De eeuwelingen van Vlaanderen (3): 'Mijn geheim? Je moet content zijn met wat je hebt. En tegen al de rest zeg je foert'
Ze zijn niet eenvoudig te bereiken, de eeuwelingen. Een telefoon? Die horen ze niet meer rinkelen. Een mail? Geen enkele 100-jarige is op het internet te vinden. Behalve dan Honoré D’haese. Hij moet zowat de enige Vlaamse eeuweling met een Facebook-account zijn, maar een gesprek over de voorbije honderd jaar doet hij toch liever op de ouderwetse manier: face to face en zittend aan een tafel. ‘Vroeger kwam je buiten en kreeg je een goeiendag. Nu lopen ze je omver.’
De helft van de tafel in de serviceflat van Honoré D’haese en zijn vrouw Maria wordt ingenomen door een computer. Hij is netjes afgedekt met een kussensloop, zodat het stof geen vrij spel krijgt. Dochter Martine: ‘Hij heeft hem nog niet zo lang geleden gekocht. Waar koop jij die dingen, vader?’
Honoré D’haese «Kopen? Op Bol.com. En op Coolblue.»
Martine D’haese «Hij bestelt alles online: van kookpotten tot inktcartridges voor zijn nieuwe printer. Ja, voor iemand van 100 is hij nog bij de pinken.»
Honoré «En ik herinner me nog alles. Uw blaadje is te klein voor alles wat ik mij nog herinner.
»Ik ben geboren op 1 maart 1919. Ik was een vredeskind – de oorlog was net voorbij. Ik ben geboren in Mere, in de Vijverstraat.»
HUMO Da’s toeval: nu zitten we ook in de Vijverstraat.
Honoré «Ja, mijn geboortehuis stond op de hoek, waar nu die appartementen staan. Het was een klein huizeke. Wij waren thuis met drie: ik was de jongste en had nog een zus en een broer. Mijn zus is op haar 25ste ingetreden, ze is zuster geworden in het ziekenhuis.»
HUMO Wat deden uw ouders?
Honoré «Mijn vader ging in Frankrijk werken, bij de boeren. Nu rooien ze de bieten machinaal, maar toen was dat met de hand. Later is hij in Brussel gaan werken. Hij ging kabels leggen voor den ellentriek en zo. In die primitieve tijd waren er nog geen voorzieningen. Mijn moeder was huisvrouw. Je kunt je dat nu niet meer voorstellen: patatten schillen, koken...»
Martine «Ze waren van gewone komaf. Thuis stond de pan op tafel en iedereen had zijn stukske van de pan. Aan het stukske van de ander kwam je niet. Alleen op zondag kwamen er borden op tafel.»
Honoré «Wij hadden eten en drinken genoeg. Het valt moeilijk te beschrijven hoe het was. Toen waren de mensen nog aangenaam: je kwam buiten en je kreeg een goeiendag. Nu lopen ze je omver als je op straat komt. Vroeger hielp je elkaar ook. De moeder van mijn vader was vroedvrouw. Van haar had hij geleerd om mensen te helpen. Hij kon het niet laten.»
Martine «Hij heeft zelfs nog mensen genezen.»
Honoré «Feitelijk was dat verboden. Er was eens een boer met een gezwel in zijn hals. De dokter had gezegd dat hij het gezwel eruit zou snijden, maar mijn vader zei: ‘Neenee, ik zal hem wel helpen.’ Dan zei mijn vader tegen mijn broer en mij dat we smeerwortel moesten zoeken, in de bermen langs de karrensporen. Hij krabde de wortels van die smeerwortel af, maakte er zalf van en legde een verband met zalf op het gezwel. Na een paar dagen pakte hij het verband eraf: alles genezen. Toen kwam de dokter binnen: ‘Heeft Jean-Louis weer zijn best gedaan? Ge moogt geen dokterke spelen!’ Maar ’t was toch maar schoon opgelost.»
HUMO Ging u naar school?
Honoré «Van ’s morgens halfnegen tot ’s middags. Daarna gingen we naar huis om een boterham te eten. De boerenzonen aten soms een appel. De andere kinderen gingen dan rond hem staan, voor het klokhuis. Gewone mensen hadden dat niet, een boomgaard. Ik heb nooit een klokhuis gevraagd. Ik was te fier.
