Daan Heerma van Voss - De laatste oorlog
‘Uiteindelijk draait het allemaal om het verlangen een groter leven te leiden dan je leidt.’ Abel Kaplan wil niet langer ‘een maatpak met een hartslag’ zijn, wel een redder, een warm licht voor slachtoffers. En dus is ‘De laatste oorlog’ (De Bezige Bij), de nieuwe roman van Daan Heerma van Voss, het breed uitwaaierende verslag van de zoektocht naar een echte, klare identiteit voor wie opgegroeid is zonder oorlog, maar toch in het verzet wil.
Passeren daarbij de revue: een gepest kind dat – tevergeefs – veiligheid wordt geboden door Kaplan, een Roma-jongetje dat door Kaplan in huis wordt genomen, en een kampdagboek van de vader van zijn vriendin, waarmee Kaplan literair aan het stoeien gaat. En daar overal boven uittorenend: de onmogelijkheid van de liefde. Want er zit dan wel een mooie tederheid in de relatie van Kaplan met zijn vriendin Judith, hij raakt maar niet los van zijn grote liefde Eva.
Het blijft een plezier om Van Voss te lezen: met een grunbergiaanse sterke hand duwt hij zijn hoofdpersoon richting de waanzin. En wat kan hij lekker schrijven. Ondertussen doceert hij driftig: Van Voss heeft iets van een opgewonden gillende studax die je voor een tientje zijn zelfgemaakte samenvattingen verkoopt. Want hij heeft zich uitgebreid ingelezen, en komt met mooie, doorwrochte denkoefeningen over de Tweede Wereldoorlog – de kampliteratuur, het Joodse trauma en de vluchtelingenproblematiek. Al heeft hij zijn hand deze keer toch minstens een beetje overspeeld: ‘De laatste oorlog’ wil zoveel zijn dat het ook een beetje niets is.
Toch nog een extra kus van de juf: Van Voss schrijft goed over seks. Ik geloof zijn piemels en kutten.