De schoolslag van het leven: Olympisch zwemkampioen Frédérik Deburghgraeve
Het was in de tijd dat België nog af en toe olympisch goud behaalde. Na jaren van mensonwaardig harde training kwam hij glorierijk boven water: Frédérik Deburghgraeve zwom tijdens de reeksen van de Olympische Spelen van Atlanta (1996) een wereldrecord op de 100 meter schoolslag en won uiteindelijk de finale. Tegenwoordig heeft het Belgisch Olympisch Comité 50.000 euro over voor goud; Fred diende het te stellen met de helft. Vóór belastingen, welteverstaan. Was hij in de VS of in Australië geboren, Deburghgraeve zou multimiljonair zijn geworden.
'Als ik in supervorm was, zwom ik zo hard dat ik de verzuring van mijn lichaam in mijn mond kon proeven'
In 1998, tijdens de wereldkampioenschappen lange baan in Perth, won hij nog de titel. Maar twee jaar later, op 12 mei 2000, was het op: de man met de kale knikker slaagde er niet meer in zich te plaatsen voor de Spelen van Sydney en trok zich, amper 27 jaar oud, uit de competitie terug. Hij verdween van het internationale toneel, ging schoenen verkopen voor Ambiorix en kwam zienderogen bij. Maar de échte reden was dat gouden Fred de dagelijkse marteltraining niet meer wilde of kon opbrengen. Zijn moeder wist het wel: ‘Mijn zoon is een binnenvetter, een zwijger, een opkropper. Hij heeft zoveel afgezien. En voor wat?’ U voelt het al: de levenslessen loeren om de hoek.
HUMO Deburghgraeve: een intrigerende naam. Ben je van adel misschien?
Fred Deburghgraeve «Neen’k (lacht). Mijn pa heeft de stamboom eens nagetrokken: hij raakte tot in de jaren 1400. De naam komt niet vaak voor, en meestal met een andere schrijfwijze: er zijn weinig namen met vijf medeklinkers na elkaar.
»Ik ben een volbloed Roeselarenaar: mijn ouders en schoonouders wonen er, en ik heb hier altijd gewoond, op mijn tijd in Poelkapelle na. Mijn vader – hij leeft nog – is van opleiding elektricien maar werd uiteindelijk redder in het stedelijk zwembad hier in Roeselare. Ik ben de oudste van vier: twee broers en een zus. Voor de oudste zijn ouders doorgaans het strengst. Maar ik had die strengheid nodig, ook later, als competitiezwemmer: als het alleen van mij had afgehangen, zou ik twee van de drie ochtendtrainingen hebben laten vallen (lacht). Mijn vader diende mij vaak naar het zwembad te sleuren. Hij had karakter voor twee: of het nu goed of slecht weer was, koud of warm, om 5 uur ’s ochtends moest ik het water in.»
undefined
HUMO Zat de sport in de familie?
Deburghgraeve «Absoluut. Mijn vader heeft lange tijd aan judo gedaan, tot en met de bruine gordel. Hij liep triatlons, heeft gebokst, speelde waterpolo. Later volgde hij een opleiding als redder-aan-zee, en zo kwam hij in het stedelijk zwembad terecht. Ik heb dat diploma trouwens ook gehaald. Veel mensen kennen de gevaren van het zwemmen in zee niet: je waagt je wat te ver, kunt door de stroming niet meer terug, krijgt een slok water binnen, raakt onderkoeld, en dan is het snel afgelopen. Vogel voor de kat.»
HUMO Heb je een aardje naar je vaartje?
Deburghgraeve (knikt) «Onlangs heb ik het nummer ‘Papa’ van Stef Bos aan m’n vader opgedragen: ‘Ik lijk steeds meer op jou.’ Voor mijn vader is het alles of niks. Als hij sport, sport hij totterdood: hij heeft enkele marathons uitgelopen. Als hij eet, eet hij dóór. Drinken: idem (lacht). En dat heb ik ook: geen remmen. Het zit echt in de familie: één van m’n broers heeft vorig jaar nog aan de Iron Man van Frankfurt deelgenomen. Mijn andere broer doet ieder jaar een paar halve triatlons.»
