Concertreview: Nick Cave & The Bad Seeds in het Sportpaleis
Nick Cave en zijn Bad Seeds: dat mooie, móóie bondgenootschap van op hetzelfde moment menstruerende mannen die zwijgen verkiezen boven praten, en muziek maken boven zwijgen.
‘Heeft Oscar nog lang gehuild?’ Net voor ze zich de werkweek uit en het Sportpaleis in haastten, belden gearmde paartjes met jachtige stem de babysit. Het was de aandoenlijke nervositeit van jonge ouders aan het begin van een avondje uit, ja, maar ook een door een diepe, onuitspreekbare kennis geschraagde kwetsbaarheid: geluk wil alleen op de borrel komen als weerloosheid mee mag. Je wilt niet denken aan wat Nick Cave heeft meegemaakt, bedoel ik. Maar het stond in de krant, dus je kunt niet anders.
Alles wat je wist over Nick Cave was waardeloos geworden sinds de dood van de 15-jarige Arthur, zijn zoon die van een klif de eeuwige ruis in viel. De prachtige platen, de springerige biografie, de als volle wijn inkickende optredens: mocht het allemaal nog wel bestaan? Kan een concertzaal nog kuuroord worden als vooraan een man staat te zingen die een kind uit zijn lijf heeft moeten snijden?
Ja dus. Cave begon vrijdagavond in Antwerpen ‘Anthrocene’ te declameren, zijn Bad Seeds zetten het op een zielsontroerend weeklagen, en je wist: hier staat iets op het spel. All the fine winds gone / And this sweet world is so much older / Animals pull the night around their shoulders / Flowers fall to their naked knees / Here I come now, here I come’. Muziek was ooit de veerpont geweest waarop Nick Cave kon wegvaren van drugs, kwaadaardige sirenes en uitgeteerde liefdes, maar nu is het het enige bootje dat hem in beweging houdt, de reddingssloep. De dood hing al in zijn murder ballads, in élk liedje eigenlijk waarin hij fluisterde over vrouwen of gromde over God, maar nu was ze hem echt komen bijten. Giftige rattentandjes in zijn huid. ‘It's a long way back and I'm begging you please / To come home now, come home now’.
'Kan een concertzaal nog kuuroord worden als vooraan een man staat te zingen die een kind uit zijn lijf heeft moeten snijden?'
De hond in de muil kijken is de enige optie voor Nick Cave, en dus speelde hij haast alle nummers vanop ‘Skeleton Tree’, de plaat van na zonsondergang. In ‘Anthrocene’, ‘Jesus Alone’ en ‘Magneto’ voerden etherische schoonheid en de bloedsomloop afknellende pijn hartverscheurende coalitiegesprekken. Dat je daar bij mocht zijn, dat je daar naar mocht luisteren, dat je mee mocht drinken van dat glas troebele trappist, was een grimmig cadeau. Het had niets met obsceen voyeurisme te maken, of met uit een catalogus gekozen sentiment: Nick Cave raakte iets aan dat jarenlang op de bodem van je ziel had liggen sterven. Wie woorden vindt voor ‘Girl In Amber’ en afsluiter ‘Skeleton Tree’, heeft te hard gezocht.
Met ‘I Need You’ zette Cave nog zo’n wielklem op je hart – meer nog: op wie je tot dan was geweest. Op ‘Distant Sky’ zong de Deense Else Torp mee vanop het videoscherm. Twee momenten die het dagboek ingaan: dat waarop Cave inviel met trillende stem, en dat waarop Warren Ellis met dat luguber mooie lijntje viool een onmisbaar orgaan uit mijn lichaam verwijderde – ik schrijf u deze woorden vanop intensieve, maar voor het overige gaat het goed.
