De 20 beste horrorfilms volgens Humo
U prefereert de warmte en gezelligheid van uw zetel boven een verkleedpartijtje tijdens Halloween? Ontsteek een dikke walmende kaars, slijp uw beste keukenmes, en gooi een flinke portie lillende maden in uw dipsaus: ziehier Humo’s Top 20 van de beste horrorfilms aller tijden!
20 Les Yeux Sans Visage
(Georges Franju, 1960)
In dit juweeltje van de Franse cineast Georges Franju maken we kennis met een archetypisch horrorpersonage dat we verderop in deze Top 20 nog wel vaker tegen het griezelige lijf zullen lopen: de krankzinnige chirurg. U wil Docteur Génessier (Pierre Brasseur) in ieder geval niet als huisdokter: hij kidnapt en drogeert jonge vrouwen, bindt hen vast op de operatietafel, verwijdert hun aangezichten, en probeert het nog levende weefsel op de verminkte schedel van zijn dochter Christiane (Edith Scob) te naaien. De beruchte, door geen enkele cut onderbroken, verrassend realistische plastische chirurgiescène (‘Scalpel!’) deed in 1960 verschillende toeschouwers in zwijm vallen, en doet ook vandaag nog zelfs de meest geharde horrorfanaat lijkwit wegtrekken. Toch is het vooral de magnifieke zwartwitfotografie die van ‘Les Yeux Sans Visage’ een onvergetelijke ervaring maakt. Of hoe een genre dat zich heeft gespecialiseerd in dood, angst en demonen, ook mooi en poëtisch kan zijn.
Bekijk de trailer:
19 Cigarette Burns
(John Carpenter, 2005)
Het ijzingwekkende ‘Halloween’ zal door de kenners wel altijd als de beste horrorfilm van John Carpenter worden beschouwd, maar check ook eens ‘Cigarette Burns’, een middellange speelfilm die hij indertijd regisseerde voor de op dvd verschenen ‘Masters of Horror’-reeks. We volgen de vreemde odyssee van Kirby Sweetman (Norman Reedus), een filmdetective die in opdracht van een steenrijke filmfanaat (de onnavolgbare Udo Kier) op zoek gaat naar de verloren gewaande spoelen van ‘La Fin Absolue Du Monde’, een mysterieuze cultfilm die dertig jaar geleden tijdens de wereldpremière een uitbarsting van geweld onder de toeschouwers veroorzaakte (‘Het gangpad was doordrenkt met bloed! Het rook er naar een slachthuis!’) en sindsdien nooit meer werd vertoond. De engel met de geknipte vleugels, de door torenhoge stapels papier omgeven filmcriticus die al dertig jaar aan dezelfde recensie schrijft, Udo Kier die zijn eigen dunne darm door een ouderwetse filmprojector jaagt: ‘Cigarette Burns’ bárst van de beelden die zich als onuitwisbare brandmerken op de netvliezen vastschroeien.
Bekijk de trailer:
18 Profondo Rosso
(Dario Argento, 1975)
Het eerste voldragen meesterwerk van de Italiaanse grootmeester Dario Argento, de vader van het zogeheten ‘Giallo’-genre: extreem bloederige, maar extreem stijlvolle avant garde-horrorfilms met een surrealistische inslag (zie ook ‘Suspiria’ en ‘Phenomena’). Net zoals de werken van David Lynch komt ‘Profondo Rosso’, waarin een pianist (David Hemmings) op de hielen zit van een seriemoordenaar, heel dicht in de buurt van een ünheimliche droomervaring. Het wondermooie kleurenpalet, de camera die letterlijk door de lege straten lijkt te zweven, de bloedmooie beeldcomposities (in één van de vele prachtige tableaux vivants herkent u het fluorescerende restaurant uit het beroemde schilderij ‘Nighthawks’ van Edward Hopper): nooit zag horror er verrukkelijker uit.
