null Beeld

De dodelijkste Belgische treinrampen

De treinramp in Buizingen, hoe dramatisch ook, is niet de ergste uit de Belgische geschiedenis: acht keer vielen er meer slachtoffers. Onze Man sprak met overlevenden: 'Ik was 16, ik dacht niet aan sterven.'

Jan Hertoghs

In de week dat carnaval zijn polonaise in treintjes door de straten duwde, botsten twee treinen op elkaar in Buizingen. Balans: achttien doden en 171 gewonden. Op tv werd de ramp al voorgesteld als ‘de zwaarste ooit’ in de Belgische spoorweggeschiedenis. Maar sinds de eerste spoorweg werd aangelegd, zijn er al acht ongevallen geweest met achttien of meer doden. Tegelijk blijft de spoorweg één van de veiligste vervoermiddelen. Spoorweghistoricus Hugo De Bot plaatst enkele kanttekeningen.

'Als ge Buizingen ziet op de televisie, dan hebt ge compassie met die mensen. Want ge weet wat dat is: gekneld zitten en gepletterd zijn'

HUMO De trailer van het tv-magazine ‘Koppen’ sprak twee dagen lang van de ‘zwaarste treinramp ooit in ons land’. In de uitzending werd dat afgezwakt tot ‘de zwaarste treinramp in honderd jaar, de wereldoorlogen uitgezonderd’.

Hugo De Bot «En ook dat is fout, want in 1954 was er in Wilsele een treinongeval met tweeëntwintig doden en zeventig gewonden. En waarom zou ‘Koppen’ de wereldoorlogen niet meetellen? Toen zijn er twee rampen gebeurd: Lier, in 1943, met vierentwintig doden, en Diegem, in 1940, met twintig doden. Tellen die slachtoffers dan niet mee? ‘Koppen’ is trouwens niet de enige die fout zat, ook het agentschap Belga heeft zeer onvolledige gegevens verspreid, dat merk ik in een aantal kranten.

»Sinds de eerste spoorlijn in gebruik is genomen, heeft België al acht treinrampen gehad met achttien of meer slachtoffers, maar de zwaarste ramp is Kontich, op 21 mei 1908: eenenveertig doden en meer dan driehonderd gewonden.

»Wat ook opvalt: Buizingen-Halle ligt in de rand rond Brussel, en die rand heeft het al zwaar te verduren gekregen: Groenendaal in 1889, 15 doden; Vorst in 1899, 24 doden; Diegem in 1940, 20 doden; en nu dus achttien slachtoffers in Halle. Daar heeft trouwens al eerder een zwaar ongeval plaatsgevonden. In 1929 vielen er elf doden toen de sneltrein Parijs-Brussel uit de sporen liep bij een foute wissel.»

HUMO Vielen er vroeger meer slachtoffers omdat het spoorwegnet dichter was, en er meer treinen met meer passagiers onderweg waren?

null Beeld

De Bot «Dat is één reden, maar de constructie van de rijtuigen was toch bepalender. Tot kort na de tweede wereldoorlog waren de meeste rijtuigen nog van hout – eikenhout of tropisch hout – op een chassis van metaal. Dat frame bood geen weerstand tegen zware botsingen. Die wagons schoven letterlijk in elkaar: het ene houten frame drong in het andere binnen. De eerste metalen rijtuigen zijn pas midden de jaren dertig gebouwd, maar die houten wagons zijn nog tot in de jaren zestig in gebruik gebleven.»