HUMO Die geweldige borstkast van jou, is dat typisch Deburghgraeve? Of uitsluitend het resultaat van jarenlang trainen?
Deburghgraeve (wrijft over zijn buikje) «Het scherpe is er wel een beetje af. Ik haal tegenwoordig drie cijfers op de weegschaal (lacht). Kijk: als je je genen niet meehebt, word je nooit olympisch kampioen, in geen enkele discipline. Als het niet in je bloed zit, mag je trainen wat je wilt: je zult nooit een echte grote worden.»
HUMO Was je lichaam voorbestemd om te zwemmen?
Deburghgraeve «Als ik op het water ga liggen, blijf ik drijven. De meeste mensen zinken dan als een baksteen. Als topsporter had ik een longinhoud van 9 liter, terwijl een gewone mens 3,5 tot 4 liter heeft. Mijn schouderbreedte wordt door minder dan 5% van de bevolking gehaald. Andere cijfers vallen dan weer tegen: ik ben ‘maar’ 1 meter 80 groot, wat voor een topzwemmer aan de kleine kant is. Grote voeten heb ik ook niet: amper een maat 42. Als ik was gaan tennissen of voetballen, zou ik zeker mooi voor de dag zijn gekomen, maar een topprestatie zou er nooit hebben ingezeten.»
HUMO Zwemmen is een harde en, dacht ik toch, dodelijk saaie sport: altijd die baantjes trekken, uren aan een stuk.
Deburghgraeve «Als kind bleek ik aan inspanningsastma te lijden: drie jaar lang kreeg ik er spuitjes voor. De arts zei: zwemmen zou goed zijn voor de ontwikkeling van de longen van die kleine. Dus nam mijn vader mij op mijn 6de mee naar het bad. En daar heeft hij mij meteen góéd leren zwemmen: hij was niet alleen redder maar ook trainer van de plaatselijke zwemclub.»
HUMO De meeste mensen zwemmen verkeerd: de techniek van de schoolslag, jouw specialiteit, luistert zeer nauw.
Deburghgraeve «Een 18-jarige die altijd verkeerd heeft gezwommen, kun je de juiste techniek nauwelijks nog aanleren. Dan is het kalf verdronken. Eigenlijk leer je jezelf niet zwemmen: je leert jezelf ‘overleven in het water’ – kleine nuance (lacht). Ik noem dat ‘zwemmen zoals de Indianen’. Echt goed wedstrijdzwemmen is gebaseerd op automatismen die je pas na jarenlange training verwerft. Het kan altijd beter, volmaakter, perfecter, gestroomlijnder. Tijdens een race mag je niet nadenken over de techniek: denken is tijdverlies. Het moet vanzelf gaan.»
undefined
undefined
'Trainer Ronald Gaastra zei: 'Er zitten enkele goede zwemmers bij. Maar die ene toerist moet eruit.' Die toerist was ik'
Toerist
HUMO Over de zwemtrainingen van een olympisch kampioen doen gruwelijke verhalen de ronde: ‘Altijd dat blauw van het zwembad. Die chloor. Het water dat in je tenen en je vingers snijdt, acht uur per dag, telkens opnieuw.’
Deburghgraeve «Ik was een laatbloeier. Tot mijn 16de trainde ik relatief weinig: drie, vier keer per week, één uur. Op zondag was er dan competitie, in clubverband. Mijn tijden waren behoorlijk en ik mocht mee met de Vlaamse ploeg naar een achtlandentoernooi in Espoo, in Finland. Tijdens de voorbereidingen leerde ik de grote Ronald Gaastra kennen, de Nederlandse trainer van de Vlaamse ploeg. Hij zag ons Vlamingen bezig en zei: ‘Er zitten enkele goede zwemmers bij. Maar die ene toerist moet eruit.’ Die toerist was ik (lacht).