»Ik zat niet graag in de klas. Gelukkig was ik ook misdienaar: als er een begrafenis was, moest ik niet naar school. Eén keer heeft een politieker – het was een liberaal, geen kerkganger – een brief meegegeven voor mijn vader: dat kinderen op de schoolbanken moesten zitten, niet in de mis. Mijn vader schreef terug: zolang er geen volwassenen aangesteld worden om het werk van de misdienaar te doen, gaat mijn zoon naar de kerk. En daarmee was de kous af.
Op zaterdag gingen we ook naar school. Tot ’s middags.»
HUMO Wat deed u op zondag?
Honoré «Boeken halen in de bibliotheek van het klooster. De zuster zei: ‘Jongen, de kinderboeken staan daar.’ En ik: ‘Ja, maar het is voor mijn vader.’ En dan nam ik al die boeken mee en las ik ze zelf (lacht). Ik las graag, al die verhalen van mensen die een grote reis hadden gemaakt. De boeken waren toen veel simpeler dan vandaag.
»Ik ben tot mijn 14de naar school gegaan. In het laatste jaar vielen er veel af: de gegoede kinderen gingen naar het college in Aalst. Tegen de overblijvers zei de meester: ‘Wat moet ik nu met jullie beginnen?’ In plaats van les te geven nam hij ons mee naar de perenbomen achter de school. ‘Kijk,’ zei hij dan, ‘dat ringske is van een zomervogel (een vlinder, red.) die haar eitjes heeft gelegd.’ En hij toonde ons ook hoe we takjes van die boompjes konden enten. Dat was allemaal heel interessant.
»Na de school ben ik hier in Mere in de fabriek gaan werken. Daar maakten ze passementerie: de flosjkes voor aan de gordijnen. Per shift van 8 uur kreeg je 1 frank. Soms begon ik ’s ochtends en vroeg ik om ’s nachts te mogen doorwerken. Dan nam ik mijn boterhammen en een kruik koffie mee. Maar na een tijdje was ik het beu. Toen ben ik werk gaan zoeken in Brussel. Ik had geluk: ik mocht bij de metsers beginnen. Het waren Walen, uit de omgeving van Waterloo, maar er zat er eentje bij die wat Vlaams kon. In die tijd kreeg ik daar 3 frank per uur. Ik deed goed mijn best en was er op den duur zo graag gezien, dat ze me 4,5 frank gaven. Dat was veel: een goeie metser kreeg maar 5 frank.»
HUMO Wat deed u dan?
Honoré «Ik kon goed coffrage maken, bekisting. In die tijd werkten ze heel profijtig: als de cement droog was, moest ik de nagels uit de bekisting trekken, om ze nog een keer te kunnen gebruiken. Zo heb ik veel huizen gezet in Brussel. Ik was misschien maar een boerenjongen, maar ik kende Brussel op mijn duimpje. Dat komt omdat ik schrik had om de tram te nemen: je wist nooit in welke richting die ging. Dus ging ik altijd te voet.
»Ik was de specialist in mortel en beton maken. Soms kwamen mensen uit de buurt mortel vragen, maar ik gaf nooit iets weg. Dan was de baas content en gaf hij mij drinkgeld. En dat drinkgeld gaf ik ook niet af! ‘Hij is een biejst,’ (een gierigaard, red.) zeiden de Walen dan. Maar toch was ik er graag gezien, omdat ik zo hard kon werken. Het laatste huis dat ik heb helpen zetten, was een bank in Schaarbeek. Daarna was het gedaan: de oorlog brak uit en ik moest naar het leger.»
Doodgebloed
HUMO Kreeg u een opleiding als soldaat?
Honoré «Ja. Ik zat bij de kanonniers in Etterbeek. Eerst kregen we een maand lang dressuur. Dat was zonder zadel en sporen: je zat op dat paard en moest je vastklampen. Ik kreeg een klein paardje. De volgende dag vroeg ik of ik niet mocht wisselen voor een groot. Twee sprongen en ik lag in de berm (lacht).
»Na een maand werd ik overgeplaatst naar de seintroepen. Elke ochtend leerden wij morsecode. Ik heb ook leren seinen met vlaggetjes. Ik kon de boodschappen goed ontvangen, maar er zaten ook verschrikkelijke dommeriken bij. Uiteindelijk hebben we die vlaggetjes zelfs niet meer gebruikt in de oorlog en moest ik met de telefooncentrale leren werken.
