Concertreview: Pascal Deweze in de Begijnhofkerk
'Als ik weet dat iets kan mislukken, doe ik het', poneerde de betweterige belpop-artiest Pascal Deweze onlangs. En dus aanvaardde hij het aanbod om tijdens het Brusselse BANG!-festival op te treden. In een kerk, met door Pieter Bruegel De Oude geïnspireerde muziek. Gewaagd? Zeker! Maar was dat ook niet ietsepietsie tegen beter weten in?
Allesbehalve vanzelfsprekend is het, ‘De huik naar de wind hangen’ omzetten in geluidjes. En die dan nog eens allemaal in D spelen. Tant pis, want beeldend kunstenaar-muzikant en gastcurator van dit rondreizende kunstenfestival Joris Van De Moortel laat élke uitgenodigde muzikant een spreekwoord van het Bruegel-schilderij ’12 spreuken op borden’ in één akkoord verklanken.
Ook Clara Lissens en Yasmin Van der Rauwelaert hadden dinsdagavond slechts de keuze tussen D majeur, D mineur, D sus 4, D sus 2, D verminderd en D overmatig. Uitbundig waren zij als De Batteries aanvankelijk niet, want lieflijk plingelende Casio’s en Korgs openden het mini-concert. Dat geplonkeplonk werd in een loop gezet, en vervolgens geambeteerd door lichtjes venijnige flarden percussie. Wat later bemoeide een goedzak van een orgel zich ermee, en door de gastbijdrage van de Italiaanse opera- zangeres Carla Genchi klonk het allemaal een beetje als Coco Rosie. Er zijn groepjes met slechtere referenties. “Het lijkt hier wel een repetitie die niet gebeurd is”, merkte Van De Moortel twintig minuten eerder op. Het moet gezegd worden: veel volk was er niet. De toeschouwers die naar Mathias MU luisterden waren letterlijk op de vingers van twee handen te tellen, en dat is zonde. Met Chromatics- achtige keyboardlijnen, vocoderstemmetjes en italo disco- beats, speelde de Antwerpse graficus best wel leuke, zomerse chillwave. Wel jammer dat hij op een gegeven moment zijn gedragswetenschappelijke analyse ‘I speak soft, you speak loud’ uitentreuren herhaalde. Toen leek MU even op een karamellenverzen neerkribbelende slacker. New Root Canal, dat is Rufus Mich, en die is op zijn beurt de zoon van de voor eeuwig en altijd ass kickende Fluxus- kunstenaar Ludo Mich. Even sturm und drangerig als zijn vader begon hij eraan. Mellow synthdrones deinden mee op rikketikkende ritmes. Ondertussen rhymede, shoutte de jonge Mich zich een weg door zijn krakende en ruisende acid-en krautrockerige electropunk- nummers. Die afwisselend swingend en psychedelisch klonken. En altijd straf. Zo straf zelfs, dat we er zowel Chrome, Alan Vega, John Carpenter en Eric B. & Rakim in herkenden. Als New Root Canal iets meer een eigen smoel krijgt, komt het zeker goed.
“Succes is voor mij niet voor een groter publiek spelen, maar een betere muzikant worden”, opperde Pascal Deweze onlangs nog. Good for him , want ook zijn concert lokte slechts een tiental nieuwsgierigen. En warme zonnestralen gloorden er ook al niet meer door de glas in lood ramen van de bijna vierhonderd jaar oude gotische kerk. Toch merkte ook de - in een opvallend beeld vereeuwigde- profeet Johannes de Doper dat Deweze en zo in vorm waren. Ze brachten geen countryblues, kunstzinnige pop, scheve soul of een hommage aan Clo-Clo. Wél hoorden wij een halfuur durende, avontuurlijke soundscape. En zagen wij dertig minuten lang een bende eigengereide muzikanten aan het werk. Getalenteerde en veelzijdige muzikanten, want de contrabas van Tim Vandenbergh klonk bijna de hele tijd als een gitaar op een ambientplaat van Stars Of The Lid. En als Vandenbergh zijn instrument toch eens als een echte bas liet klinken, leek hij te solliciteren voor een stek in een stonerrock- band light. Art brut; die moeilijke woorden schoten ons te binnen toen we aandacht besteedden aan de avant-gardemuzikant Èlg. Of ‘Evil Dead’, want wat hij met zijn stem en een microfoon deed was echt bevreemdend en des duivels.
Als een duivel in vat wijwater gingen Karen en Jeroen Stevens niet tekeer. Dat mocht niet van de ex- frontman van Sukilove: “Onze kerken zijn heel blank. Ritmiek is er moeilijk, dat klettert verloren”, meent hij immers. Daarom startten Willems en Stevens voorzichtig. Als ze toch eens van atsjaka tsjaka boem gingen, deden ze dat niet zoals de drummer van- pakweg -Muse in de Lotto Arena. Hun drumstellen bespeelden zij subtiel, doordacht en frivool. Zoals wij dat goedhartige en exotische troepen wel eens op het Sfinks horen doen. Deweze zelf was de hele tijd in de weer met een analoge modulaire synthesizer, zong al eens iets bitterzoets, en las soms voor uit een verzenbundel. Wat hij precies vertelde zullen we misschien wel nooit te weten komen, maar dat maakte de muziek niet minder mooi. ‘Zijn huik naar de wind hangen’ betekent trouwens zijn standpunt veranderen als hem dat verstandig lijkt. Blijf dus volgende keer niet thuis, als deze band in de buurt is.