»Na die pijnlijke opmerking heb ik mij vier dagen lang bekaf getraind. En in Espoo won ik mijn race. Ja, het was de toerist die gewonnen had, in een uitstekende tijd nog wel. Eén week later stond Gaastra in Roeselare, bij mijn vader: of hij mij mocht trainen? Dat kon, en vanaf toen hebben Gaastra en mijn vader mij samen begeleid.»
HUMO Je ging de training opdrijven?
Deburghgraeve (knikt) «In 1991 haalde ik het minimum voor de Olympische Spelen in Barcelona. Ik zette alles op die Spelen, deed mijn laatste jaar humaniora als vrije student. Toen trainde ik al zes uur per dag: vier uur zwemmen en twee uur krachttraining. Dat heb ik langzaam opgedreven. Maar tijdens de Spelen glijd ik bij de start van mijn blok: race over. Dat is de wreedheid van de Spelen: vier jaar hard trainen, en dan moet je het in die éne minuut doen. Ik weet het: geluk dwing je af. Maar een tweede kans krijg je niet. Heb je griep, voel je je onpasselijk, heb je toevallig een offday, tja, dan kun je het schudden hè. Je staat daar op het belangrijkste moment van je jonge leven. Eén foutje en klaar, fini, gedaan. Iedereen lachte mij uit.»
HUMO Kom op, Fred. Níémand lachte je uit. Je oogstte alom bewondering. Je was de beste schoolslag-zwemmer van de vorige eeuw.
Deburghgraeve «Na het debacle in Barcelona was ik zo ontgoocheld dat ik negen maanden geen zwembad meer kon zíén. Ik stopte mezelf weg, had er geen zin meer in. Alain Van den Berghe van de zwemclub van Bastogne heeft mij weer op het rechte pad gehesen. Hij kwam helemaal naar hier: ‘Zou je niet opnieuw beginnen, Fred? Je kunt bij ons een clubwedstrijd komen zwemmen, met misschien een recordpoging als finale? Wij betalen een week logies en je eten, voor jou en je familie.’ Oké, ik dus naar Bastogne, train er mooi, en zwem tijdens de wedstrijd het Belgisch record 100 meter schoolslag. Ronald Gaastra pikte daarop in: ‘Blijven trainen, Fredje. Amuseer je, en denk niet aan prestaties.’
»Het BOIC nam mij op in de afdeling voor professionele atleten: ik kreeg een loon als een bediende, zo’n 1.300 euro per maand. Prachtig! Ik hoefde niet meer te gaan werken. Dat was een openbaring. Toen zeiden Gaastra en ik: ‘Wij gaan nog harder werken, nog meer trainen dan de wereldtop.’ Dat werd dan zes uur zwemmen per dag: ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds, telkens twee uur. Met de krachttraining erbij werd dat snel acht uur per dag.»
HUMO En?
Deburghgraeve «Onmiddellijk resultaat, natuurlijk. In 1995 werd ik in Wenen Europees kampioen op de 100 meter, met een derde plaats op de 200 meter. Ik strandde op 17 honderdste van het wereldrecord! Alain Van den Berghe kwam mij opnieuw opzoeken: ‘Dit is hét moment om het groots aan te pakken, Fred.’ En hij organiseerde meteen een wereldrecordpoging in Bastogne, inclusief spektakel, waterballet en defilé. Op 17 februari 1995 heb ik daar het wereldrecord gebroken.»
undefined
undefined
'Fredje 'Raketje' met zijn moeder, trainer Gaastra en zijn vader.'
HUMO Zo werd je dé favoriet voor Atlanta.
Deburghgraeve «En toen zei Gaastra: ‘Weet je wat? Wij gaan het proberen met acht uur zwemmen per dag.’ Een Nederlandse vriend, Benno Kuipers, bronzen medaille op het EK 200 meter, wilde ‘eens meetrainen’. Hij kwam voor één week, maar is na drie dagen afgedropen: ‘Fredje, jij bent hartstikke gek.’ Pas op, dat waren weken van 140 kilometer zwemmen. Na enige tijd stelde ik zelf vast: dit is erover. In plaats van toe te nemen, nam mijn conditie af. Niet alleen fysiek, ook mentaal. Vier uur bleek te weinig, acht uur te veel. Zo zijn we terug naar zes uur gegaan.»