De ramp van Kontich

HUMO In Nederland hadden ze in 1962 hun grootste ramp, met 91 doden. België moet tot 1908 teruggaan voor zijn zwaarste ramp.

null Beeld

De Bot «Ja, dat was dus in Kontich, met eenenveertig doden. Kontich was toen nog het knooppunt voor mensen van Lier en de Kempen die naar Antwerpen, Mechelen of Brussel moesten. Op die meidag stond er een trein stil voor het vertrek naar Lier en Turnhout, en daar was heel veel volk aan boord: Kempense dokwerkers die ’s ochtends geen werk hadden gevonden in de haven en weer naar huis reden, en bedevaarders uit Brussel die in die Mariamaand onderweg waren naar Onze-Lieve-Vrouw van Lisp in Lier. De trein Antwerpen-Brussel is dan tegen zestig per uur op die stilstaande trein gebotst. Een verschrikkelijke chaos natuurlijk, maar er was toch ook al gecoördineerde hulpverlening, want een uur later kwam er een speciale trein ter plaatse met legerartsen en ziekenhuisdokters uit Antwerpen.

»De schuld werd aanvankelijk bij de wisselwachter gelegd. Die man was na het ongeluk de natuur ingevlucht en had de hele dag zitten bidden en wenen bij een kapelletje, maar op het proces had de openbare aanklager ook de spoorwegdirectie mee in gebreke gesteld. Die had werken laten uitvoeren in het seinhuis op zowat het drukste ogenblik van de dag, en tegelijk had ze de seinwachter onvoldoende ingelicht over die ingrepen en de gevolgen ervan voor het seinen wisselsysteem. Hoe dan ook: alleen die wisselwachter heeft een gevangenisstraf gekregen.

»Toch ook nog zeggen dat de dodentol allicht zwaarder is dan eenenveertig, want er is nooit enig onderzoek verricht naar de zwaargewonden in de Brusselse ziekenhuizen die na 21 mei gestorven zijn.»

HUMO Kontich is lang een begrip gebleven. In 1982 werden de Rode Duivels door Polen met 0-3 uitgeschakeld op het WK in Spanje. En bij de laatste goal riep Rik De Saedeleer: ‘’t Is de ramp van Kontich.’

De Bot «Dat wist ik niet, maar De Saedeleer is van Mechelen en in de regio Mechelen-Lier is die ramp nog decennia een begrip gebleven. Als wij om het één of ander weenden of klaagden, zegden onze ouders steevast: ‘Komaan hé. Dat is nu toch niet de ramp van Kontich!’

»Rond die ramp is zelfs enige commerce ontstaan. Die ochtend is er ter plekke een film gedraaid en die werd diezelfde avond al vertoond in Cinema Kruger in Antwerpen! De film is jammer genoeg nooit teruggevonden, maar ik heb hier wel een reproductie van de affiche (zie illustratie – ‘ontblooting der lijken’ wil zeggen: het te voorschijn halen van lijken uit de wrakstukken, jh). Er is ook een reeks van vijfentwintig postkaarten gedrukt, en op één daarvan staat het volledige gezin van ‘den ongelukkigen wisselwachter’ (toont een ansichtkaart van een vrouw en zeven kinderen, die doodverlegen poseren, op één rij voor hun huis). Die kaarten zijn verkocht ten voordele van dat arme gezin, dat zonder broodwinner zat omdat die wisselwachter zijn proces moest afwachten.»


Het verkeerde spoor

De Bot «Ik wil toch ook nog zeggen dat treinverkeer in verhouding veel minder slachtoffers eist dan autoverkeer. Als je vanaf 1835, het ontstaan van de spoorweg, alle ongevallen optelt waar treinen ontsporen of op andere treinen botsen, dan kom je amper aan vijfhonderd doden. Op honderdvijfenzeventig jaar! (Tussen 1925 en 1965 was de trein hét belangrijkste vervoermiddel in België, met de meeste reizigers en de meeste gereden kilometers, en zelfs in die topjaren vielen er gemiddeld maar vijf spoorslachtoffers per jaar, jh)»

HUMO In het wegverkeer vallen elk jaar meer dan duizend doden.

De Bot «Ja, en dan stel je je toch vragen. Achttien doden in de trein, en de kranten leveren tien pagina’s af. Achttien doden bij weekendongevallen, en dat is bijna een fait divers, dat slikken we ’s zondags bij het pistoleekes eten! Het is natuurlijk ook de ontzetting die meespeelt omdat de trein zo veilig wordt geacht, maar toch: ergens loopt die verhouding mank.

