null Beeld

'De heilige Rita': de terugkeer van Tommy Wieringa naar zijn geboortegrond

In Watergang, op zo’n tien kilometer van Amsterdam, houden Tommy Wieringa, zijn vrouw en hun twee dochtertjes, 6 en 9, hun verblijf in een beeldig huis aan het water. Het baadt in licht dat niet van herfst wil weten en biedt uitzicht op zowel langsvarende plezierbootjes als op verstrekkend akkerland.

Rudy Vandendaele

'Het is een geweldig taboe om naar de dood van een ouder te verlangen, maar ik vind het een volstrekt logische gedachte'

In Mariënveen, een dorp ten oosten van Nederland, aan de Duitse grens, verstrijkt het leven van vrijgezel Paul Krüzen en zijn kennissen van jaren her. Krüzen drijft handel in militaria en woont samen met zijn zieke oude vader Aloïs. Om hen heen verandert het dorp sneller dan je van een dorp waar je geboren en getogen bent zou verwachten: ‘En de wereld was in beweging gekomen: Russen, Chinezen, Roemenen, Polen en Bulgaren, al die volkeren die je vroeger alleen uit de Bosatlas kende,’ schrijft Tommy Wieringa (50) in zijn nieuwe roman ‘De heilige Rita’, een titel die zowel op de Heilige Rita van Cascia slaat – hopeloze gevallen weten wie ze is – als op de exotische prostituee Rita, in wie Paul Krüzen in Club Pascha, net over de Duitse grens, op gezette tijden het soort troost zoekt dat misschien wel naar liefde zweemt, zo nu en dan. Er broeit iets in Mariënveen, en er hangt, voor wie er vatbaar voor is, steeds meer paranoia in de lucht. De gevolgen daarvan kunnen niet uitblijven.

HUMO Wat was de kiem van ‘De heilige Rita’?

Tommy Wieringa «Toen ik kind was, las ik ‘Daantje de wereldkampioen’ van Roald Dahl, een fraai verhaal over een vader en een zoon die afgezonderd van de wereld in een zigeunerwagen wonen. Ik realiseerde me toen niet dat mijn omstandigheden vergelijkbaar waren met die van Daantje, want ik woonde in die jaren in de oostelijke Nederlandse provincie Overijssel met mijn vader in een afgelegen Saksische boerderij aan de Duitse grens. Mijn ouders waren uit elkaar. Mijn moeder was er op m’n 11de vandoor gegaan met een man die zo mooi was dat ze dacht: ‘Dit is ’m. Die vorige was een vergissing.’»

HUMO Alles wat je nu zegt, komt getransformeerd voor in ‘De heilige Rita’.

Wieringa «Ja, maar ik wilde geen genoegen nemen met de hervertelling van het leven met mijn vader in een Saksische spookboerderij. Ik wilde al lang een verhaal schrijven over een vader en een zoon die op elkaar aangewezen zijn, omdat ik dat een ontroerend familieverband vind. De ene is onhandig in z’n opgroeien en de andere weet niet precies wat hij met die opgroeiende jongen én met zichzelf aan moet. Zo onbeholpen, zo’n mannenhuishouding. Er was voorzien in bed, bad en brood – dat bieden we in Nederland aan uitgeprocedeerde asielzoekers aan – en ik kreeg naar de vorm een opvoeding, maar toch wist mijn vader zich geen raad met me. Hij had een vriendin in Tilburg, aan de andere kant van het land. Daar ging hij in het weekend heen, en dan bleef ik alleen achter in die boerderij. Ik hield toen al een dagboek bij, maar dan zonder literaire bedoelingen: je ziet er in ieder geval niets van talent in, noch de voorafschaduwing van wat dan ook. Ik probeerde er het leven in te beheersen en er mijn angsten mee te bezweren. Dat is het nut van een dagboek.»

HUMO Je hebt behoorlijk lang gewacht om dat materiaal uit je jeugd in een roman te verwerken.