Bekijk de trailer:
17 A Serbian Film
(Srdjan Spasojevic, 2010)
Opgelet: dit is er één voor de sterkste ijzeren magen onder u; één die zó extreem weerzinwekkend is,en zó diep afdaalt in de catacomben van de horror, dat zelfs de meest ervaren horrorjunks er misselijk tot op het bot voor terugdeinzen. De hoofdfiguur, Milos (Srdjan Todorovic), is een ex-pornovedette die uit geldnood toestemt om mee te spelen in een reeks ‘kunstzinnige films voor een selecte klantenkring’ (veeg teken: de regisseur weigert hem het scenario te laten lezen). U mag gerust weten dat de ‘newbornscène’ – we treden niet in details - tot het ziekelijkste behoort wat we ooit hebben aanschouwd, maar u moet ook weten dat het in talloze landen verboden ‘A Serbian Film’ één van de best gemaakte, best vertolkte en meest intrigerende horrorflicks van de laatste jaren. Waarom iemand naar dit soort schokkende gruwel zou willen kijken, vraagt u? Wel, u moet ‘A Serbian Film’ bekijken als een rauw stuk vlees dat door een luikje in uw hersens naar binnen wordt gegooid, zodat de demonen die in uw hoofd wonen hun honger even kunnen stillen – en binnenblijven.
Bekijk de trailer:
16 Grotesque
(Kôji Shiraishi, 2009)
Op tijd en stond gaat er niets boven een onversneden exploitationflick vol bloederige amputaties en ranzige folteringen – en dit pareltje van de Japanse horrorveteraan Kôji Shiraishi is een schitterend exemplaar. Het in Engeland en Noorwegen verboden ‘Grotesque’ behoort tot het genre van de torture porn, waarin verminkingen, martelingen en andere sadistische praktijken met een misselijkmakend oog voor detail in beeld worden gezet. Dankzij ‘Saw’ en ‘Hostel’ werd het genre zelfs heel even hip, maar u weze gewaarschuwd: vergeleken met ‘Grotesque’ lijkt ‘Saw’ op een aflevering van ‘Bumba’. De plot: een krankzinnige chirurg kidnapt twee geliefden, knevelt ze vast in een kelder, en begint in een lange reeks gruweltaferelen hun ‘levenswil te testen’ – wat erop neerkomt dat hij hen aan de meest afstotelijke (en geweldig knap geënsceneerde) folteringen onderwerpt. Wat ons in ‘Grotesque’ vooral weet te bekoren is – behalve de uit klassieke muziek bestaande soundtrack - de stikdonkere humor: ‘Ontspan je’, horen we de goede dokter vriendelijk zeggen tegen zijn slachtoffers, waarna hij iets afschrikwekkends doet met een hamer. En wat er naar het einde toe gebeurt met die dunne darm, die haak en die schaar mag behalve ziekelijk inventief ook ronduit memorabel worden genoemd. Renfield, leg de kotszakjes klaar!
Bekijk de trailer:
15 X: The Man with the X-Ray Eyes
(Roger Corman, 1963)
Alwéér een prent met een waanzinnige dokter in de hoofdrol, met dat verschil dat Dr. Xavier (Ray Milland), de protagonist van ‘X’, het vooral zichzelf lastig maakt: de man injecteert zichzelf namelijk met een serum dat hem in staat stelt om door muren, voorwerpen en weefsel heen te kijken. In het begin komt zijn allesdoorborende blik hem goed van pas: in de operatiekamer localiseert hij tumoren die zelfs door de scanners niet worden waargenomen, bij het pokeren tuurt hij recht door de kaarten van de tegenstander heen, en let ook eens op dat vergenoegde lachje op het gezicht van Milland wanneer hij op een feestje merkt dat hij ook door vrouwenkleren heen kan kijken. Probleem is dat de werking van het serum niet valt te stoppen - zelfs wanneer hij zijn ogen sluit, ziet hij door zijn eigen oogleden heen, tot hij dingen begint waar te nemen die hem gaandeweg krankzinnig maken. Van alle lowbudgetflicks die tussen 1954 en 2015 uit de koker van de legendarische Roger Corman kwamen (check ook ‘House of Usher’, ‘Pit and the Pendulum’ en ‘The Raven’), is ‘X’ de meest verontrustende, de cleverste, de meest angstaanjagende en op één of andere manier ook de meest poëtische; ‘t is een bloeddoorlopen oogbal van een film.
