David Van Reybrouck - Odes
In afwachting van ‘Indonesië’, de opvolger van zijn magnum opus ‘Congo: een geschiedenis’, verscheen van David Van Reybrouck de verzamelbundel ‘Odes’.
Die lofzangen werden eerder druppelsgewijs op het nieuwsplatform De Correspondent gepubliceerd, waar vooral ‘Ode aan de ex’ veel clicks opleverde. Hier is die Facebook favourite de opener van de bundel, en hij zet meteen de toon: er is plaats voor oude weemoed verpakt in een fris idee (‘Het is toch niet omdat een relatie voorbij is dat de vriendschap ophoudt?’), een Europees curiosum (‘The Museum of Broken Relationships’) en een maatschappelijke overpeinzing (‘Europa is het continent der exen’). De insteek is bovendien onverbloemd positief, een zeldzaamheid tegenwoordig, waardoor de bundel een vrolijk licht laat schijnen in deze donkere winterdagen. Hij verkent ongegeneerd de kunst van het bewonderen, en hij blijkt die gave uitstekend te beheersen: zijn tere liefdesbetuigingen aan de kleine en grote dingen des levens werken aanstekelijk.
In verschillende odes is de publieke figuur David Van Reybrouck (de academicus, de historicus en de maatschappijcriticus) nadrukkelijk present. En heeft hij zijn stokpaardjes mee: Europa (‘Ode aan de broederlijkheid’) krijgt geregeld een glansrol, net als de democratie (‘Ode aan Kofi Annan’). De bijna aforistische trefzekerheid waarmee hij naar de wereld kijkt, voelt vertrouwd aan. Maar hij weet de lezer nog te verrassen met onverwachte standpunten. Zoals in ‘Ode aan onze religieuze leiders’, waarin hij pleit voor meer ruimte voor religie in het maatschappelijke debat. Daarnaast maakt hij plaats voor schoonheid, véél schoonheid. Zo bezingt hij de fraaiheid van een schilderij van Sam Dillemans (‘Een verschrikkelijk slagveld is het, ondraaglijk en prachtig’) en zelfs de grauwe, ruwe pracht van het tapijt van Bayeux. In sommige van de meer kunstige odes schakelt hij naar een wel zeer hoog niveau: zijn lofzang op een dansvoorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker zal sommige lezers waarschijnlijk koud laten. Maar meestal is het een plezier om je door de erudiete schrijver bij de hand te laten nemen. Het zijn vooral de onverwachte liefdesverklaringen, waarin Van Reybrouck de schoonheid van het alledaagse blootlegt, die bijblijven: een nachtelijke autorit (‘Je koplampen zijn een sleepnet voor je gedachten. Je rijdt en je leeft in drie tijden tegelijk’), een stationscafé, een eenzame lifter langs de weg (‘de beste opleiding burgerschapsvorming die ik ooit heb gekregen’). Of een vergeten popliedje dat de schrijver op bijna ontroerende wijze ontleedt en bewierookt, alsof het om een compositie van Bach gaat. Nog interessanter wordt het als Van Reybrouck zijn kwetsbare kant laat zien. De bundel is doordrongen van een bezwerende zinnelijkheid: ‘Je hand aan de binnenzijde van haar dij leggen, hoog aan de binnenzij, naast de wachtende warmte.’ En zelden zagen we hem zo diep in de eigen ziel kijken als in het gedicht ‘Ode aan de ongeboren kroost’. Hoe dichter hij zijn eigen kern nadert, hoe meer ruimte er is voor humor en zelfrelativering. Zoals in ‘Ode aan de bindingsangst’, waarin hij zichzelf ontmaskert als de eeuwige rationalist die zijn eigen angsten krampachtig probeert in te dijken. Of in ‘Ode aan de poetsvrouw’, waarin de lezer mee mag snuffelen in zijn onderbroekenlade. Qua stijl lezen de odes wel vaker als een soort dagboek. De enkele gedichten, zoals ‘Ode aan de schoonheid’, doen je dan weer wensen dat David Van Reybrouck de dichter vaker voor het voetlicht zou treden.
Is elke ode een triomftocht? Dat niet. De inzichten die aan de basis liggen van ‘Ode aan het offline zijn’ en ‘Ode aan het niet-fotograferen’, zijn voorspelbaar, en in die stukjes wint zijn ergernis het bijna van zijn talent om te bewonderen. Sommige lofzangen zijn ook te nadrukkelijk op de actualiteit geënt, zoals de ode aan Parijs na de aanslagen in 2015, waardoor hun houdbaarheidsdatum al even gepasseerd lijkt.
undefined
Voor een boek dat zo vakkundig de vrolijke noot aanslaat, laat ‘Odes’ de lezer verrassend genoeg met een bitterzoet, weemoedig gevoel achter. Van Reybrouck lijkt zich er maar al te goed van bewust dat het gekristalliseerde verleden zich makkelijker laat omarmen dan het grillige heden: ‘Liefdes gaan nooit voorbij, denk je, ze veranderen hooguit van vorm.’ In elke ode verwerkt hij ook impliciet of expliciet een warme oproep voor meer verdraagzaamheid, samenhorigheid en menselijkheid. David Van Reybrouck, de bevlogen bewonderaar, is een gulle en hoogst lezenswaardige auteur.