HUMO Zes tot acht uur in het water, iedere dag, hoe voelt dat?
Deburghgraeve «Met vakantie gaan is leuker, natuurlijk (lacht). Tja, wat doet dat met een mens? Je haar droogt uit en wordt dof. Je wordt gemarineerd in chloor: ik begon ernaar te ruiken. Bij sommigen veroorzaakt het een allergische reactie, maar daar had ik gelukkig geen last van. En mentaal? ’t Is zwaar, hè. Je wordt geen olympisch kampioen in Atlanta, nee, je wordt dat in je eigen zwembad.»
HUMO Wat speelde er ondertussen in je hoofd? Waar haalde je de wil om al die opofferingen en inspanning te blijven opbrengen? Het geld kon geen motivatie zijn: in Europa wordt niemand rijk van het zwemmen.
Deburghgraeve «Ik heb er wel wat aan verdiend: hier en daar een premie; bij mijn wereldrecord in Bastonge heb ik zelfs een auto cadeau gekregen. Maar als ik dat vergelijk met wat topvoetballers verdienen: zo’n Kevin De Bruyne die voor 76 miljoen euro wordt verkocht… Nee, ik deed het for the love of the game. De drang om te winnen. Het competitiebeest in mij. Ik wilde altijd de beste zijn, in alles wat ik deed. Het zit niet alleen in je genen, het zit ook tussen je oren. Competitie is plezant: je meten met de anderen. En vervolgens winnen, natuurlijk. Eerzucht, ja. Records zijn er om gebroken te worden. De snelste zijn, dat geeft een ongelooflijk gevoel. De wetenschap dat niemand de 100 meter ooit sneller heeft gezwommen.»
Sporthart
HUMO In 1996, op de Olympische Spelen in Atlanta, brak je het wereldrecord 100m schoolslag en won je in de finale olympisch goud. En toch was je achteraf niet tevreden: het kon beter, sneller.
Deburghgraeve «Mijn finale was slecht, ik wind er geen doekjes om. Akkoord, mijn doel was bereikt: goud. Maar ik had het liever anders gedaan. Er zat meer in, de tijd kon scherper, ik week van m’n lijn af. Het liet een wrange smaak na.»
undefined
'Voor de Spelen in Barcelona trainde ik zes uur per dag. Toen gleed ik van mijn startblok: race over'
HUMO Maar je won!
Deburghgraeve «Soms herbekijk ik Atlanta op video. En telkens voel ik mij er ongemakkelijk bij. Een beeldhouwer kan fier zijn op een fantastisch gelukt beeld, maar die voldoening kreeg ik niet. En ja, hoe kwam dat? De stress? Normaal zwem ik mijn eigen wedstrijd. Maar in die finale waren het de anderen die de race van mij overnamen. Dat had ik niet mogen toestaan.»
HUMO Zou je er, na alles wat je nu weet, nog aan beginnen?
Deburghgraeve «Ja. En ik zou just hetzelfde doen. De 21 jaar dat ik zwom, hebben mij ongelooflijk fijne momenten gegeven. Het was mijn leerschool voor het leven. Weet je: al mijn concurrenten die géén medailles haalden, lagen ook vier of zes uur per dag in dat water. Al die gasten hadden talent, trainden als de beesten, hadden het olympisch minimum gezwommen. Dat waren geen sukkelaars, hè.»
HUMO Indertijd had je de Amerikaan Mark Spitz: zeven gouden medailles in München, in 1972. Die kerel werd met het zwemmen multimiljonair. In dollars.