Bekijk de trailer:
14 Threads
(Mick Jackson, 1984)
Geen enkele film, ook niet de nucleaire holocaustklassiekers ‘The Day After’ (1984) en ‘Testament’ (1983), maakt de nachtmerrie van de atoomaanval zo voelbaar en zo aanschouwelijk als deze extreem realistische BBC-productie uit 1984. Hoe Engeland, waar de mensen zojuist nog in de pub een Guinness zaten te drinken; waar West Brom zonet nog tegen Manchester United speelde; waar Terry Wogan zoëven op de radio nog een praatje deed; in één gruwelijke flits (een voorbijganger die naar de gigantische paddenstoel boven zijn hoofd staat te kijken: ‘Jesus Christ, they’ve done it!’) naar het stenen tijdperk wordt teruggeworpen: hallucinant. Wat ‘Threads’ anno 2015 extra griezelig maakt, zijn de omstandigheden die de atoomexplosie voorafgaan: er is sprake van oorlog in het Midden-Oosten, van een economische crisis, van Russische tanks die de buurlanden binnenrollen, en van Amerikaanse straaljagers die opstijgen vanop Turkse luchtmachtbasissen - klinkt net als de berichten die vandaag in uw krant staan, niet?
Bekijk de trailer:
undefined
13 Phantasm
(Don Coscarelli, 1979)
Toegegeven: het tempo van onze nummer 17 ligt naar de moderne Michael Bay-maatstaven eerder aan de lage kant, de plot is nogal dunnetjes, de acteurs zijn niet bijzonder goed, en de effecten ogen na al die jaren ietwat gedateerd. En toch zal het door de amper 24-jarige Don Coscarelli geschreven, geproduceerde, gefinancierde, geregisseerde en gemonteerde ‘Phantasm’, over een weesjongen (Michael Baldwin) die ontdekt dat er in zijn stadje een grafrover aan het werk is, wel altijd één van onze persoonlijke favorieten blijven. De landerige plattelandsatmosfeer, het sfeervolle gezang van de krekels in de nacht, het fluiten van de wind tussen de grafzerken en de bubbelende elektronische muziekscore geven aan het verhaal bijwijlen de allure van een dromerig sprookje, al herinnert die chromen moordbol er u tijdig aan dat u in een onvervalste horrorfilm zit. Overigens leert ‘Phantasm’ ons een essentiële levensles: hoed u voor blondines met grote tieten.
Bekijk de trailer:
undefined
12 Under The Skin
(Jonathan Glazer, 2013)
Zij die vinden dat er sinds de jaren twintig-klassieker ‘Nosferatu, eine Symphonie des Grauens’ geen monumentale horrorfilms meer zijn verschenen, moeten zich dringend onderdompelen in ‘Under The Skin’, een met grote artistieke finesse geregisseerde, buitengewoon sfeervolle en magnifiek gefotografeerde instant-klassieker die u in een helse greep neemt, u meetrekt in een hallucinante droomtoestand, en gehypnotiseerd achterlaat. Hoe knap ze ook is, als de alien die in de straten van Glasgow jacht maakt op mannelijk wild, vinden wij Scarlett Johansson in ‘Under The Skin’ angstaanjagender dan welke boeman of seriemoordenaar ook. De scènes waarin ze haar slachtoffers meelokt in een poel vol zwarte blubber zijn even luguber als briljant; even beklemmend als poëtisch. Dat Scarlett in ‘Under The Skin’ af en toe functioneel naakt gaat, zorgt gelukkig voor enige plezierige verstrooiing.
