Daan Heerma van Voss - Het land 32
Geweldige roman. Zo, dat is in twee woorden gezegd. Maar in een paar honderd woorden uitleggen waarom, dat wordt veel moeilijker, want ‘Het land 32’ (De Bezige Bij) van Daan Heerma van Voss is even complex als ambitieus.
Drie hoofdpersonages, drie delen, 550 bladzijden. Een man wordt wakker op een bal gebonden lappen in een duistere ruimte die hij niet kent. Hij kent niet eens zichzelf: hij herinnert zich niets, zelfs geen naam, hij heeft alleen een vermoeden van een vorig bestaan. Geleidelijk komt één en ander terug. Zoals zijn naam: Stanley. Of is het Marlon Brando? In zijn nieuwe leven heeft hij een bewaker, Vrijdag, een oud verschrompeld mannetje dat hem helpt te overleven in een van de buitenwereld afgesloten zalencomplex waarbinnen grote ontbering heerst. Vrijdag weet hoe je een kat moet villen, van kattenvacht schoenen maakt. Hij heeft ook bonnen (van wie?) waarmee hij Stanley beloont als die verhalen schrijft: ‘tekst om brood’.
Er blijkt in het bevreemdende zalencomplex nog een bewoner te zijn, het doodzieke meisje Penny. Zij krijgt nog andere namen en gedaantes in de verhalen die Stanley schrijft: we zijn beland in een universum zonder enige vastigheid. Het helpt niet dat personages en scènes vaak stoelen op imaginaire bouwstenen als de film ‘A Streetcar Named Desire’, of de plaat ‘Abbey Road’.
Penny sterft nog voor Stanley greep gekregen heeft op wie zij is, waar zij zijn. Geregeld krijgt de lezer wel de suggestie mee dat hij hier mogelijk uit vrije wil beland is, op de vlucht voor een immens verdriet dat een krater geslagen heeft in zijn bestaan, allicht een vergane liefde. Zijn z’n verhalen verzinsels of herinneringen? Is Penny meer dan een verhaal, een obsessief beeld van de oervrouw?
Tergend traag bouwt Heerma van Voss zijn enigmatische universum op, zuinig strooit hij er aanzetjes van een verklaring tussendoor. De acht verhalen die hij Stanley laat schrijven, zijn aangename ontsnappingstochten uit het claustrofobische complex; we bezoeken fictionele varianten van plekken als Parijs, Londen, Amsterdam, New Orleans, Gent en Oostende. Wisselende personages, die als verwanten van elkaar aanvoelen, tasten hun band af met elkaar. Het ene verhaal vindt echo’s in het andere, ook de scheidingslijn tussen de verhalen en de raamvertelling is poreus: de lezer is een oplettend wezen, daar wordt hier van uitgegaan.
Als aan het eind de cirkel rond is, is niet alles meteen helder. Dat hoeft ook niet, heeft Hugo Claus eens bondig uitgelegd: ‘Een roman is geen oploskoffie.’ Daan Heerma van Voss overtuigt als romancier: hij heeft die magische kracht in huis om een zaal van taal te bouwen waaruit het voor de lezer even moeilijk ontsnappen is als voor Stanley uit een potdicht zalencomplex. ‘Papier is mooier dan vlees, inkt mooier dan bloed.’