Concertreview: Thee Oh Sees, La Jungle en The Glücks in de Botanique
Oké, in het haute cuisine-boek van Soulwax staat dat je tegenwoordig minstens drie drummers moet hebben. En Thee Oh Sees hadden er maar twee. Ze speelden in een tent van de Botanique wel zowat het lekkerste pak frieten bij mekaar dat wij ooit gegeten hebben.
Maar eerst Tina aan de drums en Alek aan de gitaar. Ze komen allebei uit Oostende. Alek, gevraagd om de muziek van The Glücks te beschrijven aan een kind van drie jaar: ‘We will fuck up your puberty, but you will turn out great when you get older’. Geluid en horror-lettertype van de groepsnaam op de basdrum doen wat aan The Cramps denken. Goeie show! Hoe meer afleveringen van The Addams Family het duo/koppel samen onder een dekentje zal bekijken, hoe dichter ze zullen aanschurken tegen de kern van het lawaai van hun primitieve, Amerikaanse helden. Stay sick!
Die van het Bergense duo La Jungle scheppen zich aan het wandelbuffet van de moderne muziek een groot bord op met techno, mathrock, kraut, minimal, dansbare metal en noise. Hun bekendste track zit voorin, en heet ‘Ape in a Python’. Groove en snerpende gitaarmelodie worden lang aangehouden, tot plots alles stil staat, en uiteindelijk harder, logger en badend in noise-zweet terugkomt.
La Jungle is gitaar, drum, loopstation, synth en een micro gemaakt om een dier na te doen dat ooit - over een paar duizend jaar of zo - een soort spraak zal ontwikkelen. Uit de eerste noise-minuten van ‘Technically, You’re Dead’ wordt een metronomisch voorttikkend kindeke geboren. Een andere track begint als dansdreun - mét hi-hat en de droge tok van een houtblok - waar een gitaarmelodietje doorheen kringelt. De ter plekke opgenomen Aah-euh-iee-euh’s uit ‘Hahehiho’ worden verDonaldDuckt: het gaat snel, nu, en het beest legt zich pas in noise te slapen als de Aah-euh-ooh’s op normale snelheid terugkomen.
Dansgebonk en gitaarlawaai combineren, het is uiteraard nog gedaan, maar een gitaar die probeert te snijden en te steken als die van T.C. Matic of Big Black, en dansbeats die live echt zwaar en smerig worden ingekleurd, dat hebben we niet vaak meegemaakt. Tegelijk hoor je overal - zijn we Belgen of zijn er geen? - kermisdeuntjes. De groep zal ons zelfs uitgeleide doen met een Casio-niemendal-versie van ‘Wake Me Up Before You Go-Go’ van Wham!
La Jungle: denk een keer aan hen als u uw blokkenschema’s maakt voor de festivals. Ergens zien we hen bijvoorbeeld na Kapitan Korsakov én Cocaïne Piss op het zijpodium van de Lokerse Feesten staan, als rockende ravers mét hun aapgitaar en hun pythondrums. Niet over nadenken, gewoon doen!
Maar dan waar we eigelijk voor waren gekomen. In de afdeling garagerock is het in onze woonkamer al een tijdje California über Alles: Ty Segall, Mikal Cronin, … Aan de top van de voedselketen is de mooiste roofvogel Thee Oh Sees.
Als John Dwyer zijn mooie aluminium gitaar (met doorzichtige body) onder zijn oksels steekt zijn we vertrokken. Opener ’Plastic Plant’ doet aan ‘Born to be Wild’ denken - de song én de wapenspreuk. ‘Tidal Wave’ lijkt op de garagerockklassieker ‘Have Love Wil Travel’. Tijdens ‘Dead Energy’ zingt Dwyer voor het eerst met de micro in de mond.
Jommeke en zijn drie Filiberkes dragen zoals steeds een korte broek. In ‘Toe Cutter / Thumb Buster’ zingt Dwyer de woorden ‘Splash’, ‘Boom’ en ‘Sun’ als een Japans schoolmeisje. We gaan ondertussen van zacht naar hard, hier begint het eerste door twee drummers vooraan aangedreven pogofeestje. ’t Zal niet het laatste zijn.
‘Encrypted Bounce’ heeft een tussenstuk waarin de drummers nergens meer synchroon spelen, er zit een stevig gitaarbriesje tussen, uit de gitaar komt even een auto-alarm, Dwyer staat daarna met zijn rug naar ons aan de toetsen te prutsen.
‘Sticky Hulks’ is een psychedelische trage die begint op de toetsen: de muziek is Floyd’n’Sabbath, de tekst begint met ‘Astral seasons drift on by’.
‘Gelatinous Cube’ herkennen we na een tijd aan de a-a-a a-a-a-aaaa’s, ‘The Dream’ vatten we van bij de eerste seconde omdat we het al een paar honderd keer hebben opgezet.
Zoals Amy Winehouse hiphop in haar soul heeft gestoken, zo heeft John Dwyer psych en garage aan krautrock voorgesteld: dat is volgens ons het geheim van Thee Oh Sees. De rest heeft te maken met eindeloos touren, goesting, koppig zijn, puntige songs kunnen schrijven, niet té psychedelisch worden, en tijdens een optreden zo wild en aanstekelijk blijven dat het je nu eens niks kan schelen als iemand per abuis tegen je aan botst.
Het moment
De lange afsluiter 'Contraption / Soul Desert': een fenomenale 'Mother Sky' van Can om op te pogoën.
Het publiek
Crowdsurfte met mate, deed minder bierbekers door de tent vliegen dan in de Club van Pukkelpop '16, maar was wel he-le-maal ready to rock. Alle respect trouwens voor wie met volle bierbekers terug naar voor moest.
Quote
John Dwyer zegt dat het het laatste optreden van de tour is: ‘I've got to go home. I’ve got bills to pay’. De andere begroetingen waren iets onverstaandbaarder. Maar wij beginnen het eindelijk te snappen: Dwyer is het meest in the zone als hij ons tussen de songs in eerst kort kan toeblaffen, om daarna de micro een kopstoot te geven.