»Onze eerste mobilisatie kwam er toen de Duitsers Polen waren binnengevallen. Toen moesten we op de kazerne gaan staan, om te noteren wanneer welke vliegtuigen overvlogen. Toen de Duitsers uiteindelijk België binnenvielen, was het andere koek. Wij moesten naar Brasschaat, waar we in een kasteel werden ondergebracht. Wij hadden de bovenkant van den Belgiek, zogezegd, terwijl de Fransen het binnenland verdedigden. Dat was een grote vergissing: wij hadden het binnenland moeten nemen. De Fransen zijn ons nog komen steunen in Brasschaat, maar veel hebben ze niet gedaan: ze hebben vooral onze wijnkelder leeggeplunderd.
»Toen de eerste Duitse bommenwerpers overvlogen, schoten wij met mitrailleurs, maar onze kogels werden gewoon weggeblazen door die vliegtuigen.»
undefined
undefined
'Ik laat niet veel vrienden toe op Facebook. Ik heb er acht. Je kunt je profiel niet beschermen, hè. Als ik wil, kan ik bij vriend en vijand gaan kijken.'
HUMO Hebt u veel Duitsers gezien?
Honoré «Bij de overgave. We hebben ons best gedaan, maar de Duitsers hebben ons Holland in gedreven. Na achttien dagen was het gedaan met vechten. Toen moesten we naar Brugge, naar de dreef waar ook Leopold III in een kasteel gevangenzat. Wij sliepen op een boerderij. Doodmoe waren we.
»Op een bepaald moment is er een luitenant buitengekomen. Waar onze commandant was gebleven, weet ik niet. Hij was afkomstig uit de Oostkantons, misschien was hij overgelopen. Ik heb hem nooit vertrouwd. Tegen een kameraad had ik gezegd: ‘Uw geweer moet ik hebben, voor als onze commandant z’n boekje te buiten gaat.’ Dan had ik hem afgeschoten.
»Die luitenant kwam de boerderij uit, wenend van woede: ‘Mannen, voor ons is de oorlog gedaan. We hebben verloren.’ We moesten rustig blijven, zeker niet naar huis lopen. We zijn samen te voet naar IJzendijke getrokken, in Holland. Achteraf heb ik horen vertellen dat daar een bootje op een mijn is gevaren.
»In het kasteel had ik een splinternieuwe damesfiets gevonden. Ik dacht: die pak ik mee. Zo moest ik niet dat hele eind stappen.»
Martine «Hij sliep ’s nachts zelfs met zijn benen op die fiets, zo bang was hij dat ze hem zouden stelen.»
Honoré «Thuis hadden wij ook wel een fiets, maar dat was een barak in vergelijking met die nieuwe fiets. Ik heb hem kunnen meenemen naar huis.»
HUMO Was het een blij weerzien met uw familie?
Honoré «Mijn vader stond me op te wachten. Hij nam me in zijn armen: ‘Je broer is overleden.’ Ze waren op de vlucht geslagen voor de Duitsers. Dom, echt dom. Waren ze thuisgebleven, dan was er niks gebeurd. Maar mijn vader had zich laten opjagen door een buurman. Ze dachten naar Frankrijk te vluchten, maar in Zwevegem was het gedaan: de grens was gesloten. Ze zijn blijven overnachten op een boerderij, maar in de buurt waren er nog beschietingen. Mijn moeder en zuster zaten in de patattenkelder, maar mijn vader is buiten gaan staan: hij kon niet slapen. Mijn broer stond bij hem en naast de deur zat een manneke op zijn hurken. Opeens ontplofte daar een Duitse granaat. Dat manneke zijn hoofd was eraf, mijn vader vloog tegen de muur van de knal, en mijn broer zijn been was eraf. Mijn zuster heeft de wonde nog verbonden en ze zijn met hem naar het ziekenhuis gereden, maar ze kregen het karretje niet over de Leie – de brug was weg, er lag alleen nog een plank. Onze Jef is daar doodgebloed. Hij moet een jaar of 28 geweest zijn.
»Ze hebben hem in een graf achtergelaten. Na de oorlog heeft mijn vader nog getwijfeld om zijn lichaam naar huis te laten komen, maar ik zei: ‘Hij ligt daar goed.’ Voor hetzelfde geld hadden ze een kist met een hoop aarde naar hier gebracht. Je kunt dat niet vertrouwen.
»Na de oorlog ben ik één keer meegelopen in een optocht met de oud-strijders, maar er liep daar ene mee die een heel verhaal deed over hoe hij zijn geweer onklaar had gemaakt om niet te moeten schieten. Hij had de slagpin kapotgemaakt en de reservepin weggesmeten. Hij vertelde dat vol trots. Met zo’n lafaard wilde ik niks te maken hebben. Ik ben nooit meer meegegaan.»
