Concertreview: Flume op Pukkelpop 2017
De hoofdact van de derde Pukkeldag is idealiter de act die de mensen op weg naar huis of naar de camping moet doen denken dat ze aan het eind van de rit de allerbeste act out there hebben beleefd. In die perfecte wereld heeft zo'n act dan nog een gevaarlijk scherpe rand ook, en gaat er tegelijk iets beestig catchy van uit. Die hoofdact is dit jaar één man die zijn dromen elektronisch verklankt.
Er wordt over Flume - want dat is ‘m - gefluisterd dat hij op dit moment de hotste producer in the game is.
Ieder zijn parcours, en ik kom van bij Death Grips: veel zweet, een beetje bloed behoort altijd tot de mogelijkheden, er is een absoluut verbod ingesteld op tranen. Daar nog voor heb ik een loeier van een ouderwets concert meegemaakt van At The Drive In: kwade mannen die wat uit te drijven hebben en een lijn trekken. Waag het niet over die lijn te stappen, je riskeert het microfoonstatief van Cedric Bixler Zavala tegen je kop te krijgen.
Mochten de mannen van die groepen kleine jongens zijn die aan de kust een go-karreke voor een uur mogen kiezen, ze zouden gaan voor een trike-ligfiets of voor een gewonere go-car op vier wielen. Van Flume weet ik het nog zo niet. Volgens mij zou hij op de dijk - haar keurig geknipt, truitje losjes over de schouders geknoopt - de rockers volautomatisch, zonder te moeten trappen, voorbijzoemen met zijn waveboard waaraan een zitje en een voorwiel zijn vastgemaakt. Lekker trendy en bovendien très chill.
U merkt het, ik heb de lat van de verwachtingen laag liggen, en mijn zintuigen beginnen zelfs pas te werken als Flume ‘Get Free’ van Major Lazer met Amber Coffman inlast. Als hij daarna zelfs begint te drummen, een beetje zoals Phil Collins drumt in ‘In the Air Tonight’, maken mijn zintuigen meteen overuren, maar niet zoals ik het zou willen.
Ik heb ondertussen wel - zonder het al goed te beseffen - één van de kenmerken van Flume beet: als hij aan een knop draait, laat hij dat zien én horen, Als hij synth speelt ook. Straks, aan het eind, zal hij heel veel en vrij hard op zijn drum pads slaan.
Nog een Flume-kenmerk: hij wisselt mierzoete pop af met the real deal. Ik word blijer van iets gemanipuleerds oosters zoals het geweldige ‘Wall Fuck’ dan van een hit van Lorde en een track van Vince Staples die er wordt tussen gemixt. Tegelijk: zeker naar het einde toe - tijdens‘I’ll Never Be Like You’ met Kai - is de weide volledig mee, en een weide helemaal mee krijgen, dat doe je met goeie tunes. Logisch dus dat Flume die gewoon draait, zonder er te veel aan te komen. Toch blijf ik het meest genieten / wegdromen bij de tussenstukken: een overstuurde muezzin, een hit die onderbroken wordt door een instorting en dan weer herneemt.
Om het aan de hand van één song te vertellen: het gros van de ‘You & Me’-remix die Flume voor Disclosure maakte is niet aan mij besteed, maar de finale, waarin de muziek vertraagt zoals de stem van supercomputer HAL 9000 vertraagt in ‘A Space Odyssee’, die vond ik top.
Onlangs zei Mickael Karkousse van Goose in Humo: ’In Japan reageren de mensen heel anders dan bij ons. Ze worden altijd wild tijdens de breakdowns, en wanneer de beat opnieuw begon, zetten ze terug een stoïcijns gezicht op. De anticipatie is voor hen het hoogtepunt, terwijl elders de boel pas ontploft als we alles weer loslaten.’
Als het om Flume gaat, ben ik blijkbaar een Japanner. Daar valt mee te leven.
Omdat keep on twiddlin’ knobs in the free world niet echt bekt, blijven we in die vrije wereld voorlopig gewoon rocken, to the beat of niet to the beat.