Danken we trouwens God en zijn collega’s van de religies op belendende percelen voor het bestaan van Warren Ellis. ‘From Her To Eternity’ was een kerkdienst, nee: een koningsdrama, met Ellis die de Bad Seeds voorging in verliefde razernij. In ‘Tupelo’ werden hun instrumenten stemmen. En ‘Jubilee Street’ had je al zinsverbijstering gedoceerd in vijf hoofdstukken en een half, toen Cave zich ook nog eens achter de piano zuchtte - en niet om er een paar lijntjes belegen bladmuziek te spelen. Ach, Nick Cave en zijn Bad Seeds: dat mooie, móóie bondgenootschap van op hetzelfde moment menstruerende mannen die zwijgen boven praten verkiezen, en muziek maken boven zwijgen. Ze weten hoe elkaars verdriet ruikt. Cave over Ellis: ‘Hij is goed, hè? Elke avond móét ik ‘m een keertje knuffelen. Soms zelfs twee keer.’
Nick Cave is zelfs mooi als hij blundert: uitgerekend ‘Into My Arms’, dat gifpilletje dat hij de afgelopen decennia toch al enkele keren heeft gerepeteerd, zette hij met de verkeerde zin in. Hij kwam met een opvallend luchtige, lieflijke versie – meer gezellige cocktailjazz dan de ziel renoverende punk. En maar goed ook: je kan niet eeuwig uit hetzelfde gat bloeden. Even was Nick Cave de Spice Girl die de jonge Werther had kunnen redden.
Ja, het leek goed om voorzichtig weg te wandelen van ‘Skeleton Tree’, om Nick Cave tomeloos te laten voetjevrijen met de oude opwinding van ‘Red Right Hand’ en ‘The Mercy Seat’. Toch: geen lettergreep klonk nog onschuldig, geen gitaarakkoord stond nog vast. Het drama en de schoonheid dansten op één tegel. Ook ‘The Ship Song’ had andere kleren aan, maar behield wel z’n muntadem van tederheid.
In de bisronde koos Cave voor de limonadevertolking van ‘The Weeping Song’, de pure rum-versie van ‘Stagger Lee’, en tenslotte voor het wonderdrankje ‘Push The Sky Away’. Push. The. Sky. Away. Als je eerder op de dag toevallig vergeten was je condoom tegen de werkelijkheid aan te trekken, was je het haasje.
Meer dan ooit, zo besefte het huilende en juichende Sportpaleis tegen die tijd, heeft Nick Cave onze tederheid nodig. Al in ‘Jesus Alone’, nummer twee op de setlist, tastte hij naar de eerste rijen. En u, u tastte terug, met zachte, begerige handen, gulzig het braille op zijn lichaam lezend. Uiteindelijk zou Cave het publiek induiken, en zelfs naar een cameraplatform halverwege de zaal crawlen, om in de bissen te eindigen met tientallen met appelflauwe flirtende fans op het podium. Er zat niets tsjeverigs aan dat moment, het was geen solden in zijn toverdoos van concerttrucjes: Cave kon niet anders, hij móést een warm bad.
Wat hebben we nu eigenlijk gezien? Ik denk: een man die zich weer bij elkaar heeft moeten puzzelen, met een stukje minder dan voorheen. Een man die al drie tintenkillers heeft leeggewreven over zijn verdriet, en het nog altijd sardonisch ziet grijnzen. Een man die niet meer zingt en danst omdat hij toevallig het talent mist om een begenadigd accountant te worden, maar omdat dat de enige patrijspoort is waar hij nog iets door kan zien.
En wat betekende dat voor u en mij? Iets hoogstpersoonlijks, geloof ik. Iedereen zag hetzelfde concert, maar reisde naar een andere windstreek. In het Sportpaleis werden vrijdagavond bladzijden omgeritseld, zieltjes geperforeerd, huwelijksgeloften hernieuwd, relatiebreuken bestendigd, bloedbanen heropend, verdriet een onsje lichter of zwaarder gemaakt, levens veranderd.
Kutklif.