Concertreview: Django Django in de Ancienne Belgique
Even dachten we dat ze verdwenen waren in de duistere plooien van de popgeschiedenis. Maar na drie jaar stilte kwamen de heren van Django Django onlangs toch weer aankloppen met het behoorlijk amusante ‘Marble Skies’. Ook live sprankelen ze weer als een bruistablet in een glas water. Dat konden we proefondervindelijk vaststellen in de AB, waar de Britten de aftrap gaven van hun Europese tournee.
'De vier van Django Django doen nooit iets volgens het boekje, eenvoudigweg omdat ze het boekje nooit gelezen hebben.'
Je merkt het al aan hun groepsnaam: Django Django bestaat uit lieden die er een punt van maken alles twee keer te zeggen. Ze vonden elkaar aan de kunstacademie van Edinburgh, maar hebben de pest aan de term ‘artrock’. Het zijn muzikale omnivoren die zeer uiteenlopende invloeden in de ketel gooien en alles net zo lang laten pruttelen tot ze een retro-futuristisch stoofpotje op tafel kunnen zetten. De vier van Django Django dragen petten zonder oorkleppen en doen nooit iets volgens het boekje, eenvoudigweg omdat ze het boekje nooit gelezen hebben. Het zijn onbevangen bricoleurs die, zoals een kind in een snoepwinkel, alle lekkers uit vijf decennia popmuziek mee graaien dat een puntzak kan bevatten, en er vervolgens een veelkleurige burcht mee bouwen.
Een gediplomeerd bouwmeester zou hun knip- en plakarchitectuur weinig kans op slagen geven, maar gelukkig voor Django Django is muziek geen wetenschap. De auditieve constructies op hun titelloze debuut uit 2012 trotseerden probleemloos de wet van Newton, ook al combineerden de heren stijlen die op papier incompatibel leken. De plaat vond meer dan 100.000 kopers, werd genomineerd voor de Mercury Music Prize en zette menig feestje op zijn kop. Opvolger ‘Born Under Saturn’ bezweek helaas onder zijn eigen grandeur, maar zie: op ‘Marble Skies’ doen de ‘mad scientists of UK psych-rock’ weer waar ze het best in zijn en combineren ze rammelende indie met elektropop, flarden dance-hall, techno, prog en nog een handvol andere genres tot een onweerstaanbare soundtrack bij al uw huis-, tuin- en keukenactiviteiten. Nooit eerder heeft Django Django zo poppy en toegankelijk geklonken als op zijn nieuwe langspeler.
Zodra de groep in Brussel op het podium verscheen, was duidelijk dat alle ingrediënten die de fans enkele jaren geleden al aan het likkebaarden kregen –de falsetstem van frontman Vincent Neff, de naar Hot Chip neigende analoge synths, de wiebelende discobas, de pulserende beats– ook nu weer hun smaakpapillen zouden prikkelen. Vanaf het uitbundige ‘Marble Skies’, waarmee de set werd geopend, was het speelplezier, eclecticisme en variatie troef. Bassist Jimmy Dixon droeg een vocoderstem aan en tijdens ‘Tic Tac Toe’, een onwaarschijnlijke fusie van rave-voer, fifties rockabilly en Krautrock, voelde je tintelingen tot achterin de zaal. In ons boekje noteerden we ijverig adjectieven als ‘stuiterend’ en ‘springerig’ en dat zou de hele avond zo blijven. De enige twee nummers uit ‘Born Under Saturn’ zaten vooraan in de set, zodat de eerste helft vooral in het teken stond van het nieuwe materiaal.
‘Surface to Air’, een popdeuntje dat Rihanna-sferen verkende, moest het op het podium zonder gastzangeres Rebecca Taylor van Slow Club stellen, maar tegen het einde toe merkten we wél een Paard van Troje op, toen Neff achteloos een flard ‘Rapture’ van Blondie uit zijn mouw schudde. De grooves van ‘In Your Beat’ schroeiden gaatjes in de dansvloer, ‘Further’ was stompende synthblues en het euforische ‘Sundials’, gebouwd op een sample van Jan Hammer, lonkte met meer dan één oog naar The Beach Boys.
De tweede helft van het concert was voornamelijk gereserveerd voor publieksfavorieten uit de eerste plaat van Django Django. ‘Waveforms’ was, met drie van de vier bandleden op een keyboard, bedolven onder een dikke laag elektronica. Tijdens het met een exotisch riedeltje versierde ‘Skies over Cairo’ domineerde het ritme en was bijna iedereen op het podium met percussietuigen in de weer. Prijsbeest ‘Default’ –die koebel! die Bo Diddley-beat!– klonk iets minder verknipt dan de cd-versie, ‘Life’s a Beach’ werd aangezwengeld door een surfrockgitaar en in het door sirenes ingeluide ‘WOR’ hoorden we zowaar echo’s van Link Wray. Oud en nieuw kleefden dus naadloos aan elkaar.
De finale durven we, zonder enige overdrijving, wervelend te noemen. Toen ‘Champagne’ werd ontkurkt, smaakten de bubbels zowel naar de Spencer Davis Group als naar de Scissor Sisters (Django Django schrikt niet terug voor een beetje kitsch), terwijl ‘Silver Rays’ vooral een excuus was om de toeschouwers als kangoeroes op en neer te doen springen. Goed, de vocale tics van Vincent Neff –dat van Alan Vega geleende ‘Woow’-kreetje dat in iedere song minstens tien keer terug kwam, bijvoorbeeld- begonnen ons na een poosje serieus op de zenuwen te werken. Voor de rest hadden we echter geen klachten. Een avondje pretentieloze fun dat ons met een kamerbrede glimlach op het gezicht huiswaarts stuurde: in deze turbulente tijden is een mens met weinig tevreden.
Het moment
Tijdens ‘Skies over Cairo’ was ieder groepslid met percussietuigen in de weer en veranderde Django Django in een wervelende drumband.
Het publiek
had duidelijk zin in een feestje, zong alle nummers luidkeels mee en sprong op en neer als een kudde kangoeroes-on-acid.