Deburghgraeve (lacht) «In sporten als zwemmen ben je sowieso al een eenzaat. Er komt weinig publiek op af: je moet het hebben van je ouders, je vriendin, je familie. België is ook niet het ideale land om te zwemmen: het is hier bijna altijd koud. In Australië, daarentegen, bloeit de zwemsport zoals hier het wielrennen. De hele natie gaat erin op, ze leven ’s zomers met z’n allen aan het water. Het zwemmen is er sexy, de kampioenen worden als prinsen vereerd.»
HUMO Vertel eens over Ronald Gaastra, je trainer. Wat bezielde hém om met jou die harde weg te gaan en de hele tijd langs de lijn te staan, chronometer in de hand?
Deburghgraeve «Ronald stuurde mij z’n trainingsschema’s per fax. Twee keer per week kwam hij naar Roeselare, de rest gebeurde tussen mij en mijn vader: pa klokte mij af, zorgde voor feedback, beurde me op en gaf me moed. Ronald tunede mij, werkte aan mijn techniek. Maar mijn vader deed het vuile en monotone werk. Er waren momenten dat ik met hem op de vuist ging. Echt vechten. Wat wil je: je bent moe, je bent het beu, en toch móét je van hem het water in. Het ontplofte weleens, aan beide kanten. Wij hebben allebei een kort lontje. Maar de ochtend na zo’n handgemeen stonden wij weer monter op en er werd niet meer over gepraat. Wij sporten nog vaak samen: op maandag, woensdag en vrijdag gaan we joggen. Pa en ma wonen hier vlakbij, op 500 meter. Toen ik nog zwom, mocht dat niet: lopen is slecht voor een zwemmer. Je moet ervoor zorgen dat je enkels, je heupen, je knieën niet te veel onder druk staan.»
HUMO Eigenlijk is elke topsport slecht voor het lichaam, toch? Heb jij blessures die je voor altijd meedraagt?
Deburghgraeve «Natuurlijk wel. Ik ben drie keer aan mijn pols geopereerd. Mijn knieën en enkels zijn aan beide kanten versleten: spierscheuren. Ik moet voorzichtig joggen om niets te forceren. Op mijn lichaam zit meer sleet dan op het jouwe. Hoe vaak hebben mijn schouders niet rondgedraaid? Vierduizend keer per dag? En dat 20 jaar lang. Een schoudergewricht is daar niet voor gemaakt. Als ik ’s zomers zonder pyjama slaap, word ik wakker met pijnlijke schouders. Maar mijn echte probleem is mijn pols. Een polsgewricht is enorm complex, snap je. Bij schoolslag voer je met enkels en polsen zeer ingewikkelde bewegingen uit. De druk is enorm.»
HUMO Je hebt aan die 20 jaar topsport vast ook lichamelijke voordelen overgehouden?
Deburghgraeve «Mijn longinhoud, natuurlijk: bij de laatste test haalde ik nog altijd 7 liter. Maar mijn hart is te groot, een echt sporthart: na de carrière verslapt de hartspier, wat lekkage van de kleppen kan veroorzaken. Aan de andere kant: gisteren nog heb ik 6 kilometer gelopen in 37 minuten – daar ben ik al dik tevreden mee. Dat hart moet wérken, snap je. Maar als vertegenwoordiger, in mijn auto, of op mijn bureaustoel, doe ik weinig. Als ik nu de trappen oploop, kom ik buiten adem boven aan.»
HUMO Sven Nys wilde na z’n carrière zijn superlichaam blijven behouden en blijft volop sporten. Dat heb jij niet gedaan?
Deburghgraeve «Nee. Daarvoor was ik te moe. Ik had geen zin meer in sport. ’t Was genoeg geweest. Dat bekoop je nadien (zucht): ik kom van 103 kilogram. Terwijl mijn vormgewicht indertijd 75 kilogram was. De dag van mijn gouden medaille in Atlanta woog ik er 73 – ik had amper 6% vet. Ja, ik ben ongeveer 30 kilogram bijgekomen. Eén van mijn hobby’s is lekker eten en een goeie pint drinken (lacht). Ik ben een echte Bourgondiër, net als mijn vrouw.»