Wieringa «Omdat het verhaal nog niet af was. Ik heb ‘De heilige Rita’ aan twee mannen opgedragen: aan mijn vader en aan Marinus, die twee en een half jaar geleden gestorven is. Met hem heb ik onderzoek gedaan in het gebied aan de Duitse grens waar ‘De heilige Rita’ zich afspeelt. Hij lokte er in die rand van Twente, mijn geboortegrond, heel veel verhalen voor me uit. Ik heb hem altijd de autofilosoof genoemd. Een krankzinnig begaafde man, cum laude afgestudeerd aan de hogere technische school in Enschede en later op het spirituele pad geraakt. Zijn leven was een verknoping van technisch inzicht en een spirituele zoektocht – zo’n beetje als in het boek ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ van Robert M. Pirsig. Hij heeft een tijd bij mijn vader en mij op het erf gewoond, waar hij met een autohandel begonnen is. Een jaar voor zijn dood werd hij in zijn huis zeer bruut overvallen. Later heb ik zijn paranoia in werking gezien, en dus ook de inbeelding die paranoia is. En daardoor werd hij zelf een onderdeel van mijn verhaal.»

HUMO In ‘De heilige Rita’ ondergaat het personage Hedwiges Geerdink, de versjofelde kruidenier, hetzelfde lot.

Wieringa «Met dit boek heb ik de paranoia tot zijn uiterste consequentie doorgedreven. Ik kijk naar de levens van anderen. Dat is een deel van mijn vak. Uit het leven van Marinus heb ik opgemaakt dat je diep in de provincie maar beter niet oud en eenzaam kunt zijn. Het is verstandig om het niet zover te laten komen. In ‘De heilige Rita’ schrijf ik: ‘Er wordt niet voor hem gezorgd en hij heeft niemand om voor te zorgen.’ Eenzame mensen gaan significant sneller dood, want eenzaamheid is ongezonder dan roken en drinken samen.»

HUMO Veel van je boeken hebben een als het ware mondiaal karakter, maar ‘De heilige Rita’ is een opvallend regionaal boek.

Wieringa «Ja, maar de provincie is toch ook universeel, hè? Volgens mij is het mijn meest West-Vlaamse roman – mag ik dat zeggen? (lacht) Ik ken het landschap van de oostelijke provincies zo goed: de maïs is intussen gehakseld en tussen die stroken haksel staat nu regenwater. En erboven cirkelen kraaien. Pure Vincent van Gogh. Zo’n landschap wordt ook in Frankrijk meteen begrepen. Ik denk dat ik in mijn romans eerst op zoek ga naar een landschap, waar ik vervolgens de mens in neerzet in plaats van andersom. Ik zoek vooral ruimte, en in Nederland is die ruimte nagenoeg op: alom stuit je op menselijke aanwezigheid. Maar in mijn romans creëer ik het liefst zoveel mogelijk ruimte, weidse hemels waaronder heel veel kan gebeuren.»

HUMO Als je hier door het raam kijkt, zie je in ieder geval verte.

Wieringa «Lodewijk van Deyssel zei ooit: ‘Ik wil een huis waarin je in vier windrichtingen uit het raam kunt pissen.’ Ik kom er één tekort, tenzij ik bij de buren in de tuin pis (lacht).»

HUMO Ten tijde van de Koude Oorlog valt er een Rus met een sproeivliegtuigje uit de weidse hemel boven Mariënveen. Aloïs en Alice, de ouders van het hoofdpersonage Paul Krüzen, ontfermen zich over die piloot. Alice zelfs zodanig dat ze er met hem vandoor gaat. Net zo’n vliegtuigje kwam in je roman ‘Joe Speedboot’ voor, en uiteraard moest ik ook aan het zelfgebouwde vliegtuigje denken waarmee kunstenaar Joost Conijn van Nederland naar Kenia vloog. Je hebt al in die kist gevlogen.

Wieringa «Er is niets zo geruststellend als met Joost in dat vliegtuigje te zitten. De meeste piloten zijn alleen maar piloot, maar Joost is ook de bedenker, de constructeur en de mecanicien van dat vliegtuigje. Bij het geringste rammelingetje weet hij al wat er scheelt, en wat eraan gedaan kan worden. Joost kan ruiken of de olie niet te heet wordt in de motor.»

HUMO Het lijkt alsof hij een luchtvaartpionier is, wat volgens mij nog geen reden is om minder bang te zijn.