»En nu gaan hele krantenbladzijden en opiniestukken over dat beveiligende remsysteem van de locomotieven. Maar hoeveel slachtoffers ga je daarmee voorkomen in een sector die al zo beveiligd is?! Met datzelfde miljoenenbedrag kan je waarschijnlijk meer doen in het wegverkeer, waar toch veel meer doden vallen. Daar zou de directe winst veel groter zijn!

»Ik geef u ook het voorbeeld van frankrijk. Daar bestaat de TGV al sinds 1982. Miljoenen reizigers hebben daar miljoenen kilometers mee gereden, en in die achtentwintig jaar is daar nog nooit een ernstig ongeval gebeurd. Mij moet je ’t niet vragen, ik stap nog altijd liever in een trein dan in een auto!»


Laatste sacrament

Kontich is de zwaarste nationale treinramp van de 20ste eeuw. En dan komt Wilsele (1954) met zesentwintig doden; daar ontspoorde de sneltrein Keulen-Oostende, met aan boord vooral Duitse voetbalsupporters die terugkeerden van de interland Engeland-Duitsland. De derde zwaarste spoorwegramp sinds 1900 is de treinbotsing in Lier op 3 december 1943. De kranten spraken aanvankelijk van twintig slachtoffers, maar uiteindelijk vielen er vierentwintig doden en drie-enzestig gewonden. Van die ramp zijn er nog overlevenden die het kunnen navertellen. Zoals het echtpaar Irène De Reyck (84) en Jos Van Roie (86) uit Nijlen. Zij zaten op die donkere en mistige decembermorgen op de ramptrein.

Irène De Reyck «Ik ben tot mijn veertiende naar school geweest, en daarna heb ik twee jaar gewerkt in het fabriekske waar twee van mijn broers diamantslijpers waren. Maar met de oorlog viel dat fabriekske stil en vanaf mijn zestiende ging ik elke dag in Haren werken, in de vijskesfabriek VTR. Ik weet nog die eerste dag: ’s avonds hoorde ik mijn eigen taal niet meer, zo zaten mijn oren vol van dat lawaai van die fabriek! Maar ja, ’t was oorlog, we waren thuis met vijf kinderen, er moesten centen verdiend worden, want anders was er geen eten.

»Ik vertrok thuis elke morgen om kwart voor zes. Boterhammen in een schoofzakske, en dan moesten wij op onze klompen nog een halfuur stappen tot het station in Nijlen. Wij stonden daar met vijf jonge meiskes van ons dorp die naar Haren gingen. En natuurlijk stond daar ook nog ander werkvolk dat in Brussel ging werken.»

Jos Van Roie«Ik was daar ook, ik werkte in een gieterij in Anderlecht. En zo heb ik een oogske op haar gekregen. Ja, ’t is dankzij de spoorweg dat wij mekaar leren kennen hebben. Maar op de trein mochten we niet samen zitten, hé.»

Irène «De derdeklassewagons van het werkvolk waren toen gescheiden. De mannen en de vrouwen apart.»

Jos «En tussen het werkvolk was ook een afscheiding. De bedienden zaten in het rijtuig van de maandabonnementen, en wij arbeiders zaten in de wagon van de weekabonnementen – ah ja, want arbeiders werden per week betaald.» «Het was op een wintermorgen. Buiten was het nog donker en in de trein zelf was ook geen licht. Dat was zo in de oorlog, de treinen moesten verduisterd blijven. ’t Gebeurde wel af en toe dat één van de meiskes in ons compartiment zo’n ballonneke in het plafond draaide, dan hadden we toch een beetje licht onderweg.

»En op die decemberdag is onze trein op een stilstaande trein gereden. Hij was van Aarschot onderweg naar Antwerpen, maar stond stil voor een sein nabij Lier. Onze machinist heeft nog alles dichtge-gooid, en met schreeuwende remmen zijn wij op die Aarschotter gevlogen. Dat was een boenk die ze tot in Nijlen gehoord hebben!

