De keerzijde van het Australische rugzaksprookje
Backpackers in Australië die werken om hun vakantie te betalen, zijn voor hun visum vaak afhankelijk van boeren. Maar dat werkt misbruik in de hand. Jonge rugzaktoeristen worden uitgebuit, zijn overwerkt en worden lastiggevallen. ‘Het is niets minder dan moderne slavernij.’
Met de stopzetting van de zoektocht naar de vermiste Brusselaar Théo Hayez lijkt een derde dramatische afloop in de maak voor een Belgische backpacker in Australië. In 2017 stierf Olivier Caramin uit Brasschaat aan de gevolgen van een hitteslag terwijl hij aan het werk was op een boerderij in Ayr, een plaatsje aan de Australische oostkust. Datzelfde jaar kon Davine Arckens uit Heule ontsnappen uit een varkensstal nabij Adelaide. De boer bij wie ze aan de slag zou gaan, had haar vastgebonden en naakt opgesloten.
De achttienjarige Théo Hayez verdween op 31 mei na een avondje stappen in Byron Bay, een hippiestadje aan de oostkust waar veel backpackers vinden waarvoor ze naar Australië zijn gekomen: sea, sun, surf and party. Pas drie dagen na zijn verdwijning sloeg het Wake Up!-hostel waar Théo verbleef alarm. Zijn paspoort en persoonlijke spullen lagen nog op zijn kamer, zijn telefoon werd niet teruggevonden.
De politie zette onmiddellijk de grote middelen in en kamde bossen, stranden en moerassen uit. Duikers, klimmers en drones probeerden een spoor van hem terug te vinden, zelfs de lokale bevolking hielp mee zoeken, maar zonder resultaat. De delegatie van de Cel Vermiste Personen die vorige week naar Byron Bay afreisde om de politie bij te staan in de zoektocht, moest onverrichter zake terugkeren.
Uitbuiting en misbruik
Théo, door zijn vrienden omschreven als een verantwoordelijke jongen, was al een half jaar aan het rondtrekken in Australië. En hoewel zijn verdwijning niets te maken heeft met wat Olivier Caramin en Davine Arckens overkwam, doorprikt ze wel de idylle die veel backpackers koesteren van Australië.
“Jonge reizigers worden aangetrokken door de natuur, de vrijheid, het surfen, de feestjes”, zegt Veerle Van Praag, de moeder van Olivier Caramin. “Maar wat ze niet beseffen, is dat rond hen een industrie is gebouwd die is gebaseerd op uitbuiting en misbruik.”
Tussen maart 2018 en maart 2019 trokken 610.000 backpackers naar Down Under, blijkt uit cijfers van de Australische overheid. Ze waren goed voor ruwweg 40 miljoen overnachtingen en gaven zo’n 4,1 miljard Australische dollar uit.
Stevige cijfers, maar volgens Tourism Research Australia is er een dalende trend: het aantal rugzaktoeristen verminderde met 11 procent tegenover het jaar voordien, wat te wijten is aan de lagere bezoekcijfers uit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, twee traditionele sterkhouders.
Zowat een derde van de backpackers komt met een werkvisum naar Australië, het zogenaamde working holiday visum 417. De reden daarvoor is duidelijk: reizen in Australië is niet goedkoop, en ook het vliegticket neemt een stevige hap uit het budget.
Om je ticket te laten renderen, is een langer verblijf aangewezen. Om dat financieel rond te krijgen, gaan veel backpackers tussen het reizen door aan de slag op een boerderij, in de horeca of als au pair.
Farm work
Tussen juli en december 2018 kende Australië 99.117 werkvisa toe aan backpackers, waarvan 1.487 aan Belgen. Zowat 20.000 visa waren bedoeld om een tweede jaar in het land te mogen blijven. Die groep heeft 88 dagen op een boerderij gewerkt.
Backpackers kunnen een tweede jaar in Australië reizen en werken, op voorwaarde dat ze drie maanden, of 88 werkdagen, specifiek werk hebben gedaan in de landbouw, de mijnbouw of de bouwsector. Meer dan 90 procent van de tweede werkvisa wordt uitgereikt na farm work. Sinds 1 juli is het zelfs mogelijk een derde jaar aan te vragen, maar dan moet je in je tweede jaar minstens zes maanden hebben gewerkt.