Martine «Wij zijn een koppige familie. Mijn ouders waren misschien maar gewoon volk, maar ze hadden hun trots.»
Miserie met tv’s
HUMO Hoe is het u na de oorlog vergaan, Honoré?
Honoré «Tijdens de oorlog heb ik in een waspoederfabriek in Schaarbeek gewerkt. Daarom ben ik zo klein gebleven: ik moest zakken van 100 kilo de trap op dragen. Ik moest ook de rollen karton naar boven dragen – daar maakten ze dozen van. De zwaarste rol woog 150 kilo. De regel was: als ik met de rol naar boven liep, mocht niemand achter mij de trap op komen. Maar op een keer is de broer van de baas toch naar boven gelopen. Hij was kwaad, omdat de meisjes die het poeder in de doosjes deden, de Vlaamse Leeuw aan het zingen waren. Dat mocht niet. Net op dat moment viel mijn rol: zijn benen geplet. Toen hij na een maand terug op het werk kwam, zei hij: ‘Gij hebt mij dat gelapt, boerken.’ Maar hij gaf ook toe dat het zijn fout was. Dat was mooi van hem.»
undefined
'Opeens ontplofte daar een Duitse granaat. Dat manneke zijn hoofd was eraf, mijn vader vloog tegen de muur van de knal en mijn broer zijn been was eraf'
Martine «Vader kon zich ook goed uit de slag trekken in het Frans. Hij heeft jaren avondles gevolgd aan het Kardinaal Mercier Instituut.»
Honoré «Ik volgde daar elektronica. De praktijk deed ik graag, maar voor de theorievakken bleef ik weg. Uiteindelijk heb ik het vooral zelf geleerd. Tegen die tijd repareerde ik al radio’s. De toestellen van toen waren niet zo perfect als nu: ze vielen vaak in panne.
»Na de oorlog ben ik eerst begonnen in den ellentriek. In Mere heb ik misschien wel vijftig huizen van elektriciteit voorzien. Thuis hadden we toen al elektriciteit. Er waren twee lampen aangesloten: eentje in de woonkamer en eentje in de slaapkamer. In die tijd was dat een luxe.»
Martine «Later is vader zijn eigen zaak begonnen. Het zijn er uiteindelijk twee geworden: eentje voor radio’s en tv’s, en eentje voor witgoed: koelkasten, fornuizen... Tegen die tijd had hij mijn moeder al leren kennen. Zij diende bij een rijke familie in Brussel, waar hij de chauffageketel moest komen herstellen.»
Honoré «Ik heb haar voorgesteld om eens naar de cinema te gaan, zo is dat gekomen.»
Martine «Na twee jaar is het eerste kind geboren. Op den duur waren we met acht: zes jongens en twee meisjes. Onze moeder heeft darmkanker gekregen en is gestorven op haar 54ste. In ’77 is hij hertrouwd met Maria. Zij was de verpleegster die voor mijn moeder had gezorgd.»
Honoré «Op een dag had mijn concurrent een televisie gekocht. Hij zette die buiten op de stoep en de mensen kwamen kijken. Die tv’s waren nog niet zoals het moest, maar ik heb er toch eentje gekocht, om te kunnen concurreren. Als het kermis was, zette ik die ook buiten. In de tuin had ik een hoge staak staan, als antenne.
»Die eerste televisies, dat was een miserie! Daar ben ik nog wat meer van gekrompen, denk ik (lacht). Ze werkten nog met lampen. Elke avond ging ik de baan op met mijn koffer vol lampen om alles te herstellen. (Trots) Nooit heeft een tv langer dan een dag in panne gestaan.»
HUMO Belden ze u dan op, of u even kon langskomen?
Honoré «Neenee, ze kwamen langs om het te zeggen. Toen had niemand een telefoon.»
HUMO Herinnert u zich de beelden van de eerste maanlanding nog?
Honoré «Oei, nee. Ik keek nooit naar de televisie. Alleen als hij kapot was (lacht).
»De mensen konden toen naar Brussel kijken, en naar Rijsel, als ze een goeie antenne hadden. Die televisies evolueerden redelijk snel. En zodra er kabel was, verkocht ik er enorm veel.»
Martine «Al die antennes moesten opgezet en weer afgebroken worden. Zo is vader een keer van het dak gevallen.»