HUMO En vroeger?
Deburghgraeve «Als je hard traint, mag je veel eten: als ik ’s ochtends van het zwembad thuiskwam, at ik tien boterkoeken na elkaar. Dat was ook nodig, want nadien volgde de krachttraining. Je stouwt dagelijks vijf-, zes-, zevenduizend kilocalorieën binnen. Maar die verbrand je allemaal. Vette charcuterie at ik niet, wel veel mager vlees, en spaghetti natuurlijk. Zoveel mogelijk koolhydraten, om energie te tanken. Ik trainde het er nadien toch af.»
HUMO Na Atlanta ging het verhaal dat je soms drie, vier hamburgers op rij durfde weg te zetten.
Deburghgraeve «Dat zal wel zo geweest zijn, zeker (lacht). Ooit heb ik er tien gegeten, voor een weddenschap, in de Quick.»
HUMO Ben je niet te abrupt gestopt? Een fout die veel ex-toppers maken.
Deburghgraeve «Zodra ik doorhad dat ik niet meer de beste kon zijn, was het op. Nummer twee of drie worden interesseerde mij niet. En ja, ik was nog erg jong, maar niet iedereen heeft een lange houdbaarheidsdatum.»
undefined
'Mijn vader begeleidde mijn urenlange trainingen: altijd weer het water in. Er waren momenten dat ik met hem op de vuist ging'
HUMO En toch: je lichaam was nog oké. Het zat bij jou vooral in het kopje. Roland Gaastra zei herhaaldelijk: ‘Hij zou het nog kunnen. Maar hij wíl niet meer.’
Deburghgraeve «Tja… Ik was net vader geworden, dat speelde zeker mee. Als vader krijg je een andere kijk op het leven: je stelt andere prioriteiten, je wilt bij je vrouw en je kinderen zijn. Als topsporter ben je een grote egoïst, als vader kan dat niet meer. Ik maakte mijn keuze en klaar. Voor de anderen was het een donderslag bij heldere hemel, maar voor mij was het evident. Er viel ook niet meer zoveel eer te halen: ik hád mijn wereldrecord en mijn gouden medaille al. De rest kon alleen herhaling zijn. Al die stress hoefde niet meer.»
HUMO Beschrijf die stress eens?
Deburghgraeve «Het is: weten dat je nog altijd de beste bent, maar dat het er niet meer uit komt omdat je niet hard genoeg meer traint. Daar ga je aan kapot. Je ziet ook die toekomstige trainingsarbeid voor je liggen, als een onoverkomelijke berg.
»In mijn slaap droomde ik van de competitie. Mijn finale in Atlanta heb ik een dozijn keer gedroomd voor ik er echt aan begon. Het beheerst heel je leven, je bent met niets anders meer bezig.»
Belasting
HUMO Eens terug uit Atlanta diende je belasting te betalen op je premiegeld. En dat was intussen op.
Deburghgraeve «Ik had 1 miljoen frank (25.000 euro, red.) gekregen voor mijn gouden medaille. Daar hield ik iets meer dan de helft van over. Nu ja, iederéén betaalt belastingen. Wat mij wél stoorde was dat premier Jean-Luc Dehaene vooraf had zitten blazen: ‘Wat een wereldprestaties! Die jongens en meisjes hoeven geen belastingen te betalen!’ Maar dat was zonder Yves Leterme gerekend: die stuurde later wél de rekening. Ik had geen topsporterstatuut, de boekhouders van het BOIC kenden de achterpoortjes niet: eigenlijk had ik toen een bvba moeten oprichten. Er was niet veel begeleiding op dat vlak. Uiteindelijk heeft een expert mijn shit opgelost.»
undefined
undefined
'Met vrouw Veerle en zoon Bartel in 2000, het jaar dat Fred stopte met zwemmen: 'Eigenlijk ben ik een familyman.'
HUMO Er werd toen gefluisterd dat je opnieuw bent gaan werken om je schulden af te betalen.
