De Tand Des Tijds: 'Cool Hand Luke' (Stuart Rosenberg, 1967)
Humo presenteert: De Tand Des Tijds! In deze nagelnieuwe reeks waagt filmjournalist Erik Stockman zich één keer per week aan een rewatch van een grote klassieker, een geliefde cultfilm of een beroemde blockbuster. Waarbij onze man zich afvraagt: hoe heeft deze film de blikkerende hoektanden des tijds doorstaan? Vandaag: 'Cool Hand Luke' van Stuart Rosenberg. Licht, camera, háp!
1967: in de ‘Ed Sullivan Show’ zingen The Doors ‘Light My Fire’, in de musical ‘Hair’ gaan de acteurs full frontal, de grieten steken massaal hun bh’s in de fik, de anticonceptiepil prijkt op de cover van Time, het uur van de hippies is aangebroken. Maar welke films kwamen er in dat historische jaar zoal uit? Wel, terwijl er in de muziekwereld revolutionaire dingen gebeurden, terwijl in London het allereerste macrobiotische restaurant openging, en terwijl in New York City honderdduizenden mensen een mars hielden tegen de oorlog in Vietnam, bleef Hollywood hoofdzakelijk conventionele films uitbrengen: ‘The Taming of the Shrew’ met Liz Taylor en Richard Burton, ‘The Way West’ met Kirk Douglas, ‘The War Wagon’ met John Wayne, ‘Wait Until Dark’ met Audrey Hepburn, ‘Doctor Dolittle’ met Rex Harrison, ‘Hotel’ met Rod Taylor.
Blijkbaar drongen de marihuanadampen uit het Golden Gate Park in San Francisco niet onmiddellijk door tot de studiokantoren in Hollywood. Begrijpelijk ook: omdat het nu eenmaal meerdere jaren vergt om een film in de steigers te zetten, in te blikken en uit te brengen, zouden de eerste films die de wave van de sixties probeerden te vatten pas enkele jaren ná the summer of love uitkomen: ‘Easy Rider’ in 1969, ‘Zabriskie Point’ in 1970, ‘Two-Lane Blacktop’, ‘Vanishing Point’ en ‘Taking Off’ in 1971, de ecologische sciencefictionfilm ‘Silent Running’ in 1972 en het schitterende ‘Helter Skelter’ pas in 1976 - toen de golf overigens alweer was teruggerold.
Toch verschenen er in ‘67 al enkele visionaire films die de spirit van de tegencultuur in zich droegen. In ‘The Graduate’ kreeg Dustin Hoffman het tegen alle conventies in te pakken voor een oudere vrouw, in ‘The Trip’ (van regisseur Roger Corman, die meestal slechts drie dagen nodig had om een film kant en klaar te krijgen) waagde Peter Fonda zich aan een LSD-trip, het grensverleggende ‘Bonnie and Clyde’ kondigde het tijdperk van het New Hollywood aan. En ook in ‘Cool Hand Luke’ voelde je de frisse wind van de jaren zestig waaien.
Als Luke, een man die vanwege het ‘vernielen van eigendom van de overheid’ in een gevangenis in het diepe zuiden van Amerika wordt gegooid, zette Paul Newman één van zijn mooiste vertolkingen ooit neer. In de lik ontpopt Luke zich algauw tot wat de gevangenisdirecteur ‘a hard case’ noemt: een man die niet graag luistert naar andere mensen (‘Ik heb nog niet veel gehoord dat het waard is om naar te luisteren’), die graag de spot drijft met de autoriteiten en eens luidop moet gniffelen wanneer hem wordt ingepeperd dat hij ‘de regels moet volgen, net als iedereen’. Hij lijkt wel de neef van R.P. McMurphy (Jack Nicholson), de psychiatrische patiënt die in ‘One Flew Over The Cuckoo’s Nest’ de inrichting op stelten komt zetten. Kortom: ziehier een man die weigert om een nummer te dragen; een man die zich niet laat kisten door het systeem; de vleesgeworden spirit van de sixties.
Maar ho! Zien we dit nu wel juist? Of speelt er iets anders? Als Luke daadwerkelijk een rebel is die graag tegen de schenen van de autoriteiten schopt, waarom is zijn misprijzen voor zijn medegevangenen dan even groot als zijn misprijzen voor de gevangenisdirecteur? Of neem nu die legendarische scène waarin Luke in het kader van een weddenschap binnen het uur vijftig gekookte eieren naar binnen smikkelt: geweldig tafereel, daar niet van, maar wat is er nu rebels of heroïsch aan het opvreten van vijftig eieren? Verdorie, wie ís die Luke eigenlijk?
‘What we have here, is a failure to communicate!’ zo luidt het beroemdste zinnetje uit ‘Cool Hand Luke’. En ja: wat we hier hebben, is een man die simpelweg niet in staat is om ook maar één raakpunt te vinden tussen zichzelf en de wereld waarin zijn moeder hem gegooid heeft. Veel meer dan een rebel, is Luke een dieptragische figuur die er gewoonweg niet in slaagt om zijn weg in de wereld te vinden; een man die, zoals hij zelf zegt in die magnifieke en zielsontroerende scène met zijn moeder, ‘geen elleboogruimte’ vindt.
In deze gekke tijd, waarin we via de sociale media altijd en overal verbonden zijn met elkaar, en waarin we allemaal toch zo hard proberen om door zoveel mogelijk mensen geliket te worden, is het misschien moeilijk om er ons altijd rekenschap van te geven, maar er bestaan nu eenmaal mensen die er echt niet bij wíllen of kúnnen horen; mensen die vanwege één of andere schrijffout in hun besturingsprogramma zich hier gewoonweg niet thuis voelen. We hebben het hier over de eenlingen onder ons; de zielen die meer dan wie ook het recht hebben om over zichzelf ‘What the hell am I doing here?/I don’t belong here’ te zingen – en Luke is één van hen. Ziehier een onvergetelijk personage; ziehier een magistrale vertolking; ziehier een meesterwerk.