Concertreview: Fleet Foxes (Ancienne Belgique)
'Ledigheid is des duivels oorkussen'; vrij vertaald is het dat wat Robin Pecknold zingt in het nieuwe ‘I Should See Memphis’. Omdat de zanger-gitarist geen naar zwavel stinkend beddengoed wil zijn, fluit hij nu de andere Fleet Foxes terug om opnieuw live te spelen. En dat deden ze vrijdagavond redelijk goed.
Blackpool is ook geen oord van verderf, toch niet volgens Jack Cooper, want op zijn soloplaat ‘Sandgrown’ bezingt de Engelsman mooi de charmes zijn geboorteplaats. Vanavond is de ex-frontman van de indiepopgroep Mazes kapitein van voorprogramma Ultimate Painting, een functie die hij deelt met Veronica Falls-kopstuk James Hoare. Samen proberen ze The Velvet Underground aan The Chills te koppelen, maar ze zetten soms iets te vaak koers richting middelmatigheid. Subtiel rinkelende gitaren zoemen wel lekker door de zaal, de ritmesectie is bij de zaak, en de samenzang klinkt melodieus. Alles schijnt dus in harmonie, maar net daarom soezen wij wel eens weg.
In vrede met zichzelf, dat was Fleet Foxes- uithangbord Robin Pecknold de voorbije vijf jaar bepaald niet. Tijdens de ‘Helplessness Blues’- tour zaten de Seattleites elkaar iets te veel in de baard, en de stekker vloog eruit. De oppervos geraakte de kluts kwijt, dumpte zijn gezichtsbeharing en zijn lief. Satan viel hem wel niet lastig, want stilzitten deed hij niet. In plaats van muziek te maken sjokte hij door Nepal, en toen hij Cultuurwetenschappen studeerde had hij tijd genoeg om ‘The Crack-Up’ van F. Scott Fitzgerald door te nemen. 'I realized that,in order to preserve something -an inner hush maybe, maybe not-I had weaned myself from all the things I used to love'. In zijn hoofd kijken kunnen wij niet, maar we vermoeden dat Pecknold door die passage de gitaar weer oppikte. En de derde langspeler van Fleet Foxes naar dat boek noemde.
‘Crack-Up’ lijkt op een lotusbloem; eenmaal de nummers hun schoonheid hebben prijsgegeven, bloeien ze nog heel lang. Door de bestuiving met free jazz en progrock zijn het wel niet de gemakkelijkste, en de groep opereerde vijf jaar onder de radar, maar toch blijft Fleet Foxes heel populair. De tot in de nok volgestouwde AB is vrijdagavond lijkt nog te klein. Fans brullen ooohoohs allerhande hard mee , en doen zo enthousiast handjeklap dat Pecknold zich afvraagt of ze de vossen niet verwarren met de marionetten van Roberto Martínez. De zanger en zo glijden even stijlvol door de arena als Kevin Debruyne en co. dat doen; grijzige geometrische figuren en sterrenhemels geven het in blauw en geel podiumlicht badende sextet mooi rugdekking. Het silhouette van Pecknold komt ook vaak in beeld; hij is de main man én entertainer.
‘I Am All That I Need / Arroyo Seco / Thumbprint Scar’ amuseert ons niet, ‘Naiads, Cassadies’ doet dat des te meer. 'Who stole the life from you? Who turned you so against you?', vraagt de voorman zich af. Hij staat weer in contact met zichzelf én de andere hondachtigen; bitterzoete keelgeluiden, elegante gitaarslierten krullen zich dankzij een ingestudeerd nummertje langs de balustraden een weg naar het plafond. Weetje: Naiaden zijn waternimfen uit de Griekse mythologie, en Pecknold is een echte waterrat. Over surfen zegt hij het volgende: 'Het is als het leven, denk ik. Er is niet altijd een perfecte golf, en je moet klaar staan om hem te pakken te krijgen.' ‘On Another Ocean (January / June)’ heeft wél de juiste toon te pakken, want die nieuweling groovet meer dan op plaat. En de rest van het nummer stoomt door als strijkijzers van een Moskouse droogkuis op de vooravond van de loting voor het WK voetbal. Later op de avond is het niet altijd bullseye, want van ‘Mykonos’ willen de Foxes te snel af, ivoor klinkt soms kaduuk, en het strottenhoofd van Pecknold zit precies niet altijd op de goede plaats.
Folkrock en barokpop zijn eigenlijk geen goede omschrijvingen voor deze muziek , want een hard/zacht-dynamiek à la Pixies horen we veel en graag. De gitaren hebben nu en dan iets van Sonic Youth, en heel soms klinkt het bijna even intens als The Swans. ‘Tiger Mountain Peasant Song’ en ‘White Winter Hymnal’ klinken straf, maar bij ‘Helplessness Blues’ is het terug naar af en daarna gaan de boeken dicht. 'The natural state of the sentient adult is a qualified unhappiness', lezen we nog in dat van Fitzgerald. Ongelukkig voelen wij ons na twee uur vossen zeker niet, maar echt écht blij zijn wij deze keer evenmin.