Concertreview: Kapitan Korsakov in Paradiso, Amsterdam
Kapitan Korsakov is een vleesgeworden kater, die bonkt tegen de binnenkant van uw slapen, het laatste overgebleven vocht uit uw grijze brein trekt en uw strot in een constante wurggreep houdt.
KKK is er voor de aspirant-beroepsalcoholist. Ze serveren een cocktail van luimige zotternij en sinister onheil bestemd voor de spring-in-’t-veld die er gulzig zijn dorst mee lest. Voor Pieter-Paul Devos staat steevast zijn ziel en zaligheid op het spel. Hij verpakt die ziel in iedere noot en kogelslingert die vervolgens door de zaal. Het geproest, gehijg en gegorgel gaat over gecorrumpeerde hartstocht, driftige manie en extravagante kolder. ‘Quicksand Surfer’ klinkt zo vol dat het lijkt alsof een leger van Devos-klonen de tekst schouder aan schouder mee staat te scanderen. Ook ‘Rhabid Ghawazi Shuffle’ passeert met branie.
Het Amsterdamse publiek kan vanavond echter het best beschreven worden als comateus. Schaapachtig nippen ze bier, zetten ze hun hoeven in de grond en laten ze ongegeneerd de darmgassen de vrije loop. Dood gewicht meezeulen vergt veel energie. Het vermoeit de ledematen en vertroebelt de geest. Prompt dwingt een technische hinderpaal de set tot staccato, dus gijzelt Kapitan Korsakov de aanwezigen op zijn trekschuit, terwijl hij met flink wat tegenwind voortploegt door de modder.
Pieter-Paul Devos is gezegend met een keeltje van schuurpapier en het monumentale ‘Spitting Over The Edge Together’ klinkt als het geluid van een autoalarm dat over de duinen wordt meegevoerd door een onstuimige zeebries. PPD’s trillende huig wordt van context voorzien door een heupwiegende baslijn die is gemarineerd in ‘Superfuzz’ en ‘Big Muff’. Die prachtige hymne is overigens het derde nummer op het laatste meesterwerkje, ‘Physical Violence is the Least of my Priorities’. Een plaat waarvoor het drietal vertoefde in de Electrical Audio-Studio’s van Steve Albini - de legendarische plaatjesmaker die zowel Nirvana en Pixies als Cocaine Piss en (jongere stiefbroer) Raketkanon door zijn mengpaneel heen joeg.
Afgelopen zomer zag ik Raketkanon in de buurt van Genk een middelgrote festivaltent vakkundig tot ontploffing brengen. Ik krabbelde iets op over ‘verwijde pupillen’ en ‘knappende speekselbelletjes in mondhoeken’. Dat is waar Pieter-Paul Devos tot in staat is. Het gevoel van urgentie is niet slechts te danken aan de exorbitante hoeveelheden feedback waar gortdroog keelgeluid in zwemt. ‘Caramelle’ is een zoete, doch urgente oorwurm, die door blijft zeuren op de weg naar huis. Tijdens ‘Midnight Gardens’ waant Devos zich voor even Elliott Smith met een backing band en op het einde draaft de absolute parel ‘In The Shade Of The Sun’ - uitgevoerd met een extra bassist - door tot een fenomenaal crescendo.
Vanavond bezwijkt Korsakov’s trekschuit haast onder het dode gewicht uit de zaal. Bij wijze van repliek lanceert Devos venijnig een compacte spuugklodder - een statement verpakt als precisiebombardement - richting één van de schapen in de zaal, gevolgd door een handkus en een geluidloos: ‘Alstublieft’. Daarmee is voldoende gezegd, lijkt me.
Het moment
Tijdens het beklemmende ‘Cozy Bleeders’ vindt er een rituele slachting plaats in het bovenzaaltje van Paradiso.
Quote
Devos: ‘Ik wil geen applaus horen als we klaar zijn. Of beter: één klap.’
En zelfs daar wordt niet naar geluisterd.