Wieringa «Dat hij de luchtvaartevolutie op eigen kracht heeft overgedaan, is net het bijzondere. Iedereen vliegt, maar niemand weet hoe je dat precies doet. Joost wel. Ik stap in ieder geval vrolijk zijn vliegtuigje in. We hebben hier al boven het huis gevlogen: mijn vrouw en mijn twee kinderen stonden buiten te zwaaien.»

undefined

null Beeld

undefined

'Eenzame mensen gaan significant sneller dood, want eenzaamheid is ongezonder dan roken en drinken samen.'


Kromme benen

HUMO Je zult wel een hang naar avontuur hebben – in ieder geval is het avontuur wezenlijk in al je romans.

Wieringa «‘Wat is er toch gebeurd met het avontuur, dat eerste grote romanthema?’ vroeg Milan Kundera zich af. Een heel goede vraag. ’t Is een beetje een vergeten idee, maar ik vind nog altijd dat je voor een roman een gebeurtenis nodig hebt, die ik me altijd in een bijna onbegrensde ruimte verbeeld. Bij voorkeur in een wereld waar de pinautomaat is weggehaald en de wolf weer is opgedoken. Dan zit je toch al bijna in Oekraïne (lacht). En voor de rest hoef je de deur maar uit te gaan of je stapt al op het avontuur af. Vorige week nog, toen hier gejaagd werd. Ik kan niet zo goed tegen jagen, en na drie uur ben ik het weiland ingelopen: ‘Jongens, wat doen jullie toch?’ Overal lijken van ganzen, houtduiven en ook van kauwen en kraaien, vogels die weleens een gaatje pikken in het landbouwplastic waarmee het ingekuilde veevoer is afgedekt. Eén zo’n vlieger die eruitziet als een roofvogel, zou volstaan om die kauwen en kraaien weg te houden. Maar neen, overal halfdode, trekkebenende vogels, die in dit seizoen helemaal geen schade veroorzaken, want ze vreten wat de hakselaar heeft gemorst. Ik wilde dat het stopte, en toen hebben ze de politie gebeld: ‘Wij voelen ons bedreigd door deze meneer.’ Twee zwaarbewapende mannen in camouflagekleren, met netten voor hun gezicht, lui die eruitzagen als Amerikaanse patriotten in Charlottesville. Ik had één van die mannen met de hak van z’n laars een zieltogende kauw de modder in zien draaien. Demonstratief minachtte hij zowel dat beest als mij. De politie vroeg of ik daar filmbeelden van had. Neen. Dan was het ook niet gebeurd, maar ík heb het gezien. En ik zal er ook van getuigen. Ik bedoel maar dat het avontuur, hoe onaangenaam ook, zich meteen al buiten je deur afspeelt.»

HUMO Ik besef ineens dat ik nauwelijks over ‘De heilige Rita’ kan spreken zonder te veel van dat boek te verklappen, waardoor ik ongetwijfeld een deel van het plezier van lezers vergal. Ik heb een hekel aan zogeheten spoilers.

Wieringa «Wat dat betreft, ben ik van de school van wijlen Wim Brands (dichter en presentator van ‘Boeken’ op de VPRO, red.), die zei: ‘Hoe meer je van een boek weet voor je het gelezen hebt, hoe geheimzinniger het wordt.’ Ik ben het daarmee eens, want een boek hoort toch veel meer te zijn dan een plotlijn.»

HUMO Vooruit dan maar: Paul Krüzen was als kind buitengewoon verknocht aan zijn moeder, maar zij hield minder van hem dan hij van haar, en ze durfde daar ook lucht aan te geven. Ze verdwijnt uit zijn leven en pas op zijn 18de – rijkelijk laat – gaat hij naar haar op zoek.

Wieringa «Hij weet waar ze zit: ze drijft een vliegveldje samen met haar Russische man, maar hij gaat de confrontatie niet aan. Wellicht is hij bang dat hij nog eens wordt afgewezen. Zij is al die tijd ook niet naar hém op zoek gegaan.»

HUMO ‘Niemand laat zijn eigen kind alleen,’ zong Willy Alberti uit de grond van zijn hart.

