Concertreview: Editors op Pukkelpop 2017
Donderdagavond op Pukkelpop: eerst Interpol, dan Editors. Zo ver van huis, en toch: in Kiewit werd de erfenis van Ian Curtis verdeeld.
Interpol, vertegenwoordigd door Paul Banks, en Editors, met aan het hoofd nog altijd Tom Smith. Beiden in een steeds verder wegdeemsterend verleden als erfgenamen, dan wel opvolgers van Curtis bestempeld. Een grafdelver in je keel huisvesten: het kan voordelen hebben, maar sinds 1980 komt het je vooral op hoge verwachtingen en hoge latten te staan. En dan maar springen.
Dat Interpol vòòr Editors geprogrammeerd stond, en dan nog wel in de Marquee terwijl Smith en de zijnen op het hoofdpodium aantraden, zou een mens kunnen doen besluiten dat de strijd vooraf al beslecht was op punten. Dat Interpol bovendien gekomen was om het succes van hun debuutplaat nog eens te herbeleven, pleitte ook al niet in hun voordeel. Maar wat daar tegenover staat: ze wéten dus wel wat hun hoogdagen waren, en ze zijn bovendien niet te beroerd om dat toe te geven. Editors deden op het hoofdpodium dan weer alsof élke plaat die ze ooit gekakt hebben meteen in platina eruit gekletterd kwam. 't Is moeilijk bescheiden te blijven, maar voor Tom Smith is het sowieso onmogelijk.
Maar tegelijk snap je ook waarom. Want voor hun passage op het hoofdpodium brachten Editors weer eens een volksverhuizing op de been zoals je die alleen in België kan zien. Letterlijk zelfs, want het is geen raadsel waarom Smith en de zijnen bijna jaarlijks uw zomer komen opleuken: de Vlaming heeft iets gezien in Editors dat elders onopgemerkt blijft, een boodschap die zich het beste laat vertalen in het Nederlands. Misschien is het wel net die onbescheidenheid die elke keer weer als een frisse bries je oren inwaait, die tegendraadse gooi naar grandeur die Smith zo soepel in de pols heeft zitten, dat balsturige grote gebaar van 'm. Dat beseffen Editors zelf ook wel: als decors hadden ze voor Pukkelpop een stel gigantische ventilators opgesteld waarvan we konden zweren dat we ze ooit al 'ns gezien hadden in de achtergrond van een Rammstein-concert, en toen bij het openingsnummer, het voorlopig nog plaatloze 'Cold', al meteen duchtig wat vuurwerk werd geknald wisten we wel zeker dat Tom Smith op 2dehands.be tegenwoordig de account van Till Lindemann bij z'n favorieten heeft staan.
Het gekke is dat het hen nog altijd niet misstaat, die overtreffende trap, en je bent er al helemaal niet meer door verrast als ze 'm al in het begin van het concert bestijgen om er vervolgens niet meer af te komen. 'Sugar' - met torenhoge, op wenkbrauwen beluste vlammen uit het podium - bevestigde de koers: groot zou niet genoeg zijn: gròòts, dat was het doel. En of dat vlotjes bereikt werd. Je kan inwendig wel kniezen bij de koerswendiging die Editors genomen hebben op hun paar laatste platen, maar die wil niet zeggen dat 'The Racing Rats', 'Eat Raw Meat = Blood Drool', 'Smokers Outside the Hospital Doors', en 'Munich' daarom mindere nummers zijn geworden, laat staan dat ze stiefmoederlijk gebracht worden - alsof dat oudere werk intussen een verplicht nummertje geworden zou zijn. Was het over the top? Kregen we vaak plaatsvervangende zenuwtics als we té lang onafgebroken naar Smith stonden te gapen? Ja, maar dat neemt niet weg dat we 'm desondanks wél geloven. Is het nodig om bòvenop je piano te gaan staan als je een hoge noot uit je keel wil halen? Nee. Twijfelen we eraan of Tom Smith dat thuis ook doet, als hij in de beslotenheid van zijn huiskamer op de buffetpiano een nummer instudeert? Ook niet.
Het is een sterktepunt én een zwaktebod. Want wat Editors moeilijk kunnen is: een song een song laten zijn. Als Smith na alweer een succesvolle zomertour - vijf keer Werchter, drie keer Pukkelpop en een dagelijkse namiddagshow in Plopsaland - thuis komt en z'n autodealer belt om nog maar eens een nieuwe Porsche te bestellen, kan hij het niet laten om de brave man op het hart te drukken dat hij 'toch écht wel die extra spoiler wil hebben' - bovenop de spoiler die er al op gemonteerd staat, welteverstaan. Dat zorgt ervoor dat nummers die ons op plaat Siberisch koud laten, donderdag heetten ze weer 'Oceans of Night' en 'Marching Orders', dat vanop het podium nog altijd deden, maar nu een rellerigheid meekregen die ze nog nét niet onuitstaanbaar maakte, en daardoor qua synthy gewauwel nòg harder aan Journey deed denken dan alle voorgaande keren.
Maar dan komt 'Papillon' weer, en denk je: 'oef'. En wordt 'No Sound But The Wind', een nummer zo rotgedraaid dat we er vanzelf mettertijd een antidotum voor ontwikkeld hebben, door Smith opgedragen aan Barcelona, en al wie er in bleef, en weet het sentiment ervan je tòch nog eens een zeldzame keer aan te porren, en je weet: er zijn erger dingen in de wereld dan verzaken aan je eigen kwaliteitscontrole. Beter nog: als je het maar vaak genoeg doet, hou je er zelfs een mérk aan over. Op dat vlak: Editors kwam, zag, en ging van quod erat demonstrandum.