Klinkt mooi, maar veel backpackers hebben geen idee waarin ze zich storten, waarschuwt Veerle Van Praag. “Jongeren komen terecht in zware jobs, niet zelden in de outback, waar ze het vuile werk moeten opknappen waarvoor de boeren geen personeel vinden. Begrijpelijk dat de Australische overheid de voorwaarden voor werkvisa versoepelt: de hele groente- en fruitindustrie van het land draait voor een groot stuk op backpackers.”
Voor Australië is dat een win-winsituatie: jobs geraken ingevuld, en het verdiende geld, waarop ze overigens worden belast, geven de backpackers vaak weer volledig uit in het land.
Dat was ook het plan van Olivier Caramin (27). Na een fietsreis van Antwerpen naar Sjanghai met zijn broer en twee vrienden reisde hij door naar Australië. Om wat geld te verdienen, ging hij aan de slag op een boerderij aan de oostkust, waar hij watermeloenen moest inpakken en op een oplegger laden.
Gruwelverhalen
Het werk gebeurde onder een loden hitte, in de volle zon en met amper water voorhanden. Na zeven uur gaf Olivier aan dat het genoeg was geweest, maar de baas wilde meer. Plots zag iemand dat het niet goed ging met Olivier. Hij begon te zwalpen en zakte in elkaar.
“En dan is het niet zoals hier, waar de MUG snel ter plaatse komt”, zegt Van Praag. “De opzichter die Olivier eerst had afgeblaft, heeft hem nog in een tractor met airco gezet om af te koelen. Daarna is hij naar een lokaal ziekenhuis gebracht, vanwaar hij naar een ander ziekenhuis is getransporteerd met een helikopter.”
Het mocht niet baten: de temperatuur van Oliviers lichaam was zo hoog opgelopen dat zijn organen één voor één uitvielen.
Nog geen jaar later greep Fair Work Ombudsman (FWO), de Australische overheidsorganisatie die dient als aanspreekpunt voor advies op werkplekken, de dood van Olivier aan om de resultaten van zijn onderzoek over wantoestanden op boerderijen, dat drie jaar liep, kracht bij te zetten. Het rapport, de Harvest Trail Inquiry, is een aaneenschakeling van horrorverhalen van backpackers die tijdens hun 88 dagen worden uitgebuit, misbruikt en afgebeuld, alleen maar om een tweede jaar in Australië te kunnen blijven.
Aanranding, seksueel misbruik, lange uren in de verzengende hitte voor een schamel loon: voor veel backpackers komt hun werk neer op niets minder dan moderne slavernij, stelde FWO vast.
“We hebben verhalen gehoord van mensen die vastzaten bij hun werkgever, die ermee dreigde hun visumverlenging niet te tekenen als ze het seizoen niet zouden uitdoen bij hem”, zei onderdirecteur Jennifer Crook bij de voorstelling van het rapport. “We spraken met backpackers die naar afgelegen gebieden waren gelokt door onbetrouwbare werkgevers die hen slecht behandelden, pestten en seksueel lastigvielen.”
Vuile garages
Backpackers delen hun verhalen ook in Facebook-groepen om anderen te waarschuwen voor bepaalde werkgevers. “Scams, zo worden onbetrouwbare jobvoorstellen genoemd”, zegt RITCS-student Cas Peeters, die twee jaar geleden een half jaar met de rugzak door Nieuw-Zeeland en Australië trok.
Zelf werkte Cas maar drie weken in de land- en tuinbouw, ruim voldoende om een beeld te krijgen van wat hem te wachten zou staan als hij langer was gebleven.
“Meestal werd je voor een maand ingehuurd. Sommige advertenties beloofden kost en inwoning, andere zelfs een auto. Maar mensen kwamen terecht in vuile garages zonder warm water en een bed zonder matras, om van internet nog maar te zwijgen. Ik heb fruit geplukt en in een wijngaard gewerkt. In die periode verbleef ik in een hostel dat je hielp werk te vinden en waar enkel backpackers logeerden die aan het werk waren, dus dat was nog oké. Maar bij velen was het substandaard.”
Cas’ job in de fruitpluk liep voortijdig af omdat hij laat in het seizoen aan het werk was gegaan. In de wijngaard kreeg hij pauze om te eten en een plek om uit te blazen in de schaduw. Hij had een contract en kreeg het minimumloon: 15,38 dollar per uur. Alles leek in orde, maar na een tijdje werd Cas op staande voet ontslagen. “Zogezegd omdat ik traag werkte. Maar degene die na mij kwam, deed het werk even snel als ik. Je had gewoon niets te zeggen. De mentaliteit was er één van: ‘Er zijn nog backpackers na jou. Als jij het niet bent, dan iemand anders.’”