Wieringa «Toch heb ik het in mijn naaste omgeving zien gebeuren. Het is de oerzonde. Zelf ben ik in zekere zin ook het product van het ongeloof van mijn vader. Er komt in ‘De heilige Rita’ een scène voor waarin Aloïs, de vader van Paul, zijn zoon een onfeilbaar jongetje tot voorbeeld stelt, zo’n jongetje dat alles voortdurend goed doet. Dat is naar het leven getekend, want aan de rand van mijn bed vertelde mijn vader, die leraar was, me destijds een verhalencyclus over zo’n perfect jongetje uit zijn klas. Dat herinnerde ik me nog niet eens zo lang geleden, wellicht omdat ik nu in dezelfde situatie zit als hij toen: ik heb namelijk kleine kinderen. Ik vroeg me af wat het pedagogische motief van mijn vader was en ik heb hem daarover opgebeld – wij lossen alles lachend op, zo gaan we met elkaar om. ‘Wat was dat toch met dat onfeilbare jongetje?’ Dat wist hij niet meer zo goed. Ik zei hem dat de onderliggende gedachte me toch een gevoel van ontgoocheling leek over wat hij had voortgebracht. ‘Dat klopt wel,’ antwoordde hij, ‘dezelfde kromme benen, hetzelfde trage verstand.’ (lacht)»

HUMO Nam hij het feit dat je op den duur een gerenommeerd schrijver was niet in aanmerking? Desnoods al lachend?

Wieringa «Daar is hij eerder verbaasd over dan dat hij er trots op is (lacht). Ik beschouw mezelf als het product van een voortdurende onderschatting door zowel mijn vader als mijn leraren.»

HUMO Wil je die onderschatting nog steeds ongedaan maken?

Wieringa «Helemaal niet. Mijn vader en ik waarderen elkaar wel, maar beperkt. En als je de teleurstelling over je kind uitspreekt, heb je het meteen ook over de teleurstelling in jezelf. Over de herhaling van het fiasco.»

HUMO Fiasco is een groot en genadeloos woord.

Wieringa «En toch dekt het de lading vrij precies, maar ik heb nooit ervaren dat ik een fiasco was. Ik heb altijd gedacht: ‘Jullie vergissen je.’ En dat was niet de overschatting van de narcist, maar een stellige overtuiging. Ik moest alleen nog laten zien dat ze zich vergisten. Maar goed, het feit dat Paul Krüzen, die door zijn moeder is verlaten, maar half door zijn vader wordt gewaardeerd, maakt hem tot een eenzaat van geboorte. En daar kan hij niets aan veranderen. Laat ik zeggen dat ik weinig verbeelding nodig had om me zo’n eenzaat van geboorte te kunnen voorstellen. Op een bepaald ogenblik kreeg ik erg het land aan autobiografisch schrijven. Na mijn eerste twee boeken zag ik in dat mijn autobiografie en mijn persoonlijkheid te smal waren om een oeuvre te kunnen dragen. Daarna heb ik alles op de verbeelding gezet, want ik zag in dat ik het dáárvan moest hebben. Maar met ‘De heilige Rita’ ben ik teruggekeerd naar zand en klei, en de hoogtes en laagtes in het veenlandschap waar ik vandaan kom.»


Ouder over datum

HUMO Over je hoofdpersonage Paul Krüzen schrijf je: ‘Zo was het gegaan: eens had zijn vader voor hem gezorgd, nu zorgde hij voor zijn vader. Hij was mettertijd niet alleen zijn eerste bediende geworden, maar ook verpleger, kok en voorproever. Soms, in zijn dagdromen, wierp hij zand op zijn kist en was hij gelukkig.’

Wieringa «Het is een geweldig taboe om naar de dood van een ouder te verlangen. Alleen al eraan denken is een soort vloek, alsof je er de dood van die ouder ook door veroorzaakt. Maar ik vind het een volstrekt logische gedachte. Want wat is de ouder op den duur meer dan een verzameling zich herhalende gewoontes, vermenigvuldigd met chronische ziektes? De gewoontes moeten worden verdragen en de ziektes moeten worden verpleegd. Er staat een houdbaarheidsdatum op de verhouding tussen ouders en kinderen.»

HUMO Daar schrijf je het volgende over: ‘Niet voor niets, dacht Paul onderweg naar huis, stond in Genesis dat een zoon zijn vader en moeder moet verlaten en zijn eigen vrouw moet aankleven om samen één vlees te worden. Met het kind dat het ouderlijke huis nooit verlaten had, was iets niet in orde. Nooit konden ouders hun ogen sluiten voor hun mislukking. Afkeer, soms uitmondend in haat, zette zich tussen hen vast.’

