Concertreview: De La Soul in Paradiso (Amsterdam)
In de kerk staat de uitwendigheid van rituelen in dienst van het inwendige geestelijke proces. Hetzelfde principe geldt voor een concert van De La Soul.
De avond begint met een existentiële crisis: de angst die ons bekruipt op het moment dat Dave (Jolicoeur) de show stopt en zich tot een enkeling richt: ‘Meneer, zou u ook mee willen doen?’ Er is sprake van een participatieplicht.
De La’s filosofie: shows worden niet ‘gegeven’, maar ‘ontstaan’ uit de synthese van artiest en toeschouwer. Gedurende de avond wordt de functie van eeuwenoude uitgekauwde hiphop-clichés langzamerhand aan de actieve concertganger geopenbaard: het (op het eerste gezicht) zinloze, flauwe en oppervlakkige uiterlijk vertoon - we hebben vanavond 53 keer moeten springen, 66 keer wild met de armen moeten wapperen en 78 keer teksten moeten scanderen - kan leiden tot een inwendige katarsis. De passieve scepticus zal zijn neus ophalen voor dergelijke rituelen, maar de gewillige participant krijgt de kans om iets te ontdekken.
De show is een collectief ritueel: de zaal dient als kerk en de MC’s (Master’s of Ceremony) zijn de doorgewinterde schreeuwende predikanten die het geheel in goede banen leiden en - als u ze de kans geeft - middels frivole poëzie, jolige pesterijtjes en komische uitspattingen u aan de hand nemen op het pad naar vergeten kinderlijke vreugde.
De muzikale achtergrond bestaat voornamelijk uit het eclectische knip en plakwerk van Prince Paul: een moeras van onorthodoxe muzikale kruisbestuivingen en talloze obscure samples. Een juridische nachtmerrie voor platenfirma’s. Vandaar: het gapende gat in het digitale hiphop archief. Uit frustratie plempten de proto-backpackrappers hun hele muzikale oeuvre op de bandsite. Deze mentaliteit plantte de kiem voor hun de laatste worp: ‘and the Anonymous Nobody…’ - een experimenteel Kickstarter-project dat door fans werd gefinancierd. De industrie werd buitenspel gezet (al hadden zij wellicht meer structuur aan de plaat gegeven). At last: synthese van artiest en toeschouwer.
Aan het einde van de show vindt er een existentiële crisis plaats bij de drie bebaarde corpulente Gen X’ers op het podium. Vergankelijkheid staat centraal. Er wordt stilgestaan bij het overlijden van generatiegenoot en Native Tongues kameraad Phife Dawg en tourmanager Cliff Whyte. Er wordt gemijmerd over hun eerste show op het Europese continent in 1988. Dat was ook hier, in Paradiso. De (inmiddels) hechte groep van anonymous nobody’s in de zaal knikt meewarig.
Het moment
Hiphop-hyena Redman was toevallig ook in Amsterdam en wordt plots het podium opgeduwd voor een voordracht van het gezamenlijke nummer, ‘Oooh’. Na afloop blijft hij vol bewondering naast het podium zitten om zijn muzikale stiefvaders te aanschouwen.
Quote
De ongeduldige Dave klaagt: ‘Dance, do something! You don’t have to be hip, you don’t have to be hop. Just move!’
Tweet