Bekijk de trailer:
11 Rosemary’s Baby
(Roman Polanski, 1968)
Echt goeie horrorfilms zoeken met akelig wriemelende vingers naar de zwakke plek in uw pantser, om vervolgens naar binnen te stoten, uw ziel vast te grijpen en dicht te knijpen - en geen enkele horrorfilm vond die zwakke plek beter dan ‘Rosemary’s Baby’. Het hoofdpersonage is namelijk iemand die we absoluut geen kwaad toewensen; iemand die we allemaal instinctief zouden willen beschermen; het ultieme symbool van kwetsbaarheid: een zwangere vrouw. Maar Rosemary (Mia Farrow) staat, als in een benauwende nachtmerrie, helemaal alleen –haar buren zijn satanisten, haar echtgenoot loopt over naar de dark side, en iedereen lijkt het te hebben gemunt op haar ongeboren kind – dat weleens van de Gehoornde himself zou kunnen zijn. Of zitten we te kijken naar de koortsdroom van een paranoïde vrouw? ‘Rosemary’s Baby’ is intussen bijna vijftig jaar oud, maar de eerste Hollywoodfilm van Roman Polanski blijft een overrompelende, überbeklemmende, nauwelijks verouderde kijkervaring.
Bekijk de trailer:
10 The Thing
(John Carpenter, 1982)
De sciencefictionnovelle ‘Who Goes There?’ van John W. Campbell Jr.,waarin een afgelegen poolstation (níet de Prinses Elisabethbasis) wordt geïnfiltreerd door een uit zijn vriesslaap gewekt boosaardig buitenaards wezen (níet Dixie Dansercoer), was in 1951 al eens razend knap verfilmd door Christian Nyby, maar wij verkiezen toch de versie van John Carpenter. De grote vondst van Carpenter is dat het ding er niet langer uitziet als een kloon van Boris Karloff, maar in staat is om eender welke gedaante aan te nemen, zodat het zich ongezien door het poolstation kan bewegen. Wat de paranoïa uiteraard hoog doet oplaaien: iederéén kan het ding zijn. De suspense spat bij momenten als in een vuurregen van het scherm (de bloedtestscène!), maar het zijn toch vooral de onwaarschijnlijke ‘lichaamstransformaties’ die van ‘The Thing’ een spetterend tafereel én een weergaloze triomf van speciale effecten maken. Dat moment waarop dat hoofd zich van de romp scheidt, zes behaarde poten ontwikkelt, en als een monstrueuze spin in de gang wegkruipt! De opensplijtende borstkas die de handen van Dr. Copper afbijt! Ach, zoiets maken ze vandaag niet meer (de remake uit 2011 was een lachertje).
Bekijk de trailer:
9 They Live
(John Carpenter, 1988)
De eerste veertig minuten van ‘They Live’ behoren qua sfeerschepping misschien wel tot het briljantste wat John Carpenter (de man blijft de lijst inpalmen) ooit op pellicule heeft gestanst – alleen ‘Escape from New York’ is nog sfeervoller, maar dat is strikt genomen geen horrorfilm. ‘They Live’ plant ons neer in een samenleving die verdacht goed op de onze lijkt: de kloof tussen arm en rijk wordt groter, de straten worden overspoeld door armoedzaaiers, het gros van de bevolking ligt comateus voor de televisie. Tot één van die armoedzaaiers, vertolkt door de op 31 juli 2015 overleden ex-worstelaar Roddy Piper, in het bezit komt van een speciale bril die hem de wereld doet zien zoals hij werkelijk is: zo blijken de straten vol te hangen met subliminale billboards waarop boodschappen staan als ‘Denk niet na’, ‘Consumeer’ en ‘Kijk televisie’, en zijn de rijken en de machtigen onder ons in realiteit spuuglelijke aliens die de maatschappij hebben ingepalmd (‘They live, we sleep’). Van alle horrorfilms die we hier bespreken is ‘They Live’, zelfs nog meer dan ‘Threads’, wellicht de meest actuele, de meest relevante en de meest visionaire; een als B-film vermomd vlammend maatschappijkritisch manifest. Die bankiers en ceo’s die zichzelf gigantische bonussen toekennen terwijl de rest van de wereld tevreden moet zijn met broodkruimels? Altijd geweten dat die smeerlappen in realiteit boosaardige aliens zijn – daar hebben we zelfs geen speciale bril voor nodig.
