Dave Eggers - De parade
Met droog proza en allegorisch geneuzel plaveit Dave Eggers de weg naar de hel in zijn nieuwe roman ‘De parade’, een cynische parabel over westerse inmenging in niet-westerse landen.
Aan de nobele intenties van Dave Eggers hoeft niemand nog te twijfelen. Sinds het overdonderende succes van zijn semi-autobiografische debuut ‘Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit’ zet de Amerikaanse auteur zijn pen, roem en bankrekening in voor de algehele verbetering van de wereld. De 49-jarige schrijver richtte verschillende non-profitorganisaties op en bekommerde zich in werken als ‘Wat is de Wat’ en ‘Zeitoun’ om Soedanese vluchtelingen en slachtoffers van orkaan Katrina. In zijn romans gaat Eggers doorgaans ook onbeschaamd en onbevreesd de grote sociaal-economische vraagstukken van onze tijd te lijf: de beangstigende almacht van techbedrijven in ‘De cirkel’, de gevolgen van een geglobaliseerde economie in ‘Een hologram voor de koning’ en het door ontmenselijking aangetaste sociale weefsel in ‘Uw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig?’
Op zijn best legt Eggers de tijdgeest op het petrischaaltje van zijn verbeelding om vervolgens ongenadig in te zoomen op de kankercellen die het wereldwijde doen en denken verzieken. Dat zijn schrijfstijl daarbij steeds kaler wordt, kun je een verarming noemen, maar er wordt even vaak het woord uitgepuurd voor gebruikt. De soms te belerende toon van zijn literaire productie weet de veelschrijver meestal te maskeren met een uitgelezen vertellersinstinct, maar laat dát hem nu net in de steek laten in dit verhaal over twee anonieme mannen die ingehuurd worden om 230 kilometer tweebaansweg te asfalteren in een door een recente burgeroorlog verscheurd land. De ene is een consciëntieuze neuroot, de andere een kinderlijke avonturier, en aan de hand van die twee typetjes — volbloed personages worden ze nooit — probeert Eggers nogal opzichtig aan te tonen dat een van buitenaf opgelegd welvaartsideaal niet in een rechte lijn naar meer geluk en sociale rechtvaardigheid voor de plaatselijke bevolking hoeft te leiden. Om die boodschap te brengen ruilde de goedbedoelende schrijver zijn doorgaans vlot verteerbare stijl voor gortdroge zinnen en offerde hij karaktertekening, milieu-schets en sfeerschepping op voor wereldwijze lessen.
Aan de onschuldige lezer die nu op zijn geitenwollen sokken wil komen aanzetten met het argument dat men van parabels nu eenmaal geen diepgaande karaktertekening, milieuschets of sfeerschepping (laat staan een ingenieuze structuur of rijk taalgebruik) hoeft te verwachten, wil ik alleen maar meegeven dat er een reden is waarom hij vroeger tijdens de mis de gedachten weleens liet afdwalen toen meneer pastoor op de kansel weer eens over talenten of verloren schapen begon. Het zou wat ver gaan om hier te beweren dat de betere parabel heden ten dage zijn glans helemaal heeft verloren, maar wanneer je een vertelling, allegorisch of niet, ontdoet van zowat alle elementen die het lezen van die vertelling tot één van de aangenamere vormen van cultureel tijdverdrijf zouden kunnen verheffen, dan blijft alleen de boodschap over. En voor boodschappen kunt u ook gewoon in de supermarkt terecht.
undefined
Met elk nieuw boek bewijst de geëngageerdste schrijver van zijn tijd dat hij de enige ware erfgenaam van John Steinbeck is. Die Nobelprijswinnaar wisselde maatschappelijk relevante werken als ‘De druiven der gramschap’ en ontroerend grappige romans als ‘Cannery Row’ ook weleens af met platte parabels als ‘De rode pony’ of ‘De parel’. Als Dave Eggers op de ingeslagen weg verdergaat, dan zal hij later vaker herinnerd worden voor zijn filantropie dan voor zijn fictie.