

‘De kansendans’, een theaterstuk over armoede dat vorige week dinsdag in première ging en de volgende maanden in zalen in heel Vlaanderen te zien zal zijn, is gebaseerd op het levensverhaal van Caro. Een roerige rit is het al geweest, een lawaaierige kettingbotsing van ongeluk en ontgoocheling.

CARO «Mijn eerste herinneringen zijn nochtans idyllisch. Mijn ouders werkten als arbeiders in een steenfabriek. Tijdens de vakanties gingen mijn broer en ik mee naar het werk en speelden we gewoon daar, op de terreinen van de fabriek. Ik vond dat heel plezierig: ik was bij mijn ouders, en mijn ouders waren bij mij.

»Alles veranderde toen mijn moeder een café opende. Ze leerde er een nieuwe man kennen, mijn ouders gingen uit elkaar en mijn broer en ik verhuisden met mama mee naar Wallonië. Na zes maanden zwaaide mijn vader met een brief van de jeugdrechtbank: één van de twee kinderen moest naar hém. Mijn mama stopte een valieske in mijn handen en zei: ‘Salut!’ En ik moest naar mijn vader en zijn toenmalige vriendin van 120 kilogram. (Verontschuldigend) Het is niet netjes dat ik dat laatste er steeds bij vermeld, maar ik kan het niet helpen: ik zie nog altijd die grote, brute, intimiderende gestalte voor mij. Enfin, mijn vader woonde samen met die vrouw in Mechelen. Ze baatten er samen een bordeel uit, en daar kwam ik dus terecht.

»Er was geen geld en ik kreeg nauwelijks te eten, laat staan dat er ooit nieuwe kleren gekocht werden. En dus zocht ik als kind zelf naar oplossingen. (Klein lachje) Ik was één van de beste dieven van de regio. Uit winkels pikte ik broeken en schoenen, en die droeg ik dan op school. Daarna verstopte ik die spullen in een bos. Voor eten ging ik langs de groente- en fruitveiling: daar kreeg ik altijd wat toegestopt.

»Het was plantrekkerij, ja. Ik heb mezelf opgevoed. Kinderen uit een doorsnee middenklassegezin leren te leven. Kinderen in zware armoede leren óverleven. Die hebben in hun hoofd geen ruimte om al die vaardigheden op te pikken die je later in de grote wereld nodig hebt. En daar worden die kinderen op jonge leeftijd al zwaar voor afgestraft. Want als lagereschoolkind kon ik het natuurlijk nog niet benoemen, maar ik voelde het wel heel scherp aan: ik werd afgerekend op mijn thuis. Ik was het kind van marginalen, ik woonde in een hoerentent waar zatlappen thuis waren en de politie om de haverklap aan de deur stond, en dus kón ik toch niet deugen? (Schudt het hoofd) Dat snijdt diep, hoor. Ik vind het pervers, een kind verantwoordelijk stellen voor de situatie waarin het opgroeit, maar het is wel wat voortdurend gebeurt. De samenleving moet daar echt veel attenter in worden. Geen enkel kind wil in armoede leven, hè, geen enkel kind kiest voor ellende.»

Aanvankelijk kruipt er iets balorigs in Caro: ze verzet zich tegen de uitsluiting en het pesten en aarzelt niet om op het schoolplein haar vuisten te gebruiken.

CARO «Daardoor kreeg ik ook nog de naam een agressief kind te zijn. Later ging ik helemaal de andere kant op. Ik keerde mijn blik naar binnen, trok me volkomen terug in mezelf. Ik was ervan overtuigd dat niemand me wilde, dat niemand me graag zag en, veel erger nog, ik begon te geloven dat dat terécht was. Ik gaf het op. En als je overal weggeduwd wordt, heb je niets meer te verliezen. Bij mijn eerste zelfmoordpoging – er zijn er meerdere geweest – was ik nog een jong kind.»

Ook thuis zweren kilte en geweld samen. Haar stiefmoeder laat Caro misbruiken door klanten van het bordeel.

CARO «Mijn vader stond erbij en keek ernaar, psychisch zo ver heen dat hij zich nauwelijks realiseerde wat me werd aangedaan. Mijn toenmalige stiefmoeder legde me dat misbruik uit als iets moois: ‘Dat zijn mannen die u graag zien.’ Herhaal dat telkens weer en een kind gelóóft dat, hè. Hetzelfde met het fysieke geweld dat ik moest ondergaan: als dat als kind je realiteit is, geloof je dat dat een lógische realiteit is, want het is de enige die je kent.

»Dat ik nog altijd de neiging heb om impulsief met geld om te gaan, heeft voor een stuk te maken met dat misbruik uit mijn kindertijd. Mijn stiefmoeder kreeg daar geld voor en dus vond ik centen iets vies – iets waar een mens zo snel mogelijk van af moet zien te komen. Meer dan veertig jaar later dien ik mezelf nog altijd in te prenten dat ik een winkelkar niet zomaar mag volgooien. Enfin, Chantal prent me dat in (lacht). Zij is de bedachtzame van ons tweeën, degene die zegt: ‘Néé, Caro, dit kunnen we ons nu niet veroorloven.’»

Caro wordt als tiener in een pleeggezin ondergebracht, belandt later in de psychiatrie en laat zich door alcohol omhelzen.