Wieringa «Iemand die nooit het ouderlijke huis verlaten heeft, blijft altijd kind. En z’n ouders gaan denken dat hij niet goed verpopt is, dat hij achtergebleven is in zijn ontwikkeling, en dat is altijd weer een verdrietige vaststelling. Bij oude vrijsters in een dorp hoorde toch altijd een gevoel van mislukking?»

undefined

'Lodewijk van Deyssel zei ooit: 'Ik wil een huis waarin je in vier windrichtingen uit het raam kunt pissen.' Ik kom er één tekort, tenzij ik bij de buren in de tuin pis'

HUMO Hoe afgelegen het dorp Mariënveen, waar ‘De heilige Rita’ zich afspeelt, ook mag zijn, ook daar is de samenleving al geglobaliseerd: eerst vestigden Chinezen zich er, en later mensen uit het voormalige Oostblok, en de dorpspriester is een Zuid-Amerikaan. Het komt me voor dat niemand last heeft van Chinezen. In het Oost-Vlaamse dorp waar ik ben opgegroeid, was er begin jaren 80 ineens een Chinees restaurant. Geen dorpeling die daarover zeurde.

Wieringa «Ik herinner mij anders wel dat er in het Chinese restaurant in mijn dorp nogal wat nare opmerkingen over de bar gingen, maar ze vielen dood in het spoelwater, want het Nederlands van Chinezen van de eerste generatie was niet zo best. De Chinezen, die er beetje bij beetje de horeca overnemen, zijn in economisch opzicht totaal geïntegreerd in zo’n dorp. Voor de rest regelen ze alles onderling, en niemand heeft last van hen, ook wel omdat ze nauwelijks aanspraak maken op de voordelen van de verzorgingsstaat. Elk Chinees restaurant dat je ziet, is een afsplitsing van een enorm Chinees getto. Mijn hoofdfiguur Paul Krüzen hecht zich aan hun aanwezigheid in het dorp, maar dan vertrekken ze naar een andere plaats, omdat ze vermoeden dat ze het daar in economisch opzicht beter zullen hebben. Dat brengt Paul Krüzen tot de gedachte: ‘Erger dan de barbaren die kwamen, waren de barbaren die weer vertrokken.’ Dat proces zie je tegenwoordig vaker. In Nederland zouden we door asielzoekers overrompeld worden en hele steden liepen te hoop tegen de komst van die Syriërs en Afrikanen. Maar als een asielzoekerscentrum wordt opgeheven, zie je bijna altijd dat de lokale bevolking protesteert tegen het vertrek van ‘hun’ asielzoekers. Mensen denken uiteindelijk altijd wel dat er iets goeds aan hun dorp is als asielzoekers of andere nieuwelingen er het begin van een nieuw leven in zien.»


Een tweede leg

HUMO Je personage Paul Krüzen wordt 50 in ‘De heilige Rita’. Dat is je in mei van dit jaar ook overkomen. Wat betekent dat kroonjaar voor jou?

Wieringa «Die 50 is vlees noch vis. Er is helemaal niets aan. ’t Is te jong om bij de ouderen te horen en te oud om nog deel uit te maken van de jongeren. Middelbaar. Wat een niksige leeftijd! Ik ervaar er een soort zorgelijke neutraliteit bij, waar ik al met al geen noemenswaardige hinder van heb. Ik heb nog niet eens fysieke klachten.»

HUMO ’t Lijkt me anders wel een leeftijd waarop je al kunt terugkijken en je afvragen waar je intussen bent beland.

Wieringa «Ik heb kinderen, waardoor ik helemaal geen tijd heb om stil te staan of terug te kijken. Ik begrijp heel goed waarom iemand van 67 aan een zogeheten tweede leg begint: dan heeft hij tenminste geen ruimte om terug te kijken. Het lijkt me niet raadzaam om als je 67 bent nog aan kinderen te beginnen – ik denk dat het je ongeluk vergroot – maar ik begrijp wel waarom iemand dat doet, ik begrijp de vluchtreactie.»

HUMO Laten we het even over het schrijven zelf hebben: maakt het deel uit van de genoegens in je leven?

Wieringa (denkt lang na) «Het schrijven zelf wel, maar ertoe komen… Als ik schrijf, ben ik heel gelukkig, ook al omdat ik erg van de daad van het schrijven hou. Maar het wordt pas echt heerlijk als je merkt dat je al schrijvend een loopje neemt met de feiten en daar duidelijk plezier aan beleeft: dat is het moment waarop een schrijver geboren wordt.

