Concertreview: Steak Number Eight op Pukkelpop 2017
'Saturday, it's a saturday', zei De La Soul. 'Your soul deserves to die twice', schreeuwde Brent Vanneste. Wij weten met welke woorden we het liefste wakker worden gekust, maar keuze is nu eenmaal een luxe die je niet kan betalen als je Steak Number Eight ondergaat.
Om vijf voor twaalf 's middags de Marquee komen afsluiten: Steak Number Eight kan dat. In krap een halfuurtje zó dicht tegen de vijf sterren aanschurken dat ze ze vast konden proeven, daar op het podium: Steak Number Eight kan dat. Aan het begin van de dag een recensent voorbarig doen besluiten dat ie al het gevaarlijkste van de dag gezien heeft, terwijl intussen At the Drive In en Death Grips nog staan op te warmen in de coulissen: Steak Number Eight kán dat.
Elke keer zweren we dat we in onze volgende Steak-recensie eens niét een hele alinea lang zullen emmeren over de podiumacrobatie van Brent Vanneste. Maar hier zijn we weer, en zoals we hierboven al stelden: veel keuze heeft een mens niet als hij dan uiteindelijk oog in oog komt te staan met de man zelf. Volgt: een beschrijving als bij het maken van een robotfoto na een memorabele misdaad. 'Hij had een snor die evenwel niets met hippige ironie van doen had, meneer de agent. Tijdens 'Dickhead' greep hij ook effectief in z'n broek om de ballen weer in het gareel te trekken. Voor 'Return of the Kolomon' nam hij z'n gitaar af, ramde hij die tegen z'n kop, en daarna hing hij ze weer terug. En hij sprak West-Vlaams. In Limburg! Wat hij me heeft aangedaan was hard, meneer de agent. Hàrd. En het deed pijn. Ik hoop dat hij het snel nog eens doet.'
Wat echter het verschil maakt tussen Steak Number Eight en zo veel andere samenzweringen met extravagante frontmannen, is dat Steak een bànd is, en geen zelfgekweekt glorieproject van een naast z'n schoenen wortel geschoten waaiboom. Aan Cis Deman had Vanneste altijd een trouwe medevennoot op gitaar, drummer Joris Casier maakte in 'Gravity Giants' met z'n artillerie het levensnoodzakelijke verschil tussen sludge en sleperig, en Jesse Surmont wist als geen ander dat een goeie bassist, als onbezongen held, pas de aandacht trekt als hij niet opgedaagd is voor het concert. Het gaat 'm evenzeer om de muziek als om keet schoppen - of nee, méér. En als je kijkt naar hoéveel keet er zoal geschopt werd in die veertig korte minuten, wil dat wat zeggen.
Enfin, veel woorden om te zeggen wat ook gewoon met één West-Vlaamse stoplap meegedeeld kon worden: beire.
Het moment
'Dickhead': een uitgaande brandbrief waarop de afzender duidelijk ingevuld staat, maar de bestemmeling mocht u, zoals elke keer, gewoon zelf kiezen.