De Tand Des Tijds: 'Westworld' (Michael Crichton, 1973)
Humo presenteert: De Tand Des Tijds! In deze reeks waagt filmjournalist Erik Stockman zich één keer per week aan een rewatch van een grote klassieker, een geliefde cultfilm of een beroemde blockbuster. Waarbij onze man zich afvraagt: hoe heeft deze film de blikkerende hoektanden des tijds doorstaan? Vandaag: ‘Westworld’ van Michael Crichton!
Grijp een Colt .45, kies de cowboyhoed die het beste op uw kruin past, en spring op de stoomtrein: op 22 april laat HBO de deuren naar het tweede seizoen van ‘Westworld’ openschuiven! Voor ons een prima gelegenheid om eens te kijken of de originele film uit 1973 de malende bijters des tijds heeft doorstaan.
Voor diegenen onder u die de voorbije jaren in Walibi zijn blijven hangen geven we eerst nog even mee dat de prestigieuze hitserie van Jonathan Nolan en Lisa Joy eigenlijk een spin-off is (al kun je het ook een remake of een reboot noemen) van een langspeelfilm van Michael Crichton, de Amerikaanse schrijver die in 1969 een bestseller had gescoord met ‘The Andromeda Strain’ en in ‘73 zijn regiedebuut maakte met het door hemzelf geconcipieerde ‘Westworld’, een sciencefictionfilm die zich bijna helemaal afspeelt in een themapark dat wordt bevolkt door robots die wetenschappelijk zijn geprogrammeerd om te bewegen, te praten en zelfs te bloeden als mensen. De legende wil dat Crichton – tevens de bedenker van ‘Jurassic Park’ - op het idee kwam toen hij tijdens een bezoekje aan de ‘Pirates of the Caribbean’- attractie in Disneyland onder de indruk kwam van de levensechtheid van de piratenpoppen (of hoe kapitein Jack Sparrow eigenlijk aan de basis lag van ‘Westworld’!).
In de eerste scène polst een vliegende reporter naar de ervaringen van enkele gasten die net uit het themapark (dat eigenlijk uit drie werelden bestaat: Westworld, Roman World en Medieval World) zijn teruggekeerd. ‘Als je als kind cowboy en indiaantje speelde,’ zo vertelt een dolenthousiaste man, ‘Dan riep je ‘Pang!’ en deed je vriendje alsof hij dood was. In Westworld gebeurt hetzelfde, maar dan écht.’ Waarna de kerel er met een nauwelijks verholen trots aan toevoegt: ‘Ik heb er zes doodgeschoten!’ En voilà, daar heb je ‘t. Voor de meeste mensen vormt een bezoekje aan Westworld in wezen een prachtig excuus om de geweldenaar in hen naar boven te halen en om hun meest primitieve lusten en instincten bot te vieren, waarna ze in de échte wereld voldaan hun rol van liefdevolle vader of echtgenoot weer kunnen opnemen. Aldus bieden film en serie in essentie een bijzondere sombere kijk op de menselijke aard.
Nu gaan we hier niet alle verschillen en overeenkomsten tussen film en serie op een rijtje zetten, maar we stippen er niettemin graag eentje aan: dien je in de serie de stoomtrein naar Westworld te nemen, dan reizen de gasten in de film naar hun bestemming in een futuristische hovercraft. Eens Blane (James Brolin) en Martin (Richard Benjamin), de twee hoofdpersonages uit de film, in Westworld zijn gearriveerd, komen ze onmiddellijk onder de indruk van de decors: een oude outlaw mikt een stevige rochel op de grond, er passeert een huifkar die niet zou misstaan in Bokrijk, en op het balkon staan de lichtekooien al te zwaaien terwijl een banjo tekeergaat. En het duurt niet lang vooraleer Martin met één van die lichtekooien in de sponde duikt. In een shot dat ons - sinds we ‘Westworld’ als kind voor de eerste keer op televisie zagen – altijd is bijgebleven, zoomt de camera tijdens het liefdesspel in op de kil glanzende irissen van de lichtekooi terwijl we op de geluidsband een griezelig eletronisch geluidje horen. En ineens valt op dat de manier waarop die lichtekooi met haar hand over Martins blote rug ligt te wrijven echt iets mechanisch heeft; alsof seks met een man voor haar niets meer is dan een saai, verplicht, routineus nummertje. Yep, ook de vrouwelijke robots in ‘Westworld’ gedragen zich levensecht.
Een scène die ons altijd weer doet kirren van plezier is natuurlijk die waarin Blane en Martin aan de toog worden uitgedaagd door The Gunslinger (de oneindig coole Yul Brynner): ‘Waarom leg je me niet het zwijgen op?’ Wat de verschijning van de kaalgeschoren Brynner in ‘Westworld’ extra amusant maakt, is dat hij hier krék hetzelfde zwarte kostuumpje draagt als in ‘The Magnificent Seven’, waarin hij de moreel rechtschapen held speelde. Bekijk het zo: dit is alsof Avenger Chris Evans in zijn Captain America-outfit zou opduiken in een slasherfilm en met zijn
schild van vibranium enkele tieners zou onthoofden.
Absoluut hoogtepunt (toch wat ons betreft) is de scène waarin Blane en Martin door het nu totaal verlaten westernstadje sloffen en bij de saloon worden opgewacht door de losjes tegen een pilaar leunende Gunslinger. Het duo weet op dat moment nog niet dat de wetenschappers in het controlecentrum door een defect de controle over de robots hebben verloren, en dat de kogels van The Gunslinger dodelijk zijn geworden, maar wij weten het dus wél, waardoor de spanning ineens valt te snijden. ‘Draw!’ bijt The Gunslinger hen met een boosaardig glimlachje toe, ‘Trek je revolver!’, en vanaf dat moment mag de actie voluit losbarsten: The Gunslinger die zich ontpopt tot The Terminator! De achtervolging doorheen de drie themaparken! De brandende Brynner!
De slotsom? De film is uitermate entertainend, maar vangt al bij al veel te weinig aan (niets, eigenlijk) met het concept van artificiële intelligentie en de gevaren ervan. De serie daarentegen blijft veel uitgebreider stilstaan bij de rol van het bewustzijn en het geheugen in de robots, maar had naar onze smaak iets van de schwung, de lichtvoetigheid en de pure fun van de film kunnen gebruiken. Een gelijkspel dus? Neen: dat wij in de eindafrekening nét iets meer verkikkerd zijn op de film dan op de serie, ligt eigenlijk aan één enkele factor: Yul Brynner. Het filosofische geëmmer van Anthony Hopkins, de fantastische vertolking van Ed Harris, de fraaie production
designs, de spectaculaire twists in de laatste afleveringen van het eerste seizoen: het weegt allemaal niet op tegen die ene memorabele ‘Draw!’ van de weergaloze Brynner. Het zou ons niet verbazen mocht The Gunslinger ons vannacht tot in onze nachtmerries zou komen achtervolgen: ‘Draw! Draw! Draw! Draw! Draw!’