Deburghgraeve «Dat is flauwekul. Ik heb wel mijn spaarcenten moeten aanspreken. Op een bepaald moment diende ik 600.000 frank op te hoesten. Heb ik braaf betaald. Achteraf bleek dat ik bezwaar had kunnen aantekenen, maar toen was het te laat. Pijnlijk, hoor. Maar: gedane zaken nemen geen keer. Als je dat allemaal in je hoofd steekt, kun je beter een koord over de balk gooien en jezelf… (Ferm) Zo’n voetballers of F1-coureurs zijn eigenlijk entertainers geworden, dat zijn geen echte sportmensen meer. Er komen ook oneindig veel meer mensen naar hun exploten kijken dan naar ons, zwemmers.»
HUMO Er was een periode dat de zwemrecords plotseling véél scherper werden gesteld door de introductie van zeer geavanceerd, het lichaam omhullend zwemgoed. Later werd het weer verboden.
Deburghgraeve «Ik heb dat nog meegemaakt, en ik kon er absoluut niet mee overweg. Je moet echt helemaal opnieuw beginnen trainen met die spullen om. Ik haatte het. Voor mij kon een zwembroek niet klein genoeg zijn (hilariteit). Wat ik wel heb gedaan, is gaan proefzwemmen in een reusachtig aquarium, waar mijn stroomlijn op video werd vastgelegd. Alle beetjes helpen, hè (lacht).
»Tactiek kwam in mijn discipline weinig te pas: de 100 meter zwem je van de eerste tot de laatste meters met het gas volledig open. En ik verzeker je: één minuut zwemmen tegen topsnelheid duurt láng. Ik zwom altijd met mijn ogen dicht, voelde intuïtief aan waar mijn concurrenten zwommen en wie aan de leiding lag. Je gaat zo diep mogelijk: als ik in supervorm was, zwom ik zo hard dat ik de verzuring van mijn lichaam in mijn mond kon proeven. Wat ik altijd deed, was bij het inzwemmen vóór een grote wedstrijd onmiddellijk mijn visitekaartje afgeven. Dat de trainers van de concurrenten zeiden: ‘Amai, Deburghgraeve vliegt vandaag. Wie kampioen wil worden zal Fred moeten kloppen.’ Zo deel je de tegenstander een mentale tik uit. In Atlanta werkte dat alleszins (lacht).»
undefined
Doedelzak
HUMO Na de sport ben je noodgedwongen gaan werken, als schoenenverkoper voor Ambiorix.
Deburghgraeve «Ambiorix was voordien al mijn sponsor. De grote baas daar had mij vooraf beloofd: ‘Als je met het zwemmen stopt, Fred, ligt er een contract als vertegenwoordiger voor je klaar.’ En hij hield woord! Ik was een atypische verkoper, koos niet voor de harde maar voor de meer diplomatische aanpak. En of mijn naam extra rendeerde? Misschien bij het eerste contact: je hoeft je niet meer uitgebreid voor te stellen, de mensen kennen je gezicht en je naam. Maar daarna wordt het business as usual. De winkeliers kochten geen nieuwe reeks schoenen voor mijn schone ogen, hè. Indertijd reed ik tienduizend kilometer per maand: van de ene winkel naar de andere. Een eenzaam en moeilijk leven. Zo’n winkelier beseft altijd: ‘Een verkoper is iemand die in mijn kassa wil graaien en mij straks met nog meer stock gaat opzadelen.’ En ik had een groot eergevoel: ik wilde niemand wat opdringen. Na de schoenen kwamen de fitnesstoestellen, maar die firma ging failliet. Nu werk ik in de drukindustrie: wij verkopen alles, van visitekaartjes tot grote reclamefoto’s of bedrukt zeildoek voor vrachtwagens. Ik probeer oplossingen te vinden, mee te denken met de klant. En dat loont: de firma is van vijf naar elf werknemers gegroeid.»