Honoré «Ik ben eens met mijn ladder bij de buren gevallen, recht op hun garage. De eerste die me zag liggen, zei: ‘Hij is dood.’ Maar ze hebben toch het Rode Kruis gebeld.»
Martine «Ik weet nog dat moeder zijn groene overall in een emmer met zout water stak. Alles zat onder het bloed.»
Honoré «Ze hebben me naar het ziekenhuis gebracht, en daar lieten ze me liggen om te sterven. Mijn ribben waren gebroken en mijn longen zaten vol bloed, maar de volgende dag leefde ik nog. Mijn zuster was verpleegster in dat ziekenhuis. Zij bracht me elke dag een beetje melk en hielp me het bloed op te hoesten.»
HUMO Bent u daarna nog op een dak geklommen?
Martine «Och, hij klom nog op het dak toen hij 97 was! Als Maria naar de kapper ging, zei hij: ‘Kom, we gaan efkes naar de goot kijken.’ En dan moest ik de ladder vasthouden.»
HUMO U hebt geen last van hoogtevrees?
Honoré «Nee, maar wel van dieptevrees. Ze hebben me een keer gevraagd in een lege waterput te kruipen. In de oorlog hadden ze daar hespen in verstopt, maar daar kregen ze me toch niet in.
»Na die val van het dak ben ik moeten stoppen met roken: mijn longen waren kapot.»
HUMO Dat heeft u misschien wat extra levensjaren opgeleverd. Lukte een glas drinken nog wel?
Honoré «Ik heb weinig alcohol gedronken in mijn leven. Nu drinken we wel elke dag een klein glaasje rode wijn bij het eten. Dat hebben we geleerd in Spanje.»
Martine «Ik heb mijn vader nooit dronken geweten. Hij hield zich altijd deftig en van ons verwachtte hij hetzelfde.
»Vader eet ook niks speciaals. Gezonde boerenkost, dat heeft hij het liefst.»
Honoré «Op onze leeftijd heb je niet veel eten meer nodig. Ze brengen hier elke dag het middagmaal naar onze kamer. Vroeger bestelden we elk een bord, maar we hadden altijd over. Nu delen we er eentje met ons tweeën en dat is meer dan genoeg. Ik heb nooit overdreven.»
Wijn in jerrycans
HUMO Terug naar de technologie: toen die begon te veranderen, stond u op de eerste rij.
Honoré «Ja. Ik ben begonnen met de verkoop van strijkijzers. Voordien zetten de vrouwen ijzers op de kachel: terwijl ze met het ene ijzer streken, stond het andere op te warmen. Daarna werd het allemaal elektrisch, maar de overgang is stillekes gegaan.»
Martine «Dag en nacht was hij aan het repareren. ’s Avonds moest mijn moeder zeggen: ‘En nu ga je mee naar bed.’ Zodra ze sliep, stond hij op en ging hij weer werken.»
Honoré «Ik zat de hele tijd te solderen. Ik laste de leidingen weer aan elkaar. Ik rekende niet veel aan voor mijn reparaties. Ik verkocht liever apparaten. Als mensen content waren van mijn herstelservice en hun buren hoorden dat, dan kwamen die ook iets kopen bij mij.»
HUMO Welke merken verkocht u?
Honoré «Ik ben begonnen met SBR (Société Belge Radio-electrique, red.). Later ben ik Siera beginnen te verdelen, een onderdeel van Philips. Als je goed verkocht, dan gaf Siera je cadeaus. In het begin koos ik het geld, maar na een tijdje wilde ik de reizen. Het verst dat we zijn gegaan, was naar Ivoorkust. Die beeldjes komen van daar (wijst naar twee Afrikaanse beeldjes op de kast). Onze koffer zat zo vol met souvenirs, dat we meer moesten betalen voor de bagage dan voor onszelf.
»En elk jaar gingen we op vakantie naar Spanje, maar pas na de Ronde van Frankrijk – daarvóór moest ik zorgen dat alle tv’s marcheerden. In het begin gingen we kamperen met ons Volkswagen-busje. In de tijd van Franco controleerde de douane of je geen pornoboekjes bij je had. Ik ben eens helemaal tot aan de rots van Gibraltar gereden.»
MARTINE «En dan bracht hij wijn mee. In jerrycans, zodat de douane het niet zag.
»Op een bepaald moment had hij 880 klanten. Iedereen in de omgeving had iets uit zijn winkel in huis.»