»Ik heb gisteren bij het rugbyen een geweldige dreun op m’n harses gekregen. Vanmorgen had ik last van troebel zicht, iets dat me als een migrainehalo voorkwam. Ik dacht even dat ik blind werd, en vroeg me meteen af: ‘Hoe ga ik dan schrijven?’ Verstoken zijn van de fysieke handeling van het schrijven lijkt me de hel. Stephen Hawking schrijft en de blinde cabaretier Vincent Bijlo ook, maar hun schrijven is nog het meest denken – hun gedachten worden op een beeldscherm vertaald. Dat is niet het fysieke schrijven. Mocht dat wegvallen, dan zou ik radeloos zijn.»

undefined

'Ik weet wel dat er schrijvers zijn die zeggen dat je juist met je taboes moet afrekenen, maar ik wil er welbewust níét mee afrekenen'

HUMO Was er ooit een moment waarop je ineens met onwrikbare zekerheid besefte: ‘Ik ben schrijver’?

Wieringa «Neen, maar ik kan me wel veel momenten herinneren waarop ik dacht: ‘Ik ben absoluut geen schrijver.’ Telkens als ik aan iets nieuws begin, weet ik niet meer hoe het moet. Het is alsof er telkens weer acuut geheugenverlies intreedt: ik weet op slag niet meer hoe ik het ooit heb gedaan. Ik ervaar het schrijven als een soort eeuwige jeugd, eeuwige onervarenheid, en dat vind ik verrukkelijk. Daarom is een nieuw boek maken telkens weer een avontuur. Je wéét dat jou geweldige problemen te wachten staan, en dat je er levensterreinen in zult bestrijken waar je nog niks van af weet.

»Ik heb een dagboek bijgehouden over het ontstaansproces van ‘De heilige Rita’. Ik lees er vooral wanhoop in. Ik was in 2013 aan het boek begonnen met een ik-figuur, en dat beperkte perspectief zat me steeds meer dwars. Ik ben zo’n twee en een half jaar wanhopig geweest over die roman – opnieuw beginnen en nóg eens opnieuw – wat mijn algemene stemming zeer beïnvloedde. En als je je daar doorheen geworsteld hebt, en je boek ís er, dan staat de kritiek te wachten, en de woede en het verdriet daarover. Schrijven is eigenlijk voor niemand leuk, besef ik ineens (lacht).»

HUMO Zou je ooit je bekomst kunnen hebben van het schrijven?

Wieringa «Niet van het schrijven, maar ik denk dat ik de roman beu zou kunnen worden.»

HUMO En wat dan?

Wieringa (loopt naar de boekenkast in de woonkamer) «Kijk, deze meter boeken hier zou weleens uitkomst kunnen bieden: A.L. Snijders loopt over in Nescio, die overgaat in Carel Helder, een schrijver die an sich een personage van Nescio is.»

HUMO Schrijvers die verstand hebben van veelzeggende beknoptheid.

Wieringa «Ja, miniaturisten. Dat ik van schrijven hou, betekent nog niet dat ik geen afscheid van de roman zou kunnen nemen. Nog het liefst verhoog ik de voltage van de taal, en dat kan evengoed in een klein bestek.»

HUMO Herman Brusselmans heeft onlangs zijn 75ste roman het licht doen zien. Hij vindt kwantiteit ook een kwaliteit. Kun je je daarin vinden?

Wieringa «Ik heb in 2017 twee boeken uitgebracht, ‘De dood van Murat Idrissi’ en nu ‘De heilige Rita’, maar dat is uitzonderlijk. Ik weet wel zeker dat mijn werk aan kwaliteit zou inboeten mocht ik altijd twee boeken per jaar willen schrijven. Schrijven is ook: het juiste moment afwachten. Soms begin ik te vroeg aan een boek, maar al snel merk ik dat ik nog steeds aan het wachten ben, scheppend aan het wachten. Toen ik aan ‘Joe Speedboot’ werkte, had ik vier hoofdstukken af waarin Joe Speedboot de verteller is. Die waren niet goed, en dat wist ik. Op een ochtend stapte ik uit bed en ik dacht: ‘Mijn verteller moet bewegingloos zijn, en in een rolstoel zitten.’ Dat veranderde alles. Zo’n intuïtie is dan zo helder dat ze een onbetwijfelbare waarheid voor me wordt.»