HUMO Ik herinner mij een legendarische Pop Poll-avond waarop Guy Mortier je de medaille voor Sportman van het Jaar mocht omhangen. En jij bedankte met een bijdrage van je heavymetalbandje.
Deburghgraeve (glundert) «Ik was een fan van de Pop Poll. Net zoals ik een fan was van groepen als Metallica, AC/DC, Nirvana en Sepultura: dat was de muziek die ik op mijn discman draaide, de uren vóór een grote competitie.»
HUMO Speel je nog altijd bas?
Deburghgraeve «Nee, nu hou ik het bij doedelzak (hilariteit). Serieus: dat instrument heeft mij altijd geïntrigeerd. En met míjn longinhoud ligt het mij perfect. Het is geen sinecure om die zak constant onder druk te houden. Je blaast je de longen uit je lijf, man.»
undefined
'Jean-Luc Dehaene had beloofd dat de medaillewinnaars geen belastingen zouden moeten betalen, maar Yves Leterme stuurde wél de rekening'
Honger
HUMO Tijd voor de eindconclusie: wat hebben je leven en je carrière je geleerd?
Deburghgraeve «Dat ik nog zoveel moet leren! Iedere dag sta ik voor verrassingen en nieuwe uitdagingen. Ik heb al veel meegemaakt en toch heb ik het gevoel dat ik nog maar aan het begin sta: het leven is één lang leerproces. Als je je frisheid en alertheid verliest, wenkt de aftakeling. Leren tot in het graf, ja. Ik pik graag iets op, kan goed luisteren.
»En verder heb ik geleerd te aanvaarden: dat de sportcarrière voorbij is. En vooral: dat je ooit sterven moet. Daar ben ik wel mee bezig, ja. Gisteren lag ik in mijn bed na te denken. En plotseling schoot het mij door het hoofd: ik heb nu net dezelfde leeftijd als mijn ouders hadden toen ik olympisch kampioen werd. En toch: die gouden medaille voelt als de dag van gisteren. Mijn pa is nu 66 en nog enorm fit. Maar tijdens het joggen zei hij: ‘Als jonge gast liep ik een halve marathon in anderhalf uur. Vandaag haal ik op die tijd met moeite 11 kilometer. Dat is aftakeling, hè.’ Doeme toch! Je wordt niet beter met ouder worden.»
HUMO Als zwemmer had je een toplichaam. Niets zo mooi als het afgetrainde lijf van een competitiezwemmer. Mis je dat niet?
Deburghgraeve «Mooi gebronsd, ook, als je buiten trainde (lacht). De meisjes zagen dat wel zitten. Maar nu? ’t Kan mij niet echt meer schelen. Kijk, eigenlijk ben ik een familyman. Mijn vrouw Veerle, onze hond, onze kinderen, dat is wat telt. Onlangs zat ik samen met Veerle in het bad. Amai, zegt Veerle, je hebt een dikke buik gekregen. Mijn buik stulpte boven het water uit! Iéts minder scherp dan vroeger (lacht). Toen dacht ik: hier wil ik iets aan doen. Ik probeer het nu met een combinatie van gezonde voeding en sport. Geen koolhydraten meer, geen snoep, geen gesuikerde frisdranken. Om af te vallen moet je honger lijden, zo simpel is het. Weet je: stress werk ik weg door te eten. Als ik mij laat gaan, eet ik van ’s morgens tot ’s avonds. En er loopt maar een dunne lijn tussen eten en vreten (lacht). Thuiskomen na een harde werkdag en een Picontje drinken. En nog ééntje. Dan is de fles half, en een halve fles zet je niet terug, dus maak je die leeg. Zo gaat dat. Toen dacht ik: morgen koop ik alleen nog kleine flesjes wijn. Vanmiddag heb ik gegrilde kippenborst gegeten, met gestoomde wortelen, gekruid met chilipoeder. Géén pasta’s, geen aardappelen, geen rijst, geen brood. Ik weet best hoe het moet, hoor. Maar ’t is toch zo lastig…»
HUMO Volhouden, Fredje! En bedankt.