Honoré «De namen van de beste klanten hield ik bij op steekkaarten. Naast de naam stond dan: televisie gekocht, wasmachine gekocht...»
Martine «En voor Nieuwjaar reed hij met ons langs al zijn klanten. Dan moesten wij een almanak in hun bus stoppen.»
HUMO Wat verkocht u het liefst?
Honoré «Alles wat geld opbracht. Televisies waren goed, wasmachines ook.
»Op een keer ging ik naar een klant in Erpe. Zijn wasmachine was kapot. Die man werkte in de bouw en had altijd nagels in zijn zakken zitten. Ik denk dat ik een kilo nagels uit zijn machine heb gehaald (lacht).»
undefined
undefined
'Ik ben eens van het dak gevallen. Nadien ben ik moeten stoppen met roken: mijn longen waren kapot.'
HUMO Hadden jullie thuis ook al die moderne luxe?
Martine «Wij hadden vijftig jaar geleden al een afwasmachine. Zo anders dan de machines van nu zag die er niet uit, hoor.»
HUMO Computers hebt u nooit verkocht?
Honoré «Nee, maar ik was er wel vroeg bij: mijn zoon had een computer van het Amerikaanse leger gekocht in de stock américain. En toen had onze onderbuur een printer gekocht, waar hij brieven mee kon afdrukken. Ik heb gevraagd of ik die eens mocht gebruiken, maar dat was wel ingewikkeld.»
Martine «Nog voor de computers er waren, was hij bezig met CB-radiozenders. Daarmee kon je elkaar oproepen.»
Honoré «Dat ding stond in onze slaapkamer. Dan riepen ze midden in de nacht ineens op, vanuit de Faeröer-eilanden: ‘Hallo, Romeo?’ Ik ben het meteen gaan opzoeken op de wereldkaart. Veel kon ik niet vertellen – ik spreek geen Engels – maar we gaven wel ons adres door. Af en toe kregen we dan een kaartje van de andere kant van de wereld.»
HUMO Nu is de hele wereld verbonden via de computer. U zit zelf ook op Facebook.
Honoré «Ja, al lang.»
Martine «Vroeger deed hij veel opzoekingswerk op de computer, maar nu hij blind is aan één oog, is het te vermoeiend. Daar heeft hij nog een laptop staan (wijst naar de hoek van de kamer, waar een laptop onder een dekentje ligt).»
HUMO Wat doet u daarmee?
Honoré «Het nieuws lezen. Ik bewerk ook foto’s. Ik zal het eens tonen. (Opent zijn Facebookpagina, checkt de nieuwe meldingen en sleept behendig een foto naar het bureaublad) Voilà, nu heb ik die foto gepikt.»
Martine «Hij heeft ook een webcam. Daarmee roept hij me thuis op, om zijn boodschappenlijst door te geven.»
Honoré «Ik laat wel niet veel vrienden toe op Facebook. Ik heb er acht. Je kunt je profiel niet beschermen, hè. Als ik wil, kan ik bij vriend en vijand gaan kijken.»
Martine «Hij staat nogal op zijn privacy. En hij heeft ook al eens met een viruske gezeten.»
Honoré «Dat was op die Mac, die was niet goed.»
HUMO Ik denk dat u de enige 100-jarige op Facebook bent.
Honoré «Die 100-jarigen hebben niet eens een computer. Ik wel. Awel ja, ik ben zo’n stommerik. (Tegen de fotograaf) Zo’n kodak als die van u, dat zou ik moeten hebben.»
Martine «Pas op, straks bestelt hij er zo eentje op Bol.com.»
HUMO Is dat misschien het geheim om 100 te worden: niet blijven stilstaan?
Honoré «Misschien wel. Ik heb me altijd opengesteld voor nieuwe dingen, bijlessen gevolgd voor de televisies. Ik ben van nul begonnen en geëindigd met twee winkels. Daar ben ik fier op.»
HUMO Als we u zien, dan krijgen we de indruk dat het goed meevalt om 100 te zijn.
Honoré «Ik zeg altijd: je moet content zijn met wat je hebt. En tegen al de rest zeg je foert. Anders ga je niet rap 100 worden.
»Als je zo oud wordt als ik, dan wordt je wereld altijd maar kleiner. Naar Spanje kan ik al jaren niet meer. Laatst ben ik gevallen toen we hier in de wijk gingen wandelen – ik had de laatste trede van een trap niet gezien – dus dat kan nu ook niet meer. Het is spijtig, maar er is niks aan te doen. Je moet het loslaten.»