Bekijk de trailer:
8 The Wicker Man
(Robin Hardy, 1973)
Christopher Lee , sinds 7 juni 2015 een dode vampier, beschouwde ‘The Wicker Man’ als zijn beste film ooit – terecht. Wie deze cultklassieker van Robin St. Clair Rimington Hardy nog nooit heeft gezien (niet te verwarren met de rampzalige remake uit 2006 met Nicolas Cage), staat een heerlijke trip te wachten; een buitenissige, volstrekt unieke mix tussen een hippie-Broadwaymusical uit de jaren zestig, een macabere komedie, en een schokkende horrorfilm waarin het vuur van de camp soms hoog oplaait. Het Schotse eilandje waar de diepgelovige politieman Howie (schitterende rol van Edward Woodward, beter bekend als de Vereffenaar uit de televisiereeks ‘The Equalizer’) de verdwijning van een tienermeisje komt onderzoeken, vormt tot zijn verbijstering (‘What’s all this?!’) het buitensporige schouwtoneel van de meest heidense taferelen: de stamgasten van de lokale pub barsten te pas en te onpas uit in losbandige liederen, de schoolkinderen dansen vrolijk rond huizenhoge fallussymbolen, en in de tuin van Lord Summerisle (Lee) springen de meisjes poedelnaakt door een knetterend vreugdevuur. Monty Python is nooit ver weg, maar in de laatste imposante minuten, wanneer het Sergeant Howie eindelijk begint te dagen in wat voor hel hij is terechtgekomen, zal het lachen u stellig vergaan.
Bekijk de trailer:
7 Carnival of Souls
(Herk Harvey, 1962)
Hebt u ook weleens dat gevoel dat u, ook al loopt u tussen de mensendrommen op de Antwerpe Meir, totaal afgesneden bent van de wereld? Dat er, ook al zien de huizen en de straten en de wolken er perfect normaal uit, iets niet klopt aan de werkelijkheid rond u – alsof u zich op een eenzaam eiland bevindt terwijl de rest van de mensheid op het vasteland staat? Dát gevoel wordt perfect opgeroepen door regisseur Herk Harvey in de enige film die hij ooit heeft gemaakt: ‘Carnival of Souls’, een wonderbaarlijk sixtiesmeesterwerkje dat je meevoert naar die geheimzinnige bufferzone tussen droom en realiteit. Nadat ze als enige een autocrash heeft overleefd, beginnen er rond Mary (Candace Hilligoss) rare dingen te gebeuren - op alle frequenties van de autoradio weerklinkt dezelfde sinistere muziek, in het vensterglas ziet ze de reflectie van een lijkbleek heerschap, en waarom oefent die verlaten danshal in dat drooggelegde meer zo’n aantrekkingskracht op haar uit? Zo kun je dus ook prachtige horror maken: niet door allerlei boe!-effecten, speciale effecten of snelle cuts in je film te leggen, maar louter en alleen door het scheppen van atmosfeer. Hoed af voor Herk.