»Wij zaten met al die meisjes en vrouwen in de eerste wagon achter de stoomlocomotief. Dat waren toen nog houten rijtuigen, en onze wagon... dat was precies alsof ge uw voet op een stekkendozeke zette, die kraakte en plooide ineen, en het glas sprong uit de vensters. En wij zaten daar geplet, tussen versplinterde banken en verwrongen ijzer.

Jos «Hun wagon is tegen het massieve staal van de locomotief geplet. Vandaar dat er daar zoveel doden en gewonden waren.»

Irène «Ik zat gekneld tussen hout en ijzer, maar Wiske, een meisje van Kessel is door een gat in de vloer geslagen en die is met haar kop op de stenen en de rails terechtgekomen. Haar kin helemaal kapot, en vanalles gebarsten aan haar hoofd, die heeft ook afgezien. Maar ze is naderhand toch nog getrouwd geraakt.»

Jos «Ik ben direct komen kijken, ah ja, Irène zat in die wagon! En ik heb haar zien zitten. Ze zat gekneld, met haar benen helemaal opzijgeklapt en haar bekken helemaal open gewrongen. Zelf kon ik niet in die wagon geraken omdat alles zo versplinterd en verwrongen was.»

Irène «Ze konden maar bij ons geraken met zwaar gereedschap: bijlen, zagen en breekijzers.»

Jos «Dat waren de pompiers en de brancardiers en de gendarmen, en toen mocht ik niet meer blijven. Ik heb ook die andere trein gezien. Daar was vooral de laatste wagon geraakt, ook weer een wagon met werkmensen. (De derdeklassewagons met arbeiders werden stelselmatig als eerste of laatste wagen aangekoppeld, de gevaarlijkste locaties dus. Tweedeklassewagons met bedienden bevonden zich altijd in het veilige midden van de trein. Na de ramp van Kontich waren er in het parlement al vragen gesteld over die indeling, maar in 1943 was er in dat opzicht blijkbaar nog niks veranderd. – Bron: ’150 jaar spoorwegen in de Kempen’)»

Irène «Ik heb nog twee uur vastgezeten. En de hele tijd heeft iemand mij in de armen gehouden zodat ik steun had en minder pijn zou hebben. Een onbekende mens was dat, ik heb nooit geweten wie.

»Er liepen ook pastoors rond die het kruiske met het Heilig Oliesel gaven, het laatste sacrament voor de stervenden. Hoe dikwijls ik die Heilige Olie gehad heb! Elk van die pastoors zag mij liggen, en dacht natuurlijk dat ik elk ogenblik kon sterven. Maar aan doodgaan heb ik nooit gedacht, ge zijt zestien jaar hé. Ik heb wel één van mijn vriendinnen aan Bertha horen vragen: ‘Bertha leeft gij nog?’ ‘Nog een beetje,’ zei Bertha. En een tijdje nadien was ze dood.

»Een werkman was intussen mijn ouders gaan verwittigen. Die zijn diréct naar het ziekenhuis vertrokken, maar toen ze daar aankwamen, was ik onvindbaar. Ah ja, ik zat nog altijd gekneld, hé! En dat mag hier toch gezegd worden: de man die de meeste mensen uit de trein heeft gehaald, was Vital Nuyens. Die woonde vlakbij het spoor, hij had een werkhuis waar hij fietsen herstelde, en die is direct met zijn gereedschap gekomen, en heeft veel mensen los kunnen maken.»

Jos «Veel van die gewonden hebben ook in huizen van omwonenden gelegen, op de zetels, op de bedden en op de vloer. Wachtend op de ziekenwagen.»

Irène «Er waren toen bijna geen ziekenwagens!»

Jos «Dat is waar. Ze hielden op de steenweg de auto’s en de camions tegen en die chauffeurs moesten de gewonden naar het ziekenhuis van Lier brengen. Gij zijt wel in een ambulance gelegd en naar de kliniek gevoerd, ik zat mee in die ziekenwagen.»

