De Tand Des Tijds: 'Enter The Dragon' (Robert Clouse, 1973)
Humo presenteert: De Tand Des Tijds! In deze reeks waagt filmjournalist Erik Stockman zich één keer per week aan een rewatch van een grote klassieker, een geliefde cultfilm of een beroemde blockbuster. Waarbij onze man zich afvraagt: hoe heeft deze film de blikkerende hoektanden des tijds doorstaan? Vandaag: ‘Enter The Dragon' van Robert Clouse!
Dat pezige lijf: een uit oosters gesteente gesneden diamant van het zuiverste water. Dat voetenwerk: een dans die nooit gaat vervelen. Die kreetjes: uitingen van pure kinetische energie. Die smeulende ogen nadat hij zijn tegenstander heeft platgeslagen: supernova’s waarin men het vuur van zijn wil ziet woeden.
Ook 45 jaar na zijn dood blijft Bruce Lee een fenomeen, en ‘Enter The Dragon’ zijn allerbeste film, zijn machtigste demonstratie. In de uncut edition, die langer, beter en rijkgelaagder is dan de versie die indertijd in de bioscopen verscheen, krijgen we in enkele mooie dialoogscènes tussen Lee en zijn leermeester (een Shaolin-monnik in een indrukwekkende pij, of wat dacht u) wat meer uitleg over de betekenis van martial arts. De vechtkunstenaar, aldus Lee, staat niet gespannen, maar staat klaar.
Hij denkt niet na, maar staat ook niet te dromen. Hij is klaar voor alles wat komt. ‘Wat denk je wanneer je tegenover je tegenstander staat?’ zo horen we zijn leermeester vragen. Het antwoord: ‘Er is geen tegenstander, want het woord ‘ik’ bestaat niet.’ Dacht u nu werkelijk dat The Oracle uit ‘The Matrix’ de énige was die dit soort wijsheden in pacht had? Ha! En dan heeft u de allermooiste wijsheid nog niet gehoord: ‘Wanneer de kans zich voordoet,’ aldus Lee, ‘sla ik niet.’
Waarna hij in een prachtig gebaar zijn gebalde vuist omhoog steekt en er droogjes aan toevoegt: ‘Het slaat uit zichzelf’. Zonder zwanzen: van dit soort martial arts-poëzie worden we bijna stiller dan van de dichtwerken van Terrence Malick. Het punt dat ‘Enter The Dragon’ (een film die door Lee was bedoeld als een introductie voor het Westerse publiek tot de oosterse gevechtskunst) hier maakt, is dat martial arts niet alleen draait rond het uitdelen van djoefen, maar rond wijsheid, zelfkennis en wilskracht.
Die wilskracht komt Lee uiteraard goed van pas wanneer hij in opdracht van één of andere geheime dienst naar een eiland in de buurt van Hongkong vertrekt om deel te nemen aan een driejaarlijks martial arts-toernooi. In werkelijkheid trekt hij naar het eiland om jacht te maken op Han, een van het edele pad afgedwaalde Shaolin-monnik die zijn skills tegenwoordig voor zelfzuchtige doeleinden gebruikt.
Nog voor hij op de boot stapt, beseft Lee dat de primitieve wraakgevoelens die hem drijven – zijn zusje werd door de trawanten van Han tot zelfmoord gedreven – in wezen volledig ingaan tegen de filosofie die hij aanhangt. ‘Vergeef me,’ horen we hem dan ook zeggen bij het graf van zijn zus. Opmerkelijk: pas na een uur treedt Lee voor het eerst op het toernooi in actie. ‘Meneer Lee, bent u klaar?’ zo wordt hem gevraagd, en nooit zullen we genoeg krijgen van dat oneindig coole bevestigende knikje dat hij vervolgens laat zien; alsof hij wil zeggen: ‘Kerel, ik ben klaar gebóren.’
En als dat eerste duel íets aan het licht brengt, dan wel dat Chuck Norris, Jet Li, Donnie Yen, Neo uit ‘The Matrix’ en zelfs onze Jean-Claude Van Damme vergeleken met Lee houten klazen zijn. Het absolute hoogtepunt blijft natuurlijk de actiescène in de catacomben, waar Lee in een heerlijk lang uitgesponnen gevecht afrekent met de manschappen van Han. Wat hij tijdens die lijf-aan-lijf-duels laat zien, is gewoonweg ongelooflijk. Lee hoeft zelfs niet naar zijn vijanden te kijken, hij vóelt ze.
Nog voor zijn tegenstander zich in beweging heeft gezet, is het alsof Lee de moleculen in de lucht al voelt trillen, waardoor hij al op voorhand lijkt te weten hoe hij de slagen moet opvangen. En dan zijn eigen aanvalsstijl! Wat Lee laat zien is géén opeenvolgende reeks van slagen, geen tak-tak-tak-djóef, neen, zijn armen en benen bewegen zich in één vloeiende beweging, in één flitsende move. Float like a butterfly, sting like a Lee.
We hebben zijn kunstje met het rollende gestrekte been thuis zelf eens uitgeprobeerd: onze heup ligt nog steeds uit de kom en onze kinesitherapeut klopt momenteel overuren. Het rare is: ‘Enter The Dragon’ is een vechtfilm, en toch worden we er altijd weer helemaal zen van. ‘Het is als een vinger die naar de maan wijst,’ zo horen we Lee’s leermeester in het begin zeggen. ‘Wie alleen maar de vinger ziet, mist de schoonheid van de maan.’
En zo is het ook met ‘Enter The Dragon’: wie alleen maar de duels ziet, mist de wijsheid, de gratie, en de spirituele inzichten, en zal niet zien dat de talenten van Lee het puur fysieke ver overstegen. Wat denken wij wanneer we naar deze film kijken? Er is geen film. Er is alleen Bruce Lee, voor eeuwig.