Concertreview: John Cale (Peace Village, Mesen)
'Voetbal is oorlog,' zei Rinus Michels. Honderd jaar geleden was oorlog heel even voetbal: op Kerstmis 1914 kwamen Duitse en geallieerde soldaten - buiten medeweten van hun CEO's - samen in niemandsland om een sigaretje te delen, liedjes te zingen en een balletje te trappen. John Cale kwam dat in Mesen, diep in de Westhoek, op overweldigende wijze herdenken.
Alles peis en vree in Mesen, waar Duitse en Britse generaals exact een eeuw geleden een goed draaiend vleesverwerkend bedrijfje runden. De mannen die ze ter wille van enige meters grond de dood injoegen, waren 'Young, proud and... dead', aldus John Cale in de eerste beweging van het stuk dat hij speciaal voor de kerstbestanden geschreven had. Bij die eerste 'dead' verbeeldde zijn twintigkoppig orkest honderdduizend zielen, die in de lengte van het westelijk front uit de loopgraven opstegen. We hadden er dan al een ongemakkelijk zittende ouverture opzitten, met in de hoofdrol een bombardon. Popmuziek was het niet.
'John Cale bestond erin het hele 'Paris 1919' zo lek als een zeef te schieten, en uit de ruïnes een nieuwe plaat te bouwen. Ouwe koppigaard!'
Daarna kwam 'A Refusal to Mourn the Death, by Fire, of a child in London', een op muziek gezet gedicht van Dylan Thomas. Taai als de platen van Nico, vol gezoem - alsof er horzels door de tent vlogen - en broeierige leegte, met een log en onontkoombaar dreunend ritme: niet de mars van een regiment soldaten, maar de trage tred van het noodlot. Een groot verschil met deel drie, waar soulvolle blazers in dialoog gingen met de strijkerssectie en er een sprankel hoop door de wolken brak. Waren dit dan de kerstbestanden? Zou weleens kunnen. John Cale had een halfuur nieuwe, bijwijlen geniale muziek meegebracht naar Mesen. En dan moest het beste nog komen.
The Great Beer
Tijdens de pauze dronken we een Passchendaele, zo genoemd naar het West-Vlaamse plaatsje waar volgens 'In Europa' van Geert Mak 'zo'n zestigduizend man door pure verdrinking stierven, een kwart van de gesneuvelden'. Een kwart miljoen doden dus, om een lap grond in de buurt van Ieper: dat verdient natuurlijk een frisse pint. Zegt het bestaan van 'The Great Beer' Passchendaele, populair van de Westhoek tot in de Eén-soap 'Thuis', iets over de menselijke overlevingsdrang en haar door geen enkele diersoort geëvenaarde aanpassingsvermogen, of over het feit dat wij allemaal wolven zijn?
Of brengt het ene het andere mee? We hadden het John Cale willen vragen, maar die zat alweer klaar voor deel 2: de integrale opvoering van zijn oude succesplaat 'Paris 1919', uit 1973.
Was het nu '19, '79 of '89?
'Paris 1919' is, zeker in het licht van wat voorafging, een lichtvoetige plaat, een symfonische kunststukje
dat veertig jaar na verschijnen fris als een hoentje blijft klinken. Wij leunden alvast genoeglijk achterover - Passchendaele in de linkerhand, broodje kanonnenvlees rechts - om de strijkers over ons heen te laten walsen, maar dat was buiten John Cale gerekend: die bestond erin het hele 'Paris 1919' zo lek als een zeef te schieten, en uit de ruïnes een nieuwe plaat te bouwen. Ouwe koppigaard!
De eerste vier nummers bleef het grote podium zo goed als leeg. Een vier man sterk rockcombo spuwde wave, gitaarnoise en vette Chromatics-synths - beweeglijk en dodelijk efficiënt, pure guerrilla warfare met Cale voorop en op toetsen. De kort afgebeten zin 'Nothing frightens me more than religion at my door', uit het in oorsprong lieflijke 'Hanky Panky Nohow', kreeg onder andere daardoor een lading elektriciteit en venijn mee die we er nooit in hadden gehoord.
Na een ijzig 'Andalucia' mocht de rest het podium weer op, maar ook daarna viel slechts hier en daar een glimp op te vangen van de oorspronkelijke plaat. In het laatste halfuur leefde de componist Cale, zichtbaar blij dat hij nog eens zo'n grote speeltuin had, zich helemaal uit: met korte wenken en vaderlijke knikjes leidde hij z'n troepen door een wirwar van stijlen en aanvalstechnieken; de tent moest plat, en de tent ging plat.
'Half Past France', de enige song op 'Paris 1919' die rechtstreeks naar '14-'18 verwees, was nog een hoogtepunt. Het parlando van Cale legt sowieso altijd een wereld bloot die je met tegenzin betreedt, hier was dat het Frankrijk van na de oorlog; een helletocht vol echo en gezoem, en wanhoopskreten die de ene koude regenvlaag na de andere door de prettig verwarmde tent joegen.
En op het laatst was het, zoals dat hoort, feest: de slottrack werd grootstadsfunk met echo's van Brian Eno & David Byrne, met minutenlange chants van de drie backing vocalistes, en een schalkse grijsaard die het publiek opdroeg: 'Somebody take these ladies of the stage'. De 72-jarige Cale ging zowaar aan het dansen, en toonde zich een volleerd volksmenner die de hele tent ritmisch klappend rechtop kreeg: hadden wij nooit in hem gezien.
'Paris 1919' was in de heropbouw z'n onschuld kwijtgespeeld. Point taken. Cale bracht uitdagende, zoekende, tot nadenken stemmende muziek en bracht er een tent die allesbehalve vol doorgewinterde melomanen zat mee in vervoering. Het was, in één woord, briljant.
Dikke pluim ook voor GoneWest, dat er net als bij Einstürzende Neubauten in slaagde de herinnering centraal te stellen: sobere setting, minimum aan neveneffecten, overweldigende muziek. Als dit zo doorgaat, moeten ze binnen honderd jaar híérvoor herdenkingen gaan organiseren.