CARO «Als twintiger was mijn ontbijt: een fles whisky. Het was de ultieme vlucht. Gelukkig heb ik me op een bepaald moment gerealiseerd dat het zo niet verder kon, en toen ben ik van de ene dag op de andere gestopt. Maar alles bij elkaar heeft het me dertig jaar gekost om te geloven dat het wél wat kon worden, dat leven van me. Ik heb veel te lang gedacht dat die grote, bozige stempel op mijn voorhoofd daar terecht stond: ‘Hopeloos geval’.

»Ik heb uiteindelijk tweedekansonderwijs gevolgd, maar in mijn geval klopte die term eigenlijk niet: die opleiding was mijn éérste kans! Want in mijn jeugd was er alleen de afwezigheid van mogelijkheden. De pure leegte.»

Nog altijd doet Caro het met beperkte middelen, maar in de grote thermometer van haar leven blijft het kwik wel klimmen. Er is werk – ze is aan de slag als ervaringsdeskundige bij armoedeorganisaties en geeft les – en er is liefde.

CARO «Chantal en ik wonen samen en voor het eerst in mijn leven is dat in een aardig, comfortabel huis. We hebben het gekocht, en dus is de lening afbetalen onze prioriteit. Dat heeft gevolgen, natuurlijk: het is vijf jaar geleden dat we nog op reis zijn geweest. En op café of restaurant gaan zit er niet in. Maar is dat érg? We zijn hier in de Vlaamse Ardennen, de mooiste streek van het land: het is hier prachtig wandelen en fietsen. Dát is mijn rijkdom.

»Ik ben ook gek op onze twee honden. Is dat wel verstandig, hoor je mensen zich afvragen, huisdieren eten en verzorging geven als je zelf over elke uitgave moet twijfelen? Maar moet dan álles in mijn leven kaal en sober zijn? Ik heb de liefde van Jay en Kay nodig. Da’s nog een gevolg van mijn jeugd: er zijn in mijn leven periodes geweest waarin ik meer aan dieren dan aan mensen had.»

Caro heeft een volwassen zoon uit een eerdere relatie, Chantal een volwassen dochter.

CARO «Als er op het einde van december voldoende overblijft, is er misschien wel ruimte voor een cadeautje. En anders zorgen we daar later wel voor. December is geen makkelijke maand, zeker niet als je het traditionele schema van Sinterklaas, Kerstmis en Nieuwjaar volgt. En bij mij komt daar nog bij dat m’n metekindje in december jarig is. Dus neen, aan het grote opbod van feesten en cadeaus doen we hier niet mee. Zeker nu niet: door mijn gezondheidsproblemen heb ik veel extra kosten gehad en we wachten met een heel bang hart op de eindafrekening van onze energieleverancier – die komt in april.

»Er zijn veel liefdadigheidsprojecten, maar… (Twijfelt) Eigenlijk ben ik daar niet zo gek op. Zo’n organisatie die een namiddag met Sinterklaas organiseert voor arme kinderen: ik vind dat mooi, en ik weet dat de intenties zuiver zijn. Maar toch voelt dat schouderklopje-vol-medelijden een beetje vernederend, het ‘Ocharme toch!’ dat uit zo’n initiatief spreekt. En vooral: er zou iets structureel moeten veranderen, zodat de Sint gewoon bij kinderen thuis komt. Dan kom je natuurlijk uit bij beleid. Onlangs werd er in ‘De afspraak’ op Canvas heftig gedebatteerd over daklozen. Ha, denk ik dan, de winter zet in, en politici en media ontdekken weer dat daklozen bestaan. Maar die zijn er het hele jaar door!

»De afstand tussen politiek en realiteit is gruwelijk groot. Onlangs hoorde ik op televisie een politicus zeggen dat de grootverbruikers de energiecrisis zullen betalen, in de volle overtuiging dat dat de rijken zijn. (Windt zich op) Het is net omgekeerd! De armen zijn de grootverbruikers, want zij moeten hun slecht geïsoleerde huisjes warm stoken, terwijl ze het geld niet hebben voor dubbel glas, warmtepompen en zonnepanelen.

»Het is in deze tijd haast een vies woord geworden, maar ik ben voor herverdeling. En dan bedoel ik niet dat de middenklasse moet geslachtofferd worden, hè. Maar dat er zo’n grote kloof zit tussen de extreem rijken en de extreem armen, vind ik wraakroepend. Ik ben als mens niet minder waard dan Marc Coucke. Ik heb evenveel recht op basiscomfort. Op kansen. Op geluk.»

We nemen afscheid. Jay vlijt zich vriendelijk tegen me aan, Kay – uit Spanje, hij werd er mishandeld – kijkt toe vanop een veilig afstandje. Straks mogen ze weer even de grote wereld in wandelen, maar eerst wil Caro nog iets kwijt.

CARO «Op een bepaald moment raakte ik bevriend met iemand uit de middenklasse. Dat werd bijzonder bevonden: Caro had een stapje hogerop gezet! Alsof ik een bewonderenswaardige prestatie had geleverd. En vaak krijg ik complimenten over m’n leven, en hoe ik dat weer helemaal op de rails heb gekregen. ‘Fantastisch, Caro! Zo knap dat dat je gelukt is!’ Dat is goedbedoeld, en tegelijk voelt het zuur. Want mijn levensomstandigheden zijn verbeterd, ja, maar ik ben niet iemand anders geworden. Wat mensen aangenaam aan me vinden – het schelmachtige, m’n gevoel voor humor, het recht voor de raap zijn, m’n jovialiteit – is er altijd al geweest. Maar het lijkt alsof dat nu pas gezien wordt. Dat klopt niet: ook iemand in armoede kan móói zijn. Een mens is niet z’n ellende.»

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234