HUMO Je hebt vast niet te klagen over de verkoop van je boeken, maar een schrijver kan nooit staat maken op zijn inkomen. Went dat?

Wieringa «Het is lastig, maar als er vanaf nu niets meer binnen zou komen, dan red ik het tot mijn 63ste. Daarna is het afgelopen. De boekenmarkt is zeer ongewis en bovendien is hij zowat gehalveerd. De roman is misschien nog geen uitdovend cultuurgoed, maar neemt toch af in belang. Dat is een verlies, want de draagwijdte van een roman is enorm: hij bestrijkt alle vertakkingen van het menselijke bestaan. En hij heeft ook de kracht om de verbeelding van een lezer aan het werk te zetten, waardoor dezelfde roman voor iedereen anders is. Televisieseries als ‘Breaking Bad’ en ‘Homeland’ benaderen qua vertelling wel de draagwijdte van de roman, maar ze dienen je een kant-en-klare voorstelling op, terwijl je die bij het lezen van een roman zelf moet maken, en daar zit nu net het genoegen in. De roman is per definitie een halffabricaat: hij moet worden voltooid in het hoofd van de lezer, hij dwingt tot participatie en is daardoor onvervangbaar.»

HUMO Heb je taboes als schrijver?

Wieringa «Zeker. Ik weet wel dat er schrijvers zijn die zeggen dat je juist met je taboes moet afrekenen, maar ik wil er welbewust níét mee afrekenen. Een roman over de dood van een kind zou ik bijvoorbeeld niet kunnen schrijven. Mijn verbeelding stokt zodra ik mijn kinderen met de dood associeer. Ik kan zulke romans zelfs niet lezen. Ze zijn geschreven door mensen die een kind verloren hebben, maar ik wil me die situatie niet eens verbeelden. Daar komt nog bij dat ik zo bijgelovig als de neten ben.»

undefined

null Beeld

undefined

'Als je de teleurstelling over je kind uitspreekt, heb je het meteen ook over de teleurstelling in jezelf.'

HUMO Wat voor vader denk je dat je bent?

Wieringa «Een zeer betrokken vader, maar ook wel overbezorgd – het tegenovergestelde van mijn eigen ouders, destijds. Toen ik opgroeide in het katholieke grensdorp Geesteren, in de provincie Overijssel, was ik volkomen toezichtloos: ik voelde me aldoor ongezien. Mijn ouders maakten zich geen zorgen over mij, ’t is te zeggen: mijn moeder had geen idee waar ik uithing en mijn vader trok het zich niet aan. Ik was een soort wolfskind toen ik 16 was, en op een bepaald moment groeide die vrijheid me boven het hoofd: ik ging met verkeerde lui om en blowde veel te veel, en toen had ik het geluk dat de moeder van twee van m’n vrienden zich over mij ontfermde en me in haar gezin opnam. ‘Je gaat naar school,’ zei ze, ‘je leest, en je houdt voor de rest je gemak.’ Vanaf toen ging het met een reuzevaart. Ze zei ook wat ik per se moest lezen: Komrij, Rudy Kousbroek, Kundera, John Irving. We leefden daar in Drenthe met veertien katten, twee honden, drie pleegkinderen en haar eigen twee zonen. Van één uitkering. Ik heb geluk gehad, want met mijn vrienden van vóór die tijd is het niet goed afgelopen: de ene is dood, de andere psychotisch en de derde heeft het wel gered, maar leeft niettemin in tamelijk kommervolle omstandigheden.»

HUMO Wat vonden je ouders ervan toen je bij die vrouw en haar naasten introk?

null Beeld

Wieringa «Ik zei: ‘Ik ben weg, want hier wordt het toch niets.’ Dat was kennelijk voldoende. Ik ben er zeker van dat veel kinderen intuïtief weten waar ze moeten wezen als het erom spant.»

Tommy Wieringa, ‘De heilige Rita’, De Bezige Bij

Reageren op een artikel, uw mening ventileren of een verhelderend inzicht delen met de wereld

Ga naar Open Venster

Op alle artikelen, foto's en video's op humo.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar redactie@humo.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234