Irène «We lagen op brancards en zo werden we in een gang gezet. Ik zie daar nog een mens de deur opentrekken, hij zag ons liggen, nam zijn klak af en sloeg direct een kruiske (lacht). Die dacht natuurlijk dat die gang vol dooien lag. En bij dat ziekenhuis was ook een rusthuis, en die ouwe mensjes moesten allemaal hun bed afstaan aan ons.

»Wij hebben Buizingen gezien op de televisie. En dan hebt ge compassie met die mensen. Want ge weet wat dat is, gekneld zitten of gepletterd zijn. Ik heb drieënhalve maand in de kliniek gelegen. Plát op mijn rug! En vastgebonden op een plank! Ik had een dubbele bekkenbreuk. Ze hebben mijn bekken dichtgesnoerd, en aan die snoeren hingen gewichten van drie kilo zodat er geen speling was en alles schoon bij elkaar werd gehouden. Mijn benen mochten ook niet bewegen, die lagen vast tussen linnen buisjes met zand. En zo lag ik daar onbeweeglijk, al die maanden heb ik niet één keer rechtopgezeten. Ik moest al liggend eten en als ik soep dronk, liep het in mijn hals. Ze hadden toen nog geen plastieken bekertjes met zo’n teutje.

»En die Vital Nuyens is al de gewonden elke week blijven bezoeken, tot de laatste uit het ziekenhuis was. Die mens had zich aan ons gehecht door dat ongeluk.

»Na een jaar ben ik weer gaan werken, weer met diezelfde trein, en later ook weer in diezelfde fabriek. Een ander zou bang zijn om met de trein te rijden, maar daar was geen kwestie van: ’t was oorlog en ge moest uw kost verdienen!

»En die Vital wist op welk uur ik mijn trein nam, en dan deed hij het venstertje van zijn werkhuis open en wuifde hij naar mij. Ja, dat was ne goeie mens, hij heeft later ook nog een medaille gekregen van de staat.»


Op de vlucht

Irène «In Nijlen is die ramp wel hard aangekomen. Van ons dorp alleen waren er negen doden op die trein, allemaal meisjes die in de fabriek gingen werken. Twee daarvan waren maar zestien jaar oud. En een derde was juist twintig jaar, die was nog geen twee weken getrouwd!»

Jos «De toneelkring van Nijlen heeft er zelfs nog een stuk over gemaakt!»

Irène «Het strafste is: een paar jaar later heb ik nóg een treinbotsing meegemaakt. Ook weer in Lier, daar is de trein van Kontich op de trein van Aarschot gereden. Maar er waren toen geen gewonden.»

Jos «Ik heb ook nog een tweede ongeluk meegemaakt. In Aarschot heeft een losse locomotief onze stilstaande trein dertig meter verder gestoten. Gelukkig alleen maar wat lichtgewonden, mensen die van de bank waren gevlogen.

»En dan nog iets met een trein! Toen zij nog in de kliniek lag, en ik haar juist bezocht had, hebben de Duitsers mij een keer achtervolgd. Ik was een voortvluchtige werkweigeraar, en ze moesten mij hebben. Ze riepen ‘Halt!’ naar mij, maar ik ging direct op de loop. Twee keer hebben ze op mij geschoten, dat was vlak bij de overweg van Kloosterheide, die rolbareel (afsluiting die over de weg gerold werd, red.) was juist dicht voor de komende trein, en die wachteres had die schoten gehoord en zij heeft die bareel een klein beetje geopend en weer dichtgedraaid. Ik kon ontsnappen, de sporen over, maar de Duitsers waren te laat, de trein was er ineens, en zo ben ik kunnen gaan vliegen. Ja, de trein heeft altijd een grote rol gespeeld in ons leven!

»Ik ben dan later toch opgepakt geweest, en met de trein naar Duitsland gebracht. Negen maanden heb ik in de zoutmijnen moeten werken, en ik ben als een pannenlat – ik woog nog 38 kilo – terug naar België gekomen. Ook weer met de trein.»

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234