Bekijk de trailer:
6 Men Behind The Sun
(Tun Fei Mou, 1988)
Geen idee hoe het komt (zit er iets in hun noedels?), maar de gruweltaferelen in Aziatische horrorfilms zijn over het algemeen wreder, sadistischer en weerzinwekkender dan die in Westerse horrorfilms. Bewijsstuk nr.1: ‘Grotesque’. Bewijsstuk nr.2: ‘Men Behind The Sun’, een Chinese horrorflick met een ondraaglijk hoog shockgehalte. ‘Men Behind The Sun’ begint als een gezellige krijgsgevangenenkampfilm in de trant van ‘The Great Escape’ (‘Het eten is hier niet slecht’), maar al snel wordt duidelijk dat de Chinese gevangenen zijn terechtgekomen in een biologisch laboratorium waar in lange witte jassen gehulde Japanse dokters de meest gruwelijke experimenten op hen uitvoeren. De intenties van regisseur Tun Fei Mou mochten dan nobel zijn (zo waarheidgetrouw mogelijk de afschuwelijke medische experimenten in de Japanse concentratiekampen aan de kaak stellen), het neemt niet weg dat de man een nogal walgelijke, vol afstotelijke scènes zittende horrorfilm heeft gemaakt. De Dr. Mengele in u zal in ieder geval naar hartenlust kunnen smullen van het bevriezingsexperiment, van de verstikkingsproef, en van de drukkamertest – zie die darmen gaan!
Bekijk de trailer:
5 Cannibal Holocaust
(Ruggero Deodato, 1980)
De moeder van alle found footage-films, waarbij de makers gebruikmaken van beeldmateriaal dat zogezegd door de afgeslachte hoofdfiguren werd achtergelaten (zie ook ‘The Blair Witch project’, ‘Paranormal Activity’ en ‘Rec’). Dé absolute topper ook van de zogeheten cannibal boom uit de jaren zeventig en tachtig, toen de biocopen werden overspoeld door films die zich in de donkerste regionen van het Amazonewoud afspelen, waar inboorlingen zich tegoed doen aan het vlees van domme Westerlingen. Schokkend feit: die schildpad die door die vier blanke jongeren uit de rivier wordt gesleurd, op z’n rug wordt gelegd, opengesneden, onthoofd en gevild, was een écht levend dier. En schildje was lang niet het enige springlevende beestje dat op de set van ‘Cannibal Holocaust’ op afstotelijke wijze aan z’n eind kwam. Onze verontwaardiging over deze monsterlijkheden is nog net iets groter dan onze in moreel opzicht totaal misplaatste, maar desalniettemin oprechte bewondering voor de ‘Ik zal branden in de hel maar voor mijn film ga ik all the way!’-attitude van de regisseur. Nét.
Bekijk de trailer:
4 The Invasion of the Body Snatchers
(Philip Kaufman, 1978)
Velen onder u hadden hier misschien de originele film van Don Siegel uit 1956 willen zien staan (die inderdaad lang niet slecht is), maar wij zijn al sinds kindsaf verliefd op de remake van Philip Kaufman. De regisseur van ‘The Right Stuff’ en ‘The Unbearable Lightness of Being’ behield de fundamenten van de plot (de hoofdfiguur begint te vermoeden dat de mensen rond hem één voor één worden vervangen door buitenaardse wezens die uit peulen groeien), maar verplaatste de gruwel van een klein stadje naar de metropool en voegde er een angstaanjagende atmosfeer en enkele geweldige speciale effecten aan toe (Donald Sutherland die zijn eigen peulvrucht aan stukken hakt!). En we kennen werkelijk níets dat schrikbarender klinkt dan de Schreeuw – de fans zullen precies weten wat we hiermee bedoelen. Achteraf kun je de straat niet opgaan zonder te denken: ‘Is híj één van hen? Híj? Híj? Híj? Híj?’
Bekijk de trailer:
3 An American Werewolf in London
(John Landis, 1981)
De beste weerwolffilm ooit. Een unieke genrekruising ook: een prent die u afwisselend doet gieren van het lachen en sidderen van de angst; een horrorwonder waarin extreem bloederige gore moeiteloos wordt afgewisseld met hilarische comedy en compleet over de top gaande trash (de naziweerwolven!). De beelden van de twee Amerikaanse backpackers (Griffin Dunne en David Kessler) die in het holst van de nacht onder de volle maan over de heide in Noord-Engeland trekken, zijn zo griezelig en zo sfeervol dat het wel lijkt alsof de ijskoude nevel van de Britse mores vanuit het scherm je eigen living komt binnenglijden. De scènes waarin Dunne, in één van de grappigste running gags uit de filmgeschiedenis, zijn opwachting maakt als rottend lijk zijn dan weer om je kreupel te lachen. En dan hebben we het nog niet gehad over de schitterende soundtrack, of over de adembeklemmende achtervolging in het metrostation, of over de legendarische, nooit overtroffen, ijzingwekkende, met luid gekraak van botten gepaard gaande transformatiescène: ‘I’m burning up! Aaaaarrrrroeoeoeoeoeoeoe!’
Bekijk de trailer:
2 The Exorcist
(William Friedkin, 1973)
De ringtone op onze telefoon? Het main theme uit ‘The Exorcist’ (een deuntje dat door regisseur William Friedkin uit de elpee ‘Tubular Bells’ van Mike Oldfield werd gelicht). En toen een collega onlangs het lef had om te zeggen dat hij de oorspronkelijke ‘Star Wars’-trilogie eigenlijk maar niks vindt, begonnen wij onmiddellijk kruistekens te slaan en luidkeels – alsof er een duivel diende te worden uitgedreven - Father Merrin (Max von Sydow) te citeren: ‘The power of Christ compels you! The power of Christ compels you!’ Om maar te zeggen dat de duistere kracht van dit onverwoestbare seventiesmeesterwerk zelfs tot in ons dagdagelijkse bestaan is doorgedrongen – op eenvoudig verzoek kunnen we trouwens ook ons hoofd laten tollen. Wat het nu precies is dat ‘The Exorcist’ zo angstaanjagend maakt? Als u ‘t ons vraagt: het licht-perverse feit dat de Gehoornde bezit heeft genomen van een meisje van amper twaalf jaar. Een piepjong bakvisje dat dingen uitroept als ‘Lik me!’ en ‘Stop je pik in haar reet, klootzak!’, dat in het gezicht van een priester kotst, en dat iets onbetamelijks doet met een crucifix: het zal je dochter maar wezen. ‘Deze film is doordrongen van menstruatiepaniek,’ zo schreef journalist Peter Biskind ooit. Wil iemand dat meisje eens een tampon aanreiken?
Bekijk de trailer:
1 Alien
(Ridley Scott)
De camera die traagjes de gangen van de Nostromo aftast. Kapitein Dallas (Tom Skerritt) die na de landing op LV-426 de navigatielichten in de nevel laat aanfloepen. Dallas en Kane die in het licht van hun ruimtehelmlampen het gefossiliseerde skelet van de space jockey staan te betasten. De chestbursterscène. Machinist Brett (Harry Dean Stanton) die door de catacomben van de Nostromo dwaalt en het condenswater uit de koeltorens op zijn pet laat druppelen: ‘Kittykittykitty!’. Dallas die zich, in de meest claustrofobische scène ooit, door de buizen en gangen van het ventilatiesysteem wurmt. Duizend keer hebben we de magistrale klassieker van Ridley Scott al gezien, we kennen die momenten intussen evengoed als de lijnen op onze handpalmen, en toch lopen de rillingen ons telkens weer over de rug. De belangrijkste sleutel tot het succes van ‘Alien’, zo beseffen we meer en meer, waren de designs van H.R. Giger, de Zwitserse kunstenaar die niet alleen de alien zélf ontwierp, maar ook de roesterige interieurs van de Nostromo, het nachtmerrie-achtige landschap van LV-426, het versteende skelet van de space jockey, en de broeierige egg chamber waar Kane wordt besprongen door de facehugger. De macabere verbeeldingskracht van H.R. Giger, de verontrustende muziek van Jerry Goldsmith, de meesterlijke regie van Scott: het smelt op het scherm allemaal samen tot een even onvergetelijke als afschrikwekkende belevenis – de beste horrorfilm ooit